Het wordt steeds moeilijker om als goede huisvader je spaarcenten te beheren zodat je geen geld verliest. Ondertussen talmt de minister van Financiën om het plafond van 4 procent basisrente op een spaarboekje op te trekken.

De Belgen zijn redelijk goede spaarders: we sparen bijna 14 procent van ons beschikbare inkomen. De vraag is: wat doen we het best met dat geld? Die vraag wint aan belang nu het Planbureau onlangs zijn inflatieraming voor dit jaar verhoogde tot 4,3 procent. We moeten dus al meer dan 4,3 procent rente of winst boeken op ons spaargeld om geen koopkrachtverlies te lijden. Dat is vandaag vrijwel onmogelijk.

Als je vroeger wat spaargeld had, probeerde je bank je een of ander aandelenfonds te verlappen, of je belegde je geld zelf in aandelen en dat leverde meestal wat winst op. Maar vandaag is het hoogst onzeker welke richting de beurzen zullen uitgaan. De ene dag zegt de hoofdstratege van Goldman Sachs in de zakenkrant De Tijd dat ‘de beurs te laag geprijsd is’, en ‘wanneer beleggers bang zijn, is het moment rijp om in te stappen’. Twee dagen later voorspelt de kredietstrateeg van The Royal Bank of Scotland in dezelfde krant de ergste crash op deaandelenmarkt in honderd jaar.

De strateeg van Bank of Scotland is er rotsvast van overtuigd: ‘Alleen cash is momenteel een veilig toevluchtsoord.’ Goed, maar wat doe je dan met je cash? Toch niet onder je matras stoppen? Maar waarom staat er dan nog zoveel geld op de spaarrekeningen bij grootbanken, want met de 1,50 of 1,75 procent rente die ze daar bieden, kun je je spaarcenten evengoed in een kous steken. Met de oplopende inflatie is sparen bij een grootbank meer dan ooit financiëlezelfverminking.

De prijsbrekers, zoals internetbanken, bieden 4 procent op hun spaarrekening. Ze willen en kunnen vandaag meer geven, maar mogen dat niet volgens een Koninklijk Besluit uit 1992: de maximale basisrente is 4 procent. Gevolg is dat de banken beginnen te goochelen met aangroei- en getrouwheidspremies. Die zijn aan voorwaarden verbonden, zijn niet wat ze lijken, en zorgen voor ondoorzichtige tarieven. Dat is ook de reden waarom de verbruikersorganisatie Test-Aankoop vraagt om het plafond van 4 procent basisrente op te trekken.

De minister van Financiën, Didier Reynders (MR), is daarbij niet gehaast en gaat nu eerst iedereen raadplegen. Een timing is niet vooropgesteld. Tegen de tijd dat Reynders ooit beslist heeft om eventueel die 4 procent op te trekken (of het maximumplafond zelfs te schrappen), leven we misschien in een ander tijdperk. Politiek: leeft Leterme I nog of zitten we met een regimecrisis? Economisch: leeft de beurs nog of heeft hij de ergste crash in honderd jaar gekend?

Reynders sust door te zeggen dat de banken vandaag een hogere rente kunnen aanbieden via andere producten, zoals een termijnrekening of kasbon. Op een termijnrekening of kasbon met een looptijd van één jaar moet je 5 procent rente kunnen krijgen. Maar: je moet daar wel 15 procent roerende voorheffing op betalen, terwijl op een spaarrekening de rente-inkomsten tot 1660 euro vrijgesteld zijn. Dat betekent concreet dat van 5 procent rente na de roerende voorheffing nog 4,25 procent overblijft. Inderdaad: dat is niet eens de geraamde inflatie van 4,3 procent.

Door het getreuzel van Reynders krijgt de staatskas wel meer inkomsten, want de minister jaagt de spaarders in de richting van financiële producten waarop roerende voorheffing moet worden betaald. En voor de grootbanken is het ook goed nieuws: het succes van de internetbankjes wordt afgeremd, omdat ze de spaarder niet de rente op spaarboekjes mogen geven die ze willen en kunnen, en de grootbanken verdienen meer dankzij het succes van termijnrekeningen en kasbons. En de spaarder, die wordt alleen maar armer.

Arme spaarder.

door Ewald Pironet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content