Ann Peuteman

Als het aan het sociale middenveld en een aantal uiteenlopende belangengroepen ligt, mag Guy Verhofstadt nog een tijdje premier blijven. Als hij maar weet dat ze hem met argusogen blijven volgen.

Het leek zo’n simpele vraag: welke drie mensen komen voor u in aanmerking om eerste minister van België te worden? Maar van de ongeveer vijftig organisaties, belangengroepen, ondernemers en andere Belangrijke Vlamingen die Knack contacteerde, was minder dan de helft bereid om kleur te bekennen. Omdat kandidaat-premiers tot een politieke partij behoren, omdat niemand weet wie het na 18 mei voor het zeggen zal hebben en omdat je de baas van het land beter te vriend kunt houden.

‘Doe me dat niet aan!’ reageerde een van de ondervraagden. Het meest gebruikte argument luidde: ‘Wij zijn een neutrale organisatie en kunnen dus geen uitspraken doen over politiek.’ Wat meestal neerkwam op: wij hangen van overheidssubsidies af. ‘Ik heb al genoeg zorgen in de sportwereld. Na de verkiezingen wil ik met iederéén kunnen samenwerken’, zei de voorzitter van een succesvolle voetbalclub. Sommigen waren héél creatief in het zoeken van een geschikte smoes – ‘Ik ben een priester!’ – of waagden zich aan melodramatische uithalen zoals ‘Ik ben mijn carrière nog niet beu’. De bange blanke man bestaat, en is vooral bang van… de premier.

Uiteindelijk noemden achttien Belgen uit onder meer de culturele sector, het bedrijfsleven, de academische wereld, belangengroepen en middenveldorganisaties in totaal 49 namen. Liefst de helft van hen schoof huidig premier Guy Verhofstadt (VLD) als kandidaat naar voren. Op de tweede plaats eindigde minister van Sociale Zaken en Pensioenen Frank Vandenbroucke (SP.A) en op een gedeelde derde plaats CD&V-voorzitter Stefaan De Clerck en minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (MR). Dat resultaat wordt bevestigd door degenen die alleen namen wilden noemen op voorwaarde dat die niet zouden worden gepubliceerd.

Deze topdrie verschilt onmiskenbaar van de recentste populariteitspolls. Volgens de peiling van De Standaard en de VRT, die afgelopen weekend werd bekendgemaakt, is SP.A-voorzitter Steve Stevaert de populairste politicus van het land, gevolgd door Guy Verhofstadt, Jean-Luc Dehaene (CD&V), Frank Vandenbroucke en Bert Anciaux (Spirit). Dat niemand een geschikte premier ziet in Anciaux is niet zo’n verrassing, maar het is minstens een beetje vreemd te noemen dat Stevaert alleen Gaia-voorman Michel Vandenbosch kan bekoren. Wellicht is het de ondervraagden opgevallen dat hij, nu hij als voorzitter geen enkel thema meer uit de weg kan gaan, tijdens debatten af en toe een steek laat vallen of moeilijke vragen niet bepaald subtiel met een kwinkslag probeert af te wenden.

EEN DOSIS STAATSMANSCHAP

Wie dagelijks met geld, gezondheid of hogere belangen omgaat, verkiest blijkbaar een ernstige premier die beslagen ten ijs komt boven een populaire Jef. ‘Een premier die vlot communiceert en het allemaal goed kan uitleggen, dat is allemaal goed en wel. Maar wij moeten met die man onderhandelen. En dat doe je niet op tv’, zegt een vertegenwoordiger van het sociale middenveld.

Haast iedereen heeft graag een streepje voor bij de premier, en dat heeft sommige antwoorden ongetwijfeld gekleurd. Toch is het opvallend dat verdedigers van heel uiteenlopende belangen oordelen dat Verhofstadt goed werk heeft geleverd. Of om het met een scheut Vlaamse nuchterheid te zeggen: ‘Omdat hij het nog zo slecht niet heeft gedaan.’ In elk geval is hij volgens de ondervraagden de afgelopen vier jaar in zijn rol gegroeid en straalt hij een goede dosis staatsmanschap uit. ‘Maar kóppig, da joenk, kóppig.’

Dat Frank Vandenbroucke zilver behaalt, zal niemand verbazen. De socialistische lijsttrekker in Brussel-Halle-Vilvoorde is de laatste maanden net niet heilig verklaard. Terecht wordt hij geprezen om zijn ernst, dossierkennis en politieke lef. ‘Als iedereen maar blijft herhalen dat iemand een fantastisch minister is, gaat het hele land dat op den duur nog geloven ook’, zegt een ondervraagde. ‘Gelukkig heeft Frank Vandenbroucke genoeg kwaliteiten om grotendeels aan dat beeld te beantwoorden.’

Bovendien is hij het voorbije jaar gestaag geklommen in de populariteitspolls, al komt hij nog niet in de buurt van zijn partijvoorzitter. Als de Vlaamse socialisten tegen alle hypothesen in toch de premier mogen leveren, is het twijfelachtig of Stevaert die eer aan Vandenbroucke zal laten. Beide Teletubbies kunnen hun meningsverschillen de laatste tijd amper nog binnenskamers houden. Zo heeft Stevaert al meermaals gesuggereerd dat zijn partij het departement Sociale Zaken in een volgende regering best voor Financiën wil ruilen, terwijl Vandenbroucke er geen twijfel over laat bestaan dat hij zijn bevoegdheid wil behouden. Vorige week nog lanceerden socioloog Luc Huyse en zeventien andere ‘intellectuelen’ trouwens een oproep om Vandenbroucke verder te laten werken op Sociale Zaken.

Over de degelijkheid van de nummer drie, Stefaan De Clerck, is er veel minder eensgezindheid. Zijn partijgenoten nemen hem kwalijk dat hij de Kamer voor het burgemeesterschap van Kortrijk heeft ingeruild, en vooral de oudere garde kan zijn – voor een christen-democraat – vooruitstrevende ideeën niet smaken. In de partij wordt ook veel gemord over De Clercks strategie om zo vaak mogelijk te benadrukken dat de coalitiepartners een stembusakkoord hebben afgesloten, in de hoop zo een underdog-bonus binnen te halen. Een handvol oud-ministers staat immers te trappelen om weer aan de macht te komen. Na 18 mei wordt de regering van hun laatste kans gevormd, want over vier jaar zou het voor hen wel eens te laat kunnen zijn.

Ook buiten zijn partij wordt De Clerck niet algemeen gerespecteerd. De coach van de Vlaamse christen-democraten wentelt zich even graag in bescheidenheid als in zijn haast legendarische wolligheid. De ideeën zijn er wel, maar meestal slaagt hij er niet in die duidelijk over te brengen of zwakt hij ze voorzichtigheidshalve af. Het wekt dan ook enige verbazing dat De Clerck in onze rondvraag beter scoort dan zijn partijgenoot Jean-Luc Dehaene, terwijl de oud-premier hem in polls ver achter zich laat. Maar Dehaene is voor sommigen te veel een man van het verleden, en blijkbaar is De Clerck dan het enige alternatief voor wie weer een CD&V’er aan het roer wil. Yves Leterme is een uitstekend parlementslid, maar nog niet klaar voor de Wetstraat 16, en Herman Van Rompuy is – hoezeer hij zich daar ook tegen verzet – al halfvergeten.

Naast De Clerck staat op de derde plaats ook minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel, die in het begin van de regeerperiode nog de ‘echte premier’ werd genoemd. Dat hij de enige Franstalige in het lijstje is, zal Michel tevreden stemmen. Amper een week geleden hield hij de Vlamingen immers nog het ultieme schrikbeeld voor: premier Elio Di Rupo (PS). Zijn redenering: niet de grootste politieke partij, maar de grootste politieke familie zal de premier leveren. De facto worden dat de liberalen of de socialisten, want door de zwakte van het CDH komen de christen-democraten niet in aanmerking. Met andere woorden: een stem voor CD&V in plaats van voor de VLD kan ervoor zorgen dat de socialistische familie het sterkst wordt. Volgens Michels logica ligt het dan voor de hand dat de sterkste partij, de PS, de premier levert.

Zijn oproep aan de Vlamingen om op de VLD te stemmen, is meer dan een cadeau aan Verhofstadt. Hij beseft immers maar al te goed dat zijn Mouvement Réformateur (MR) weinig kans meer heeft om de PS te overtroeven. Alsof het voor Michel nog niet erg genoeg is dat de PS met Ecolo samenwerkt en de MR constant in de rechtse hoek tracht te duwen, probeert Di Rupo nu ook nog eens een communautair bruggenbouwer te worden – zoals begin deze maand onweerlegbaar bleek tijdens het nachtvluchtenincident. En dat is precies de rol die Michel voor zichzelf weggelegd zag. Hoewel hij naar eigen zeggen zijn eigen ambitie om premier te worden opgeborgen houdt zolang Verhofstadt in de Wetstraat 16 zit, hoopt hij immers toch op een scenario waarbij hij als grote verzoener tot het hoogste ambt kan doorstoten.

Hoogstwaarschijnlijk krijgen we na 18 mei – amper een jaar voor de regionale verkiezingen – geen Franstalige eerste minister. Nog kleiner is de kans dat er straks een vrouw aan het hoofd van de regering komt te staan. Nochtans werden in onze rondvraag verschillende heel competente politica’s genoemd, zoals Vera Dua (Agalev) en Annemie Neyts (VLD). Ook voor een premier van allochtone afkomst, zoals Saïd El Khadraoui (SP.A), lijkt de Wetstraat nog niet rijp. We hebben dus geen peilingen of rondvraag nodig om met behoorlijke zekerheid te voorspellen dat de volgende premier van België een Nederlandstalige, blanke man zal zijn. Net de categorie die sowieso al het makkelijkst werk vindt.

Ann Peuteman

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content