Hubert van Humbeeck

In gemeentenhuizen overal te lande werden de loketten vorig weekeinde gesloten. De dossiers zijn ingediend, de eerste fase van de operatie-regularisatie is afgelopen. Voor een goeie twintigduizend mensen zonder papieren is het nu bang afwachten of de documenten die ze hebben verzameld de bevoegde instanties kunnen vermurwen. Op de omstreden, spectaculaire grenscontroles na verliep de hele actie overigens vrijwel rimpelloos.

Zo ongeveer tegelijk met het begin van de campagne zorgde een rapport van de Verenigde Naties voor gespreksstof: de organisatie publiceerde cijfers die ons dwingen om het hele fenomeen van de migratie op termijn anders te bekijken. Volgens de VN moet West-Europa over enkele decennia rekening houden met massale import van arbeidskrachten om de bevolking op peil en de machines draaiende te houden. Gezien de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zouden dat ook en vooral geschoolde werknemers moeten zijn. Van centra voor migrantenwerking tot het Vlaams Blok, iedereen heeft ondertussen zijn zeg gehad over het rapport. De cijfers kunnen kennelijk in elk discours worden ingepast.

In De Standaard mengde ook professor Roger Blanpain zich zijdelings in het debat. Hij maakt zich er zorgen over dat België en Vlaanderen bijzonder slecht zijn uitgerust om jongelui met veel ‘grijze stof’ hun kennis hier verder te laten ontwikkelen. Het is, grosso modo, een kwestie van waardering voor creativiteit en innovatie zonder welke de economie morgen haar slagkracht verliest. Het probleem is ook niet nieuw: het Gentse duo Schell en Van Montagu verhuisde jaren geleden al naar het buitenland omdat de Belgische context niet voldoende ontplooiingskansen bood voor hun wereldberoemde laboratorium. Ze waren daarmee niet de eerste bollebozen die hun heil elders zochten, en ook niet de laatste.

Blanpain gaat er eigenlijk vanuit dat we de slag om de brains al verloren hebben, vooral ten opzichte van de Verenigde Staten. Dat land voert al sinds jaar en dag een politiek die het verstandige jonge mensen gemakkelijk maakt om er te studeren, beurzen te krijgen en er eventueel te blijven werken. Blanpain merkt op dat het budget van de universiteiten van de staat Massachusetts groter is dan dat van de totale industriële activiteit.

Er zitten aan de discussie verschillende kanten. Om te beginnen, betekenen de Amerikaanse cijfers niet noodzakelijk dat er daar zoveel aandacht is voor onderwijs in het algemeen. Een aanzienlijk deel van de bevolking heeft part noch deel aan de ontwikkeling die wordt geschetst. De Amerikanen vinden het blijkbaar goedkoper om verstand in te voeren dan om het zelf op te vissen uit het reservoir dat zonder veel omhaal wordt prijsgegeven aan de straat. De brede basiskwaliteit van het onderwijs is de VS nauwelijks een zorg waard – dat is voor de goede orde niet het model dat ons voor ogen moet staan.

Zeurkousen zouden bovendien kunnen wijzen op een andere, vervelende ethische bijkomstigheid. Die braindrain leidt ertoe dat na de materiële nu ook de immateriële grondstoffen zonder schroom uit de derde wereld worden weggeplukt. Sommige mensen worden aan de grens op prikkeldraad en automatische geweren onthaald, anderen worden over een rode loper naar een perfect uitgerust onderzoekscentrum geleid.

Maar het gaat Blanpain natuurlijk daar niet om. Guy Verhofstadt zal zijn tekst aandachtig hebben gelezen: onderwijs en vorming staan vooraan in het paars-groene programma. Het is een zorg van de premier al van sinds de tijd dat hij Burgermanifesten schreef. En het is van wezenlijk belang voor de uitbouw van de actieve welvaartsstaat, die het kabinet zich tot doel heeft gesteld. Als we de vergelijking met de Verenigde Staten nu even laten voor wat ze is, gaat het om het nuttig gebruiken van kennis en ervaring, het afschaffen van de pensioengrens, het aanmoedigen van innovatie door werknemers financieel in hun bedrijf te laten participeren, het uitdiepen van de mogelijkheden die de nieuwe technologieën bieden.

Bijzonder concreet over wat ze op dat vlak wil doen, is de regering nog niet echt geweest. België is ook daar, in webtermen gesproken, onder constructie. Het zal zijn vrees voor het vreemde en het onbekende in ieder geval moeten overwinnen. Technologie stopt niet aan de muren van de universiteit en niet aan de grens. De kennismaatschappij zal ramen en deuren opengooien – of we dat nu willen of niet.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content