Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Met een gevoel van melancholie telt Geert Omloop de dagen af dat hij de nationale driekleur nog mag dragen. Volgende zondag, na het Belgisch kampioenschap wielrennen in Tessenderlo, wordt hij weer een gewone renner.

Weinig renners die zichzelf zo goed weten in te schatten als Geert Omloop. Twaalf maanden geleden werd de in het kermiscircuit gevormde Kempenaar in Vilvoorde verrassend Belgisch kampioen. Plots trad hij uit de anonimiteit. Toch slaagde Omloop (30) erin zichzelf nadien niet voorbij te lopen. ‘Je moet jezelf niets proberen wijs te maken’, zegt hij.

Die zelfkennis loopt als een rode draad door zijn carrière. Geert Omloop, die lang zijn studie marketing boven het wielrennen stelde, genoot de voorbije twaalf maanden van het licht dat over zijn driekleur scheen. Maar behoudens een mirakel wordt hij na het Belgisch kampioenschap van volgende zondag weer een gewone renner. Enkele op de muur geschilderde juichkreten, vlak naast zijn huis in Olen, zijn dan nog de enige herinneringen aan een memorabele dag.

geert OMLOOP: Die nationale trui heeft bij mij onvoorstelbare gevoelens losgemaakt. Ik was zo trots, dat houd je niet voor mogelijk. Ik wilde volop van die trui genieten, daarom droeg ik die driekleur bijvoorbeeld nooit om te gaan trainen, maar alleen in de koersen. De afgelopen weken kwam de weemoed wat bovendrijven. Iedere ochtend zei ik tegen mezelf: nog zoveel dagen in die trui. En die tijd werd korter en korter. Het wordt straks best even wennen in een gewoon shirt.

Ben je het voorbije jaar ook een andere renner geworden?

OMLOOP: Niet echt. Ik hoopte dit jaar bijvoorbeeld te pieken tijdens de periode van Gent-Wevelgem en Parijs-Roubaix, maar dat is zwaar tegengevallen. Ook al omdat ik op dat moment moe was, fietsen was me te veel. Ik had toen heel hard getraind, ik reed een heel behoorlijke Ronde van Vlaanderen. Na tweehonderd kilometer moest ik wel passen, maar als kampioen wilde ik die wedstrijd koste wat het kost uitrijden. Vermoedelijk is mijn licht toen een beetje uitgegaan, ook al arriveerde ik op een kwartier. Op zulke momenten word je ook geconfronteerd met je beperkingen als renner: je wil wel, maar je kan niet. Al is dat voor mij geen nieuwe vaststelling.

Geeft zo’n trui niet meer zelfvertrouwen?

OMLOOP: Ik heb nooit heel veel zelfvertrouwen gehad, dat is een beetje mijn probleem. Er zijn dagen geweest dat ik van mezelf schrok, dat ik dacht: kan ik dat echt? Maar ik werd telkens snel ontnuchterd. Je gaat wel met een heel andere instelling koersen. De mensen en de media herkennen je, je wilt niet afgaan. Ik laat me dan ook niet meer zo gemakkelijk opzijzetten. Als ze nu in de Ronde van Vlaanderen naar de hellingen stormden, dan draaide ik in tiende, vijftiende positie. Vroeger zat ik in veertigste positie, uit respect voor de grote renners liet ik me wegduwen. Maar nu dacht ik: als Belgisch kampioen mag je je plaats opeisen. Ik merk trouwens ook dat de mensen anders tegenover me staan, sinds ik die trui draag. Alle prestaties die je levert, worden meteen uitvergroot. Terwijl ik vroeger ook wel een paar successen heb behaald. Daar werd toen veel sneller overheen gestapt.

Je ploegleider, Hilaire Van der Schueren, beweerde altijd dat je meer kan dan je denkt.

OMLOOP: Van der Schueren vond dat ik me veel meer op de grotere wedstrijden moest toeleggen in plaats van op de kermiskoersen. Misschien heeft hij gelijk. Alleen: ik rijd liever in die kermiskoersen mee om te winnen dan dat ik in die grotere wedstrijden een figurantenrol vervul. Ik ben iemand die in een wedstrijd af en toe het gevoel moet hebben dat hij baas kan spelen. Dat is goed voor de moral, om de indruk te krijgen: ik kan het nog. Ik moet me in een koers kunnen uitleven. En dat kan in het kermiscircuit. Ik hou van die wedstrijden, het is kermis in het dorp, er hangt een heel speciale sfeer, ik vind dat schitterend. Ook al wordt er op die wedstrijden neergekeken.

Omdat rond kermiskoersen de sfeer van een combine hangt?

OMLOOP: Dat heb je overal, zelfs bij de eerste de beste bond van wielrenners. Ik zeg altijd: je moet eerst mee zijn voor je kunt spreken van een combine. En als je met één of twee renners een afspraak maakt, dan zijn er toch nog altijd zeventig andere die je moet kloppen. Ikzelf heb in ieder geval nog nooit een koers weggegeven. Als ik zelf kan winnen, dan doe ik dat. En als je niet bij machte bent om te winnen, dan kan je al eens iemand een plezier doen. Maar er zijn tegenwoordig zo weinig kermiskoersen dat je er geen kan weggeven. Weet je, er zou aan mij echt niemand moeten zeggen dat ik geen kermiskoersen meer mag rijden. Bij mijn ploeg weten ze dat. Ik mag de opbouw van mijn programma ook zelf bepalen. Daarom ben ik gebleven. Hoewel er na die titel natuurlijk aanbiedingen waren van andere teams.

Rij je liever kermiskoersen dan bijvoorbeeld een korte rittenwedstrijd?

OMLOOP: Absoluut. Ik ben dit seizoen bijvoorbeeld gestart in de Vierdaagse van Duinkerken en de Ronde van Picardië. Om eerlijk te zijn: ik reed daar gewoon mee voor spek en bonen. Want hoe gaat dat in die wedstrijden? Je probeert twintig keer mee te gaan in een ontsnapping, maar je zit nooit in de koers, want ze pakken je altijd terug en op het einde is het een massasprint. En als er een beetje geklommen moet worden, moet je in de groep blijven en op tijd binnenkomen. Dan denk je op een gegeven moment: wat zit ik hier eigenlijk te doen. Alleen in de Ronde van België had ik dat gevoel niet, toen ik bijna de eerste etappe won. Maar dat is uitzonderlijk. Kijk, als renner heb je een bepaalde motor, een bepaalde cilinderinhoud. Daarvan moet je uitgaan.

De meeste renners vinden zo’n etappekoers de ideale voorbereiding om naar een bepaald doel toe te werken. Ze beginnen daar vaak moeizaam aan, maar ze worden iedere dag beter. Terwijl ik iedere dag slechter word, ik kom er in een ronde nooit door. Dat zal met mijn lichaamskracht te maken hebben. Ik zou nooit de Ronde van Frankrijk kunnen rijden. Ik kom moeilijk opnieuw op krachten. En iemand die niet goed recupereert, kan natuurlijk nooit een topper zijn. Ik ben een echte eendagscoureur, in een koers voel ik al na vijf kilometer of het iets wordt of niet. Als ik minder in vorm ben, leg ik me toe op mijn inzet, dan stel ik me ten dienste van de ploeg. Ik vind dat mijn verplichting, ik kom braaf over, maar ik kan enorm uitvallen tegen ploegmaats die er een beetje met hun klak naar gooien. Ik heb een grote stielliefde. En ik weet: er zijn dagen waarop ik veel kan bereiken, waarop ik in staat ben heel diep te gaan. Bijvoorbeeld in een wedstrijd rond de luchthaven van Keulen, op een heel specifiek parcours. Ik maakte toen deel uit van een ontsnapping met vier, ik werd in de spurt alleen geklopt door Stefan Wesemann. Maar nadien moet mijn lichaam wel drie dagen herstellen.

Vorig jaar kende je zo’n uitzonderlijke dag tijdens het Belgisch kampioenschap.

OMLOOP: Toen reed ik de weken vooraf zo goed dat ik me moest intomen, ik zei toen trouwens tegen mijn vrouw: ik denk dat ik kampioen ga worden. En toen in Vilvoorde dan die beslissende ontsnapping op gang was gekomen, wist ik heel zeker dat ik zou winnen. Trouwens, het jaar voordien had ik die titel met wat geluk ook kunnen veroveren. Ik reed toen, in Maldegem, voorop met Michel Vanhaecke, tweehonderd meter vóór de meet werden we gepakt. Omdat we op een gegeven moment wat aarzelden en naar elkaar keken. De Lotto-ploeg reed toen het gat dicht. Terwijl ik me afvroeg: voor wie of voor wat eigenlijk? Voor Van Petegem?

Maar zondag zit er geen nieuwe titel in?

OMLOOP: Dat wordt moeilijk. Ik denk niet dat het in Tessenderlo tot een massaspurt komt, ook al is de omloop relatief vlak. Er zitten echter wel heel veel bochten in. Ik verwacht dat er een man of vijftien naar de aankomst gaat en er zal al veel moeten gebeuren opdat Tom Boonen daar niet bij is. Dan wordt voor iedereen de grote uitdaging: Boonen lossen. Ikzelf ga dat natuurlijk wel proberen, ik ga die titel echt verdedigen. Wie die trui wil overpakken, zal ervoor moeten knokken. Daarvoor is het een veel te mooi stuk.

Het zal raar zijn zonder die trui.

OMLOOP: Ik zit dan weer in de gewone meute. Maar gelukkig mag ik voor de rest van mijn leven met die driekleurige banden rond mijn mouwen rijden. Dat was ook het eerste waaraan ik dacht toen ik in Vilvoorde op het podium stond: dat ik die titel altijd zou meedragen.

Jacques Sys

‘Ik hou van kermiskoersen. Het is kermis in het dorp, er hangt een speciale sfeer.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content