In crisissituaties stroomt het geld van gulle gevers binnen. En stijgt de spanning bij de hulporganisaties, want iedereen wil zijn deel van de opbrengst.

‘Jullie zien het niet, maar wij weten dat ze sterven.’ Met die slogan probeerde Artsen zonder Grenzen (AzG) eind 1996 een campagne op gang te trekken. Laurent-Désiré Kabila, toen nog rebellenchef, was begonnen aan zijn blitzkrieg in Oost-Congo, waar toen bijna een miljoen Rwandese vluchtelingen in kampen zaten. Alle hulporganisaties hadden zich uit het gebied teruggetrokken. Maar toch wilden ze op de situatie inspelen: ze ‘creëerden’ een choleracrisis die er niet was, om de stortingsmachine op gang te krijgen. De campagne leidde tot een crisis in de hulpverleningswereld zelf. En tot een catharsis: hoe ver kan mobilisatie – manipulatie – van de publieke opinie gaan?

Het belangrijkste argument waarmee de hulporganisaties zich toen verdedigden, was dat ze wel van noodhulpsituaties móésten profiteren om de aandacht te trekken: voor hun structurele projecten wisten ze immers zelden de belangstelling van de media en van het grote publiek te wekken.

Daarom valt het op dat nu net Artsen zonder Grenzen de mensen aanmaant om niet langer geld te storten voor de noodhulpoperaties in Zuidoost-Azië, aangezien er ondertussen genoeg geld is om de eerste noden van de slachtoffers van de natuurramp te lenigen.

‘Wij zeggen dus niet dat de mensen niet meer hoeven te storten’, verduidelijkt Peter Casaer van AzG. ‘We zeggen wel dat er momenteel geld genoeg is voor onze activiteiten in Zuidoost-Azië. Tegelijk wijzen we erop dat er nog andere crisissen in de wereld zijn, bijna vergeten crisissen, zoals in West-Sudan, Noord-Uganda of Oost-Congo, waar wel nog extra middelen nodig zijn. We willen het spel eerlijk spelen en dat de mensen weten wat er met hun geld gebeurt. We willen dat ze keuzes kunnen maken. Een groeiend aantal donateurs heeft onze boodschap begrepen. Ze specificeren op hun stortingsformulier niet meer dat het geld naar Zuidoost-Azië moet gaan.’

Liever solo

Het zijn hoogdagen voor hulporganisaties. Crisissen die massaal de aandacht van de media weten te wekken, zijn geweldig voor de omzetcijfers. En hoewel naar buiten toe de indruk gewekt wordt dat er op het terrein intens wordt samengewerkt, zit iedere organisatie toch vooral naar haar eigen inkomsten te kijken. Er kwam dan ook bijna meteen lichte kritiek op het initiatief van AzG, vooral van het consortium 12-12, een samenwerkingsverband van vijf hulporganisaties die de krachten bundelden om de noodhulpfondsenwerving te coördineren.

‘We waarderen de eerlijkheid van AzG’, stelt Philippe Henon van Unicef-België en woordvoerder van het consortium. ‘En het is niet aan ons om er kritiek op te leveren. Maar AzG spitst zich natuurlijk wel heel erg toe op de korte termijn. Het is altijd moeilijk in te schatten hoeveel geld er precies voor noodhulp nodig is, en wanneer de overgang naar de volgende fasen, de rehabilitatie en de heropbouw, zal volgen. Het zou nogal dom zijn om dan een nieuwe actie te starten.’

Onderhuids wekt de solokoers van AzG duidelijk wrevel op. Artsen zonder Grenzen is in België veruit de grootste hulporganisatie, met de hoogste omzet. Ze kan zich dus een solo slim permitteren. Kwatongen fluisteren dat de opmerkelijke oproep van AzG helemaal niet in de eerste plaats door ethische principes is ingegeven, maar een zoveelste handig marketingmanoeuvre is om de media-aandacht naar zich toe te halen op een ogenblik dat het consortium een monopolie op de fondsenwerving dreigde te krijgen.

‘Als we het echt om het geld en de aandacht hadden willen doen, waren we beter in het consortium gebleven’, countert AzG-man Casaer. ‘Maar zelfs onder emotionele druk moeten we ons gezond verstand bewaren. Wij zijn graag onafhankelijk in onze fondsenwerving, beslissen graag zelf wat we doen en wanneer we stoppen. In een consortium zit je vast, al was het maar door het maandenlange vergaderen dat ermee gepaard gaat. Zo stortte het Vlaams Blok (nu Vlaams Belang) tijdens de vorige breed in de media uitgesmeerde crisis, die van de vluchtelingen in Kosovo in 1999, een groot bedrag. Maar wij vonden dat we geen geld konden aanvaarden van een organisatie die zo’n mentaliteit had ten opzichte van vreemde mensen als het Blok. Andere organisaties vonden van wel. We leerden ook dat een consortium geen enkele vorm van besparing oplevert. Alle leden handhaven hun eigen activiteiten.’

Binnen het consortium is een sleutel afgesproken voor de verdeling van de verworven fondsen, gebaseerd op het gemiddelde bedrag aan privé-giften dat een organisatie de voorbije drie jaar heeft vergaard ( zie tabel). Critici stellen dat dit niet noodzakelijk de meest aangewezen manier is, dat men beter zou oordelen op de capaciteit die een organisatie heeft om aan noodhulp te doen. Unicef, bijvoorbeeld, scoort heel hoog in de verdeelsleutel, omdat het veel privé-giften ontvangt, maar naar Belgische normen is het een kleine organisatie, een lokaal filiaal voor de machinerie van de Verenigde Naties.

Ook groeit er wrevel bij organisaties die níét in het consortium zijn opgenomen, en die dus een belangrijk bedrag aan hun neus voorbij zien gaan. De koepelorganisatie 11.11.11 zit niet in het consortium, de organisatie Plan International, die net als Unicef op kinderen focust, evenmin. Officieel luidt het dat in het ‘Belgisch Consortium voor Noodhulpsituaties’ alleen organisaties zijn opgenomen die zich toespitsen op noodhulp – op acute crisishulpverlening dus. Een definitie die niet kan worden volgehouden, want de woordvoerders van het consortium, zoals Henon, beginnen als reactie op de stellingname van AzG al te praten over de fasen ná de noodhulpoperatie.

Prefabtoestanden

Een conflict van belangen dus. Zeker omdat het aantal crisissituaties waarin het consortium actief is, toeneemt. Sinds eind jaren zeventig trad het veertien keer op, in diverse samenstellingen. Maar zeven campagnes werden in de jongste vijf jaar gehouden. Een duidelijke intensivering van de activiteiten, wat sommigen noopt tot de oprisping dat het consortium steeds meer de werking van de koepelorganisatie 11.11.11 begint over te nemen, zeker in situaties waarin er veel geld kan worden verworven.

Volgens Philippe Henon ligt de oorzaak van dit probleem bij de logge bureaucratie: ‘Het is nu moeilijk om de samenstelling van het consortium te wijzigen, omdat we bijvoorbeeld geen fiscale aftrekbaarheid kunnen verlenen voor het geld dat naar andere organisaties zou worden doorgestort. Maar dat wil niet zeggen dat we op het terrein niet zullen samenwerken met, bijvoorbeeld, Plan International. Het onderscheid tussen noodhulp en hulp bij de heropbouw vervaagt trouwens geleidelijk.’

Daar wringt natuurlijk het schoentje. Er is dikwijls meer geld beschikbaar voor noodhulp dan voor structurele hulp. De voorbeelden uit het verleden maken dat erg duidelijk. Zelden wordt in een crisisgebied de helft van het voor de heropbouw beloofde geld ook werkelijk besteed. Wegen worden niet hersteld. Mensen blijven achter in tijdelijke kampen of andere prefabtoestanden.

De Vlaamse organisaties die zich profileren op structurele hulp blijven ondertussen verweesd achter, maar ze proberen zich sterk te houden. Volgend weekend, hetzelfde weekend dus als de grote Zuidoost-Azië-show op de televisie, mobiliseert Vredeseilanden voor haar duurzame ontwikkelingsprojecten. De vrijwilligers zien het nog altijd zitten, hoewel de aandacht in de campagne verschoven wordt van de lamentabele situatie van Costa Ricaanse koffieboeren naar projecten in het door de vloedgolf geteisterde Noord-Sumatra.

‘De realiteit is dat de mens heel emotioneel reageert’, stelt Jan Vannoppen van Vredeseilanden. ‘Maar ik vind het verstandig dat hulporganisaties zich specialiseren. En wij werken nu eenmaal vooral op lange termijn. Wij beschikken niet over de bijna militair geïnspireerde organisatie die nodig is om ergens snel ter plekke te zijn. In noodhulpsituaties gaat veel geld verloren aan logistiek. Structurele hulpverlening kost veel minder, wat dus ook betekent dat van de middelen die wij binnenkrijgen er verhoudingsgewijs veel meer bij de mensen zelf terechtkomt.’

Vannoppen blijft wel optimistisch: ‘Ik denk dat de actie 12-12 veel geld binnenhaalt van mensen die anders nooit iets geven aan ontwikkelingshulp. En ik hoop dat we de 10 procent Vlamingen die gevoelig zijn voor de ontwikkelings- en milieuproblematiek niet zullen verliezen. Maar het blijft wel zwoegen voor onze campagnes. Het aantal ontwikkelingsorganisaties stijgt elk jaar. Wat ook betekent dat we elk jaar meer moeite moeten doen om hetzelfde bedrag in te zamelen. Het wordt dringen op de markt van de hulpverlening.’

Door Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content