Ook externe factoren hebben hun impact op de Europese economie.

De olieprijs is al geruime tijd aan het stijgen. In 1999 nog draaide hij rond de 10 dollar per vat. Geleidelijk aan begon hij toen aan een klim, om op vijf jaar tijd te vervijfvoudigen. Het eerste effect van de prijsstijging kwam er in 2000-2001, toen ook de beurs begon te zakken. Nadien zijn de prijzen tijdelijk wat gedaald en is ook de groei weer aangetrokken. Maar in de tweede jaarhelft van 2003 zijn de olieprijzen weer zachtjesaan beginnen stijgen. De trend heeft zich doorgezet en heeft zich versterkt in de tweede jaarhelft van 2004. Het gevolg was een duidelijk effect op de groei. Volgens heel wat analisten vormt de hoge olieprijs zelfs een van de hoofdoorzaken voor de huidige nulgroei. Algemeen wordt er immers van uitgegaan dat een stijging van 10 dollar per vat gelijkstaat aan een terugval van de Europese economie met 0,3 tot 0,4 procent.

Helaas wordt gevreesd dat de olieprijs niet snel daalt. Peter Vanden Houte, hoofdeconoom bij ING België: ‘We betalen vandaag een risicopremie. Dat is het gevolg van het feit dat er een capaciteitstekort is. Op een totaal van 80 miljoen opgepompte vaten per dag is de extra capaciteit teruggevallen tot 1 miljoen in plaats van 4 tot 5 miljoen extra vaten per dag. En dat maakt de markt nerveus: bij het geringste probleem schieten de olieprijzen omhoog. Meer olie produceren betekent dat er nieuwe olievoorraden moeten worden aangeboord, en dat kan tijd kosten. Zolang we die risicopremie moeten betalen, zullen de prijzen wellicht niet zakken onder de 40 dollar per vat.’

Ook de stijgende vraag naar olie doet de prijs toenemen. Paul De Grauwe, professor economie aan de KU Leuven: ‘Vooral de vraag vanuit Azië, meer bepaald China, creëert een opwaartse druk op de olieprijs. Dat heeft een negatief effect op het bestedingspatroon van de consument die minder aan andere producten kan uitgeven. Toch is dat relatief. De economische groei van China heeft immers ook een gunstig effect op ons consumptiepatroon. China biedt spectaculair goedkoop textiel, en dat kan – los van de druk die het uitoefent op de Europese textielbedrijven – macro-economisch het effect van de hoge olieprijs compenseren. Met andere woorden: omdat mensen goedkopere kledingstukken kunnen kopen, houden ze meer over van hun budget. Dat kan een positief effect hebben op de consumptie.’

Maar de angst voor China zit dieper dan dat. Volgens sommigen zou niet alleen de olieprijs stijgen onder invloed van de sterke economische groei in dat land, ook de prijzen van andere grondstoffen zouden structureel toenemen. Peter Vanden Houte denkt dat we niet veel te vrezen hebben: ‘Tot voor kort heeft China enorm veel geïnvesteerd in bouwwerken, soms 30, 40 tot zelfs 50 procent van zijn uitgaven. Vandaar de grote nood aan grondstoffen. Maar omdat in een aantal industrietakken een overcapaciteit is ontstaan, wil China zijn investeringsgroei nu afremmen. Het land, dat een grote importeur was van staal, is sinds de tweede helft van 2004 een netto-exporteur geworden. De vraag naar industriële grondstoffen vanuit China wordt teruggeschroefd, en dat zal een gunstige weerslag hebben op de prijs.’

I.V.D.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content