Marnix Verplancke

Met “Amsterdam” schreef Ian McEwan een subtiele satire op het Engeland van de tabloids.

In “Amsterdam”, de roman waarvoor Ian McEwan een paar maanden geleden de Booker Prize kreeg, worden een aantal hedendaagse Engelse gevoeligheden door de mangel gehaald. Het resultaat is een schitterende zwarte komedie die doet denken aan het beste werk van Martin Amis.

Het verhaal wordt volledig gedragen door drie hoofdpersonages: Clive, Vernon en Julian. De eerste is een succesvol componist in het genre van Pärt en Gorecki: slepende, goed in het oor liggende romantiek die teruggrijpt op premodernistische principes. Hij heeft de opdracht gekregen de Millenniumsymfonie te schrijven en beeldt zich daarbij iets Beethoveniaans in, waar naderhand een tune voor het journaal uit gedistilleerd kan worden en als het even kan ook nog een meezinger van het kaliber “Nessum dorma”, de hit van het recente wereldkampioenschap voetbal.

Vernon is de vierde hoofdredacteur op drie jaar tijd van The Judge, een kwaliteitskrant aan de sukkel die haar oplage dag na dag ziet krimpen en koortsachtig op zoek is naar een scoop. Volgens Vernon heeft kwaliteit geen ondergrens. Alleen de verkoopcijfers tellen, en wanneer een ruziënde Siamese tweeling daar een gunstig effect op heeft, dan moet dat maar, wat de rest van de redactie daar ook moge van denken.

Julian, tenslotte, is een conservatief politicus, onophoudelijk laverend op de rand van de xenofobie. Hij zegt wat de mensen denken en menigeen vreest dan ook dat hij wel eens de volgende premier zou kunnen worden.

De roman begint met de crematie van Molly Lane, de blonde stoot op leeftijd waar de drie protagonisten ooit nog wel eens iets mee hebben gehad. Na afloop van de ceremonie belt Clive Vernon op. Molly is overleden aan een slepende ziekte die ook haar hersenen had aangetast. Stel je voor dat dit met mij zou gebeuren, zegt Clive, ik zou die pijn niet kunnen verdragen en zelfmoord zou me een goede uitweg lijken. Maar wat als ik dit niet meer zou kunnen? Zijn vraag is dan ook duidelijk: of Vernon dan de knoop zou willen doorhakken en Clive daarbij helpen. Vernon stemt in, op voorwaarde dat Clive hetzelfde voor hem zou doen.

KLEINE KARAKTERTJES

Vernon wordt ook nog gebeld door Molly’s weduwnaar George, directielid van de krant – of hij even langs kan komen. Hij heeft iets voor hem: drie foto’s van Julian, in vrouwenkleren. Zou daar niet een mooie scoop in zitten?

De beslissing om de foto’s te publiceren zal niet alleen het einde van Vernons carrière betekenen – de massamedia plooien zich immers het meest naar de wensen van de goorste gluiperds en Vernon blijkt, als puntje bij paaltje komt, toch een tikkeltje tekort te schieten – ook zijn vriendschap met Clive komt er danig door onder spanning te staan. Voor Clive is publicatie gewoonweg smeerlapperij. Een hoofdredacteur met ethiek doet zoiets niet, is zijn mening. Maar tegelijkertijd draait hij zijn hoofd weg van een vrouw die aangerand wordt. Hij had net een goed muzikaal idee, en als hij moet kiezen tussen het leven van de vrouw, of een stap in zijn carrière, is de keuze vlug gemaakt.

De wrijving tussen Vernon en Clive zal escaleren tot een ware strijd waarbij de belofte die ze elkaar de dag na Molly’s crematie gedaan hebben van cruciaal belang zal zijn.

Het Engeland van McEwan is ten prooi aan kleine karaktertjes. En het is in het schetsen daarvan dat hij op zijn best is. De tien pagina’s bijvoorbeeld waarin hij beschrijft hoe Clive zichzelf ziet als een genie dat Britten en Purcell in de schaduw stelt, maar vervolgens door een kort telefoontje de dieperik in gaat, zijn gewoon fantastisch. We volgen het doldraaien van Clives hersenen. En hoe meer hij buiten zinnen raakt, hoe grappiger het wordt.

McEwan heeft ervoor gekozen ieder hoofdstuk vanuit het gezichtspunt van een ander personage te vertellen en daarbij driftig heen en weer te springen in de tijd. Niet alleen geeft deze knappe opbouw de roman een enorme vaart, hij vergt bovendien ook iets van de lezer. Iedere keer opnieuw word je gedestabiliseerd en moet je voor jezelf ontdekken wie er wanneer aan het woord is. De paplepel blijft hier dus achterwege, wat deze subtiele satire tot een verdiende Booker maakt.

Ian McEwan, “Amsterdam”, De Harmonie/Manteau, Amsterdam/Antwerpen, 190 blz., 625 fr.

Marnix Verplancke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content