De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) noemt het riolerings- en waterzuiveringsbeleid van de jongste tien jaar ‘een inhaal- en schoonmaakoperatie’. Het einde is niet in zicht.

Het riolerings- en waterzuiveringsbeleid in Vlaanderen stuit op vele moeilijkheden. Er is het historische deficit van de ruimtelijke wanorde. De investeringsmiddelen van de Vlaamse overheid en van de steden en gemeenten zijn beperkt. De lokale besturen dachten in het verleden vaak ook meer aan het beheersen van plaatselijke water- en geuroverlast dan aan het efficiënt afvoeren van afvalwater.

Op dit ogenblik ligt er riolering langs 25.000 km wegen in Vlaanderen. Daarop is 85 procent van de woningen aangesloten. Maar dit is een theoretische rioleringsgraad (zie grafiek). De cijfers zeggen niets over de kwaliteit van de gemeentelijke rioleringsstelsels (verstopte leidingen, defecte pompstations, slecht werkende overstortconstructies, enzovoorts) en de naleving van de verplichte aansluiting.

Volgens de gemeentelijke rioleringsplannen zal de rioleringsgraad in de toekomst met 9 procent stijgen. Concreet zou nog langs 7000 km wegen riolering moeten worden aangelegd. De resterende woningen in Vlaanderen (6 procent) liggen zo verspreid langs nog eens 22.000 km wegen dat ze om financiële redenen en wegens het waterzuiveringsrendement nooit op het riolingsstelsel zullen worden aangesloten en aangewezen zijn op kleinschalige zelfzuivering.

Momenteel komt het afvalwater van 57 procent van de woningen via bovengemeentelijke leidingen en collectoren terecht in een van de 194 waterzuiveringsinstallaties van Aquafin (zie grafiek over de zuiveringsgraad). Voor 22 procent van de woningen is dit nog gepland. Voor 15 procent is er voorlopig geen oplossing. Zes procent zal altijd buiten het bereik van Aquafin blijven.

Het verschil tussen de riolerings- en de zuiveringsgraad is een belangrijke indicator van de hele problematiek. In de periode 1991-2002 investeerde de Vlaamse overheid via de NV Aquafin meer dan 1,25 miljard euro in waterzuiveringsinstallaties. Dat programma is daarmee overigens pas halfweg. Op termijn zijn er nog een 60-tal grootschalige en een 140-tal kleinschalige zuiveringsinstallaties gepland.

De gemeenten wilden of konden dat Vlaamse investeringsritme niet volgen voor de aanleg van nieuwe rioleringen op hun grondgebied. Ze werden daartoe vanaf 1996 wel aangespoord met subsidies van de Vlaamse overheid. Sinds 2000 is deze subsidieregeling aangepast om de aanleg van een gescheiden stelsel (het afvalwater afvoeren via de riolering, het hemelwater via grachten en beken) aan te moedigen.

Een groot knelpunt blijft dat via de riolering te veel niet-verontreinigd water wordt afgevoerd. Daardoor zakt niet alleen het rendement van de waterzuiveringsinstallaties. De maximale capaciteit van de rioleringsstelsels wordt bij hevige regenbuien ook sneller bereikt. Alleen door overstorten kan dan wateroverlast worden vermeden, maar dat veroorzaakt hogere kosten en vertraagt het herstel van de waterlopen. Hoewel bij de aanleg van riolering het aandeel van gescheiden stelsels intussen 85 procent bedraagt, haalt nog maar een kwart van de waterzuiveringinstallaties de vereiste normen inzake het biologisch zuurstofverbruik van huishoudelijk afvalwater.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content