Zie je wat je ziet? Lees je wat je leest? Is dit verzonnen of waar? Meer dan ooit is het de tijd van true crime.

‘De bom was midden in de Crazy Lips ontploft, de grootste bar, waar het op dat moment spitsuur was; hij zat verstopt in een sporttas die vlak bij de dansvloer was achtergelaten… Voor de ingang van de bar kroop een danseres over de grond, nog altijd in haar witte bikini; haar armen waren afgerukt ter hoogte van de ellebogen. Vlak bij haar probeerde een Duitse toerist die tussen het puin zat de uit zijn buik puilende darmen tegen te houden; zijn vrouw lag naast hem met opengereten borstkas en half weggerukte borsten… De moeren en spijkers hadden ogen doorboord, handen afgerukt en gezichten uiteengereten. Sommige lichamen waren letterlijk van binnenuit ontploft, de ledematen en organen lagen meters in het rond.’

Zo moet het er hebben uitgezien na de aanslag in de badplaats Kuta op Bali, 12 oktober 2002, ware het niet dat dit een fragment is uit een roman die al in 2001 verscheen. De Franse auteur Michel Houellebecq beschreef in Au milieu du monde: Plateforme (Nederlandse titel: Platform) hoe extremistische moslims in een vakantiekolonie in Thailand dood en verderf zaaien onder (seks)toeristen. Fictie die werkelijkheid wordt? Of werkelijkheid die steeds meer op fictie gaat lijken?

Michel Houellebecq is geen misdaadauteur, maar hij stelt in zijn romans wel de elementaire vraag die de kern vormt van het misdaadgenre: waarom? Waarom overschrijden mensen de grens tussen goed en kwaad? Tussen een gewelddadige fantasie en een gewelddadige werkelijkheid? De grens tussen feit en fictie is nog slechts een vage krijtstreep die ieder moment kan verdwijnen. Zie je wat je ziet? Lees je wat je leest? Is dit verzonnen of is het waar? De magische datum 11 september 2001 gooide er nog een dodelijke schep bovenop. Er wordt gesproken over vóór en ná. Voor en na wat? Vóór het moment dat de ergste nachtmerrie werkelijkheid werd? Of ná het inzicht dat die nachtmerrie even onafwendbaar – en dus voorspelbaar – was als de opeenvolging van dag en nacht, van licht en duisternis.

Meer dan ooit is het de tijd van true crime. Misdaad die iedereen kan overvallen. Of het nu een bankemployee in de Twin Towers is, een toerist op Bali, een investeerder die zijn kapitaal door malversaties ziet verdwijnen, of een Oost-Europees meisje dat door vrouwenhandelaren gedwongen wordt zich in ‘een beloofd land’ te laten prostitueren.

True crime: we horen ervan, we lezen erover, we zien de beelden, en de rillingen lopen ons over de rug. Niet alleen van angst, maar ook van een niet altijd onaangename opwinding. Hoe meer een ander slachtoffer wordt, des te sterker het gevoel dat we er zelf aan ontsnapt zijn. Hoe doder zij zijn, des te meer leven wij. We willen er alles over weten, details graag. Kunnen we dat vliegtuig zich voor een zeventigste keer de toren in zien boren? Mogen we nog een keer die sprong zien van mensen die zich in doodsnood van de tweeënzeventigste verdieping storten? Gruwelijk, niet? Je zou er nachtmerries van krijgen. In plaats daarvan kan je ook niet gaan slapen en ’s nachts naar de herhaling en de herhaling en de herhaling kijken. In die zin was de elfde september een eye-opener. Of zoals een Amerikaanse cynicus zei: True crime is ugly, but fascinating to watch, or to read about.

IN EEN SLECHTE REUK

Het internet biedt vandaag 1.990.000 webpagina’s met betrekking tot true crime. Homicide, organized crime, domestic violence, hate crimes, celebrity crime, sex crimes, child abuse, serial killers, corruption, historical crimes, missing persons, victims, DNA-Forensic, mental illness, law enforcement, drug crimes, computer crimes etc. De inhoud ervan varieert van sensatiegeile, hijgerige teksten en tekeningen, opsommingen van gruweldaden en -daders, tot serieuze discussies tussen de betere true crime-auteurs. In de laatste categorie dringt het kwaliteitsverschil zich nadrukkelijk op. Het genre staat niet geheel ten onrechte in een slechte reuk. De voornaamste oorzaak daarvan ligt in het overstelpende, voornamelijk Amerikaanse, aanbod van sensationeel junk-leesvoer. Shocking true stories of the most notorious … laten spontaan de vullingen uit de kiezen van de lezers springen. Vooral seriemoordenaars vormen een onuitputtelijke bron van inspiratie voor iedereen die zich true crime-auteur wenst te noemen. Aan extreme voorbeelden geen gebrek.

Ted Bundy verkrachtte en vermoordde tussen de twintig en veertig jonge vrouwen. Daarbij was hij zo’n innemende persoonlijkheid dat de rechter, nadat hij hem tot de doodstraf had veroordeeld, tegen hem zei: take care of yourself. John Wayne Gacy vermoordde meer dan derig jongens, nadat hij ze een psalm had voorgelezen. Edmund Kemper vermoordde familie- leden (onder wie zijn moeder) en vrouwen, had daarna gemeenschap met hen, onthoofdde zijn slachtoffers, sneed ze in stukken en bewaarde lichaamsdelen als aandenken (het hoofd van zijn moeder kreeg een plaats op de schoorsteenmantel). Jeffrey Dahmer lokte zeventien jongens mee, bedwelmde en wurgde hen, bedreef necrofilie en kannibalisme. True crime is slecht voor de maag.

Toch is er ook een redelijk aantal serieuze true crime-auteurs, die inzicht willen verschaffen in de psyche van de moordenaar. Die op integere wijze de waarom-vraag proberen te beantwoorden. Zoals FBI-experts als John Douglas en Robert K. Ressler, die gespecialiseerd zijn in de profilering en opsporing van seriemoordenaars, en in hun boeken niet alleen methoden en motieven van de daders analyseren, maar ook compassie tonen met de slachtoffers en hun nabestaanden. Dezelfde integriteit is kenmerkend voor bijvoorbeeld het werk van de Amerikaanse auteur Ann Rule die al jaren true crime-boeken schrijft, die nu eens bestsellers werden dankzij – of ondanks – het ontbreken van sensatiezucht.

MY DARK PLACES

Uit mijn verzameling true crime zijn er, naast een behoorlijk aantal goede publicaties, twee boeken die een blijvende indruk hebben gemaakt. De eerste daarvan is My dark places van James Ellroy. In 1958, toen hij tien jaar was, werd zijn moeder vermoord. Na achtendertig jaar probeert hij, met hulp van een ex-rechercheur, alsnog de moordenaar op te sporen. Is Ellroy in zijn ‘fictie’ al bezeten, rauw, en zó radicaal in zijn beschrijving van menselijke smeerlapperij, zwakte en immoraliteit dat je hart er koud van wordt, in dit non-fictieboek sleept hij de lezer mee in zijn gitzwarte eigen werkelijkheid. Een werkelijkheid die tot zijn dood beïnvloed zal blijven door de moord.

Alcoholisme, drugsverslaving, hallucinante seksuele fantasieën (ook over zijn moeder), en triviale misdaden bepalen zijn jeugd. Hij ontwikkelt een obsessie voor true crime, die later een zwaar stempel zal drukken op zijn – meestal ten dele – fictieve werk. (De eerste twee delen American Tabloid en The Cold Six Thousand van de trilogie waarin Ellroy de Amerikaanse geschiedenis genadeloos presenteert, in de gecombineerde vorm van thriller-historische roman, zijn letterlijk adembenemend.) My dark places is bijna een kwelling om te lezen, maar veel meer nog ligt de gekweldheid bij de auteur, die de ware hel van een moord weet duidelijk te maken.

Uit My dark places:

‘Leoda dacht dat mijn vader mijn moeder had vermoord. Mijn vader kreeg daar wel een kick van. Hij vertelde me dat Leoda hem meteen al had verdacht.

Het idee van Pa-als-moordenaar vond ik leuk. Het ondermijnde mijn besef van het passieve karakter van mijn vader en gaf de man wat zwier. Hij had mijn moeder vermoord om de voogdij over mij te krijgen. Hij wist dat ik haar haatte. Hij was een moordenaar en ik was een dief.

Mijn vader kwam telkens terug op de verdenkingen van tante Leoda. Hij genoot van het drama dat daarachter stak. Hij dreef me terug naar die stapel krantenknipsels.

Ik las ze opnieuw door. Ik vergeleek mijn vaders gezicht met de politieschets van de Donkere Man. Er was geen enkele gelijkenis. Mijn vader had mijn moeder niet vermoord. Hij was bij mij toen het misdrijf gepleegd werd.

Spade Cooley sloeg zijn vrouw dood, in april ’61. Hij was high van de amfetamine. Ella Mae Cooley wilde van Spade af en wilde zich aansluiten bij een sekte waar ze aan vrije liefde deden. Ze wilde met jongere mannen naar bed.

Ik volgde die zaak. Spade Cooley bekende schuld en ontkwam aan de gaskamer. Ella Mae was vermoord bij wijze van rechtmatige wraak.

Ik was dertien. Ik was overgeleverd aan dode vrouwen.’

Jouw dood bepaalt mijn leven. Ik wil op zoek gaan naar de liefde die we nooit hebben gehad, en die namens jou ophelderen. Ik wil je geheimen openbaar maken. Ik wil de afstand tussen ons afbranden. Ik wil je adem geven.

CRIES UNHEARD

Het tweede boek uit de collectie is Cries Unheard û The Story of Mary Bell, van onderzoeksjournaliste/ schrijfster Gitta Sereny. Ze schreef indrukwekkende boeken over Franz Stangl, de Oostenrijkse commandant van het vernietigingskamp Treblinka ( Into That Darkness) en over nazi-architect Albert Speer ( His Battle with Truth). Omstreden boeken ook, die volgens sommigen iets te veel begrip vertonen voor daders van weerzinwekkende misdrijven en voor de strijd die ze met zichzelf voeren voor- en nadat ze hun onvergeeflijke daden hebben gepleegd.

Sereny wil, bijna hartstochtelijk, begrijpen waarom mensen tot bepaalde verschrikkingen in staat zijn. Jarenlang bestudeert ze haar hoofdpersonen en spreekt vooral met hen. Ze begeeft zich daarvoor op een gebied vol valkuilen, waarin leugen en waarheid niet altijd makkelijk te onderscheiden zijn. Daarbij houdt ze mensen wel – ongeacht hun achtergrond en de maatschappelijke omstandigheden – verantwoordelijk voor hun daden.

De zaak Mary Bell, die in 1968 in Engeland als elfjarige twee jongetjes van drie en vier jaar doodde, hield haar dertig jaar bezig. Ze volgde Bell van haar elfde tot haar veertigste jaar. En kwam, zeer moeizaam, achter de waarheid van het meisje dat tijdens het proces werd getypeerd als ‘een zeer abnormaal kind: agressief, gewelddadig, wreed, niet in staat tot berouw; een ongewoon intelligente, dominerende persoonlijkheid van een bijna angstaanjagende sluwheid’.

Toen haar boek in 1998 verscheen, sprak zelfs premier Tony Blair er schande van. Te coulant was ze geweest voor het vreemde, leugenachtige, geïsoleerde, (en naar pas veel later bleek) misbruikte kind, dat in haar fantasiewereld steeds gevaarlijker dingen deed. Op wier schreeuw om hulp niemand reageerde. Die na haar vrijlating in 1980 geteisterd zou blijven door een zwaar schuldgevoel.

Alle protesten ten spijt is het ontegenzeggelijk een integer boek, waarin de schrijfster niet schuwt soms ook haar twijfels over Mary Bell te uiten. En waarin ze het rechtssysteem aanklaagt, dat te vaak dezelfde procedures voor kinderen als voor volwassenen hanteert.

Uit Cries Unheard:

‘Het moeilijkste was om het te geloven. Ik moest voortdurend vasthouden aan mijn vertrouwen in de mogelijkheid van een metamorfose; dat wil zeggen: geloven in de integriteit van een volwassene die ooit, zo wist ik, een pathologisch gestoord kind en daarna jarenlang een verontrustend manipulatieve adolescent was geweest. Steeds weer kwam ik in de verleiding om haar als twee mensen te beschouwen: kind en volwassene. Natuurlijk is ze, net als wij allen, vanaf de geboorte tot het moment van overlijden dezelfde persoon. Toen ik dit troostrijke idee ten slotte van me afzette, moest ik ervan uitgaan dat het mysterie begint met de vraag wat mensen bewust of onbewust op een kind kunnen overbrengen waardoor het tot handelingen gedreven wordt die totaal niet passen bij zijn aangeboren goedheid. Kunnen alleen ouders hun kind op die manier beïnvloeden, of ook andere volwassenen die zich dicht bij het kind bevinden?… En – een vraag die niet alleen door deze zaak wordt opgeroepen, maar ook door die van James Bulger, de peuter die in 1993 door twee tienjarige jongens in Liverpool werd omgebracht, en door die van de schietpartij in Jonesboro in Arkansas, waar in maart 1998, terwijl ik de laatste hand legde aan dit boek, een jongen van elf en een van dertien een slachting aanrichtten op hun schoolplein waarbij vier meisjes en een leraar om het leven kwamen – kunnen kinderen elkaar ook zodanig opstoken dat elk moreel besef uit het oog wordt verloren?’

HELEMAAL TRUE, HALF TRUE

Goede misdaadnon-fictie is geen amusement. In tegenstelling tot fictie wordt het niet geschreven om te entertainen. Waarmee niet gezegd is dat true crime-boeken – vaak zeer gedetailleerd – niet spannend kunnen zijn. Het is alleen een spanning zonder uitweg. Waar gebeurd en niet ontleend aan… Daarom klopt het thema van de Maand van het Spannende Boek dit jaar niet echt: ‘True crime – Misdaadverhalen ontleend aan de werkelijkheid’. De auteur die feiten aan de realiteit ontleent en daar zijn fantasie aan toevoegt, schrijft faction. Een mooi genre, maar geen true crime. Waar gebeurd was nooit erg populair in deze streken. Pas het laatste decennium verschijnen er in Nederland meer dan in België – hoewel je het tegenovergestelde zou verwachten – met enige regelmaat true crime-boeken. Over criminele organisaties, drugshandel, vrouwenhandel, geruchtmakende moord- en ontvoeringszaken en beruchte misdadigers. De laatsten willen hun memoires ook nog wel eens laten opschrijven door misdaadverslaggevers, maar of dat allemaal ware verhalen zijn?

Faction – de vermenging van werkelijkheid en fantasie – doet het hier beter. Politieke en sociale misstanden in eigen land of andere landen, samenzweringen, corruptie, terrorisme, geen kleine onderwerpen. Jef Geeraerts, Bob Mendes en Tomas Ross – om de bekendste te noemen – hebben hun sporen op dit gebied stevig verankerd. In Amerika was het met name Truman Capote die met de klassieker In Cold Blood de trend heeft gezet. Spionagethrillers, politieke thrillers, technothrillers, over de kwaliteit kan worden getwist, maar Robert Ludlum, Tom Clancy en de Britse auteurs John Le Carré en Frederick Forsyth, hebben ze erin geramd bij een groter publiek.

Waarna het onterecht zou zijn om niet ook nog het hoge gehalte aan maatschappijkritiek, sociale bewogenheid en het signaleren van misstanden te noemen dat in misdaadfictie verwerkt wordt. Het Zweedse echtpaar Maj Sjöwall en Per Wahlöö – eerste boek in 1965, laatste in 1975 – wordt er nog altijd om geroemd. Misdaad als spiegel van de samenleving presenteren, de Zweedse auteur Henning Mankell benadrukte het onlangs nog in diverse interviews. Hij bekende ook dat hij het materiaal voor één boek had weggedaan omdat het onderwerp – kindermisbruik – hem, na de nodige research, te zeer naar de strot greep. De werkelijkheid die te veel wordt.

Desalniettemin is kindermisbruik, naast racisme, armoede, corruptie, politiek gekonkel, drugs- en mensenhandel, een van de onderwerpen die regelmatig opduiken in fictie van niet de minste misdaadauteurs. Ze willen vooral een goed, spannend verhaal schrijven, maar ook oorzaak en gevolg duiden. De zeer geprezen Amerikaanse auteur George Pelecanos beschouwt het zelfs als zijn missie om de waarheid te vertellen. Over wat er zich afspeelt in zijn woonplaats Washington. Een volgend element dat bijdraagt aan het waarheidsgehalte in fictie: de realistische setting. Van sfeer- en milieuschilderingen in Washington, Los Angeles, Edinburgh, Trondheim, Moskou, Havana, kunnen we veel opsteken.

Ze putten uit eigen ervaringen, hebben nauwe contacten met de politie, doen uitgebreid research, reizen naar gebieden die belangrijk zijn voor het verhaal, laten zich inspireren door krantenberichten. Niemand kan beweren dat goede misdaadauteurs zich stuurloos laten leiden door de opwinding die misdaad en geweld – toegegeven – bij hen (en ons) veroorzaakt. Ook niet te vergeten, zijn de schrijvende advocaten, bankiers, pathologen-anatomen, die de lezer, desnoods tot in de kleinste details, in hun wereld van schone en vuile misdaden binnenleiden.

Wat een aanbod. True crime, faction, fictie. Helemaal waar, half waar. Maar vooral: why?

***

Uit Zuidwal, een zojuist verschenen true crimeboek van Sytze van der Zee. Over een Haagse seriemoordenaar, die ‘slechts’ veroordeeld kon worden voor drie van de vele moorden die hij pleegde, en de verwoesting die hij achterliet, bij nabestaanden, maar ook bij geharde rechercheurs.

‘Dinsdag 29 september

Met de woorden: ‘Het is louter toeval dat vandaag precies een jaar geleden Edith Post werd vermoord’, opende deze ochtend de president van de Haagse meervoudige kamer ‘de zaak van het jaar’, zoals de kranten het proces noemen. De rechters trekken er in eerste instantie vier dagen voor uit. Aangezien mr. Duijnstee alleen al zestien getuigen wil oproepen, houden ze rekening met meer zittingdagen. Het OM heeft Hertogs in de dagvaarding primair drie moorden met voorbedachten rade ten laste gelegd, en subsidiair een aantal roofovervallen û onder meer in de Ambachtsgaarde en de Theresiastraat – en verder een reeks van afpersingen en diefstallen. Wegens de moeizame, deels gebrekkige bewijsvoering heeft het OM de verkrachtingen laten vallen.

In en rond het paleis van justitie aan de Juliana van Stolberglaan lijkt de staat van beleg te zijn afgekondigd, met scherpschutters op het dak en een cordon van agenten rond het gebouw. Parketwachters fouilleren iedereen die de zitting wil bijwonen, bezoekers, getuigen alsook de journalisten uit binnen- en buitenland, zo’n veertig in getal, maar Hertogs toont zich niet bijster onder de indruk van het machtsvertoon. Zo te zien, schijnt hij er eerder van te genieten. Dit is zijn territorium, en als hij omringd door parketwachters wordt binnengebracht, kijkt hij stralend omhoog naar de publieke tribune, naar een groepje van zeven, acht zwaar opgemaakte, met goud behangen vrouwen – zijn moeder, zusters en schoonzusters, die van achter het kogelvrije glas naar hem wuiven en joelen.

… ‘Terwijl de officier de aanklacht declameert, weegt de verdachte zijn kansen. De kin licht omhoog, de benen nonchalant over elkaar geslagen. Hij zit vaak onderuitgezakt en oogt daarbij ontspannen. De licht gefronste wenkbrauwen duiden op geestelijke inspanningen van overwegende aard. […] Hij weet wat te doen, wat te zeggen. Weet zich in een welhaast bevoordeelde positie. Want de waarheid kent hij alleen.’

Ineke van den Bergen

de grens tussen feit en fictie is nog slechts een vage krijtstreep die ieder moment kan verdwijnen.

hoe meer een ander slachtoffer wordt, des te sterker het gevoel dat we er zelf aan ontsnapt zijn.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content