Het moet een lastige beslissing zijn geweest. De hoofdredacteur van De Standaard had die dag de keuze tussen stakende ambtenaren, wereldwijde paniek op de beurzen, mond- en klauwzeer in Frankrijk en de dreigende oorlog in Macedonië. Met welk bericht moest hij zijn krant openen? Hij koos voor een vijfde mogelijkheid: ‘Jeroen Brouwers in opspraak’.
Dat was even schrikken bij het ontbijt. Had Brouwers zich in de Zutendaalse bossen vergrepen aan minderjarigen? Had hij het bestaan van de holocaust ontkend? Of had hij een liefdesbaby verwekt bij Wendy van Wanten? Gelukkig was het bericht voorzien van een chapeau – een bovenkop: ‘Inspiratie debuutroman ter discussie’. En de inleiding loog er niet om: ‘Heeft Jeroen Brouwers in zijn debuutroman Joris Ockeloen en het wachten (1967) een nooit uitgegeven roman van de jonggestorven Vlaamse schrijver Dirk de Witte geplagieerd? Die vraag dringt zich op na nieuwe onthullingen die de Standaard der Letteren vandaag publiceert.’
Potverdorie zeg!
Het verhaal is inderdaad, zoals Brouwers liet weten, ‘zo oud als de baard van Sinterklaas’. Het gaat al vijfentwintig jaar mee. ‘Maar ik beschuldig Brouwers nergens van plagiaat’ piepte de schrijver van het stuk in de Standaard der Letteren Onno Blom ’s anderendaags in De Morgen. ‘En die kop heb ik niet bedacht. Het stuk op de voorpagina komt trouwens niet van mij, maar van Frank Albers – de chef van de Standaard der Letteren.’ Blom had alleen willen aantonen dat er in de Vlaamse Republiek der Letteren in de jaren zeventig een vuile oorlog heeft gewoed.
Dat is nog eens een scoop! Maar geen rook zonder vuur, en dus pakte die andere zelfverklaarde kwaliteitskrant NRC Handelsblad (‘onontkoombaar voor wie de nuance zoekt’) op de voorpagina uit met de kop: ‘Brouwers pleegde plagiaat’ – zonder daar enig bewijs voor aan te voeren. Weer vierentwintig uur later meldde de Gazet van Antwerpen: ‘Brouwers plagieerde niet’. Het verloren gewaande manuscript van Dirk de Witte bleek zich gewoon in het Antwerpse AMVC (Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven) te bevinden. Professor Kris Humbeeck van de UIA had het vergeleken met de roman van Brouwers en was tot de slotsom gekomen dat er geen sprake is van plagiaat. Discussie gesloten.
Hoewel. Stel dat Brouwers in de bossen van Zutendaal door een everzwijn was verscheurd, of anderszins verongelukt. Zou dat bericht door De Standaard belangrijker zijn geacht dan het mond- en klauwzeer? Schrijvers halen alleen de voorpagina als ze ‘in opspraak komen’. Het is in de onthullingsjournalistiek natuurlijk een ongeschreven wet dat een goed verhaal niet kapot mag worden gecheckt. Logisch dus dat Onno Blom niet de moeite heeft genomen om het oude zorgvuldigheidsprincipe van hoor en wederhoor toe te passen.
Moest Brouwers ‘in opspraak worden gebracht’ om te verhinderen dat hij met zijn roman Geheime kamers de Gouden Uil zou winnen, zoals de auteur in TerZake beweerde? Was er dus sprake van een hidden agenda om ervoor te zorgen dat Standaard-medewerker Josse de Pauw bekroond wordt, zoals De Morgen insinueerde? Welnee. De ware toedracht is veel simpeler: De Standaard werd op het spoor gezet door de Nederlandse antiquaar Piet van Winden die op 25 maart in Brussel (een deel van) de collectie van Angèle Manteau gaat veilen en daar maximale ruchtbaarheid aan wil geven.
Dat is aardig gelukt. Want Van Winden gooide ook de collega’s van De Morgen een kluif toe. En zo kon het gebeuren dat die krant óók een onthullinkje op de voorpagina had, onder de kop: ‘Marnix Gijsen: Jammer genoeg worden homo’s niet gecastreerd’. In de collectie van Manteau moet zich een tekst van Gijsen bevinden, waarin hij zulke vreselijke dingen beweert.
Het citaat kwam mij vagelijk bekend voor. In mijn archief vond ik een knipsel uit het weekblad Vrij Nederland, gedateerd 21 november 1981, pagina 11, met exact dezelfde kop. En verdomd, ik bleek het bijbehorende stuk zelf te hebben geschreven. Het geheugen is kort. Maar ook nieuws moet af en toe worden gerecycled.
Piet Piryns