Die zwoele keukenfee Nigella heeft gelijk: koken is troostend. Algemene machteloosheid wordt verlicht door een kleine taak die je tot een goed einde brengt. Mijn lichaam kan niet genezen in de plaats van een ander lichaam, maar ik kan wel Joodse penicilline bereiden. Kippensoep. En hopen dat het de patiënt zal aansterken. De patiënten, intussen – want door de stress is nu ook zijn grootste steun en toeverlaat al ziek geworden.

Kippensoep maken is een aangenaam omslachtig proces, dat minstens zes, zeven uur duurt, bij voorkeur wel twaalf. Je moet resultaatgericht werken, geen wonder dat mannen daar volgens psychologie van het derde knoopsgat altijd voor kiezen, het is, zo stel ik vast terwijl ik het touwtje rond de kip lossnijd, het enige wat ergens toe leidt. Vooruit is de weg. (Nadenken over de machteloosheid van de kip heeft ook geen zin. In elk geval is ze goed gevoed, in de loop van haar leven.) Selder, ui, wortelen, laurierbladeren, peperbollen, water. Vier uur laten sudderen, in de buurt van het fornuis blijven, regelmatig afschuimen. ‘ Gray scum,‘ zegt Nigella, ‘haal het grijze schuim weg en houd een warme gouden rijkdom over.’ Ze weet het te verwoorden, die vrouw.

Eerste klant van de ambulance in 2009. Al snel volgde het kwalijke staartje van het alfabet. De Z van Ziekenhuisbesmetting. Een rondje van de zaak. Vorig jaar longontsteking, dit jaar buikgriep. Ideaal voor wie geïmmobiliseerd is door een operatie aan het been. De V van vergeten de handen te wassen na elke verzorging. De S van Samenloop van omstandigheden, de V van Vergeten het dossier van de patiënt te bestuderen, de V van Verbrande slokdarm. En na drie weken moet de pa-tiënt naar huis, ook al heeft hij al die tijd niets gegeten en kan hij niet op zijn benen staan. De operatie is gelukt, al de rest is fout gelopen.

Haal de kip uit de pot, zeef de bouillon, laat hem afkoelen. Haal het vlees van de kip. Wonderbaarlijk mals, geurig en smakelijk. Vind het botje waarbij je een wens mag doen. Snij het kippenvlees, snij wortelen in brunoise, begin dan aan de gehaktballetjes. Frikadellen. En opeens weet ik waarom Nigella gelukkig wordt wanneer ze, manicure of niet, salade mengt en deeg kneedt. Handen zijn niet alleen een zintuig, ze zijn een geheugen. Ik ben opnieuw zes, ik zit naast mijn grootvader, hij kijkt naar de televisie met een witte kom, een bord en een geruite theedoek op schoot, hij verricht zijn enige taak in het huishouden naast het pluimen van fazanten, ’s zaterdagavonds frikadellen rollen voor de soep. Tussen de handpalmen. We rollen ze zo rond mogelijk, schonkige exemplaren kneden we opnieuw. Mijn nichtje en ik snoepen van het gehakt, uit de keuken klinken de waarschuwingen van grootmoeder – we zullen een lintworm krijgen. Lintwormen stellen we ons voor als mooie satijnen linten met kraaloogjes. Disney-lintwormen. We houden een wedstrijd, het kleinst mogelijke frikadelle-tje maken. Ik herinner het me niet: ik ben, wij zijn daar weer.

Kook de gehaktballetjes. Schep het vet van de bouillon, geduldwerk. Voeg alle ingrediënten samen en laat even doorkoken. Vervoer de soep. Warm ze op voor de patiënten.

Er komt nog bezoek, en hoe bewonder ik vrouwen die dit soort actie, dit soort recepten vlot uit hun mouw schudden: ‘Ik zal straks nog snel even naar de poelier rijden, een koppel bosduiven kopen en daar een bouillon van trekken.’

Leen Huet (42) woont in Leuven en leeft enigszins tot haar eigen verbazing van lezen en schrijven.

door Leen Huet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content