De opmaak van de begroting wordt een aartsmoeilijke klus. Er is niet alleen de crisis. België kampt ook met structurele problemen. Caroline Ven, de sociaaleconomische kabinetschef van premier Herman Van Rompuy, schetst de enorme uitdagingen. ‘Cruciaal is dat de loonmatiging wordt aangehouden.’

‘De begroting is een horrorshow’tokkelde de bekende econoom Geert Noels op zijn blog. Zowat elke dag zijn er berichten die dat staven. De financieringswet plundert de federale kas, zodat de federale overheid moet gaan bedelen bij de gewesten en gemeenschappen. De alternatieve financiering van de sociale zekerheid ‘wurgt de begroting’ door de stijging van de ziektekosten. In de eerste helft van 2009 ontving de staat één vijfde minder belastingen dan een jaar eerder. Tegelijk exploderen de uitgaven voor de (tijdelijke) werkloosheid, de schuldenlast, de indexering van de sociale uitgaven en de ambtenarenwedden et cetera. Zelfs als de regering de komende jaren hard saneert, daalt de overheidsschuld pas in 2018 tot het niveau van voor de crisis. En dat er geen spaarpot is aangelegd voor de snelstijgende kosten van de vergrijzing is al langer bekend. Allemaal erg spooky, om het met Noels te zeggen.

Caroline Ven kent die berichten vanzelfsprekend ook. Ze is de kabinetschef van de sociaaleconomische beleidscel van premier Herman Van Rompuy (CD&V) en bereidt de meerjarenbegroting mee voor. Tussendoor werkt ze samen met Niko Gobbin van de CD&V-studiedienst aan een boek over de welvaartsval – want in twee jaar tijd viel onze welvaart terug met vijf procent van het bruto binnenlands product (wat we met zijn allen aan goederen en diensten produceren). ‘Dé vraag is of we weer kunnen aanknopen bij het groeipad dat we dertig jaar lang gekend hebben’, zegt ze. Zo is het: komt er opnieuw een welvaartsstijging?

‘Een dik jaar geleden, vóór de kredietcrisis vanuit de VS overwaaide naar België, was het al duidelijk dat er na vijf jaar groei een economische vertraging op komst was’, aldus Ven. ‘Daar kwam toen de bankencrisis bovenop. Het vertrouwen in de banken en het hele financiële systeem werd zwaar geschonden. De federale overheid heeft toen geprobeerd dat vertrouwen te herstellen door participaties te nemen en waarborgen te geven. Ik denk dat we dat goed gedaan hebben. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de VS zijn bij ons geen banken failliet gegaan.’

Die ingrepen hebben de Belgische staat wel veel geld gekost?

CAROLINE VEN: De impact daarvan op de overheidsschuld is inderdaad gigantisch. De bruto staatsschuld steeg in 2008 met zo’n 25 miljard euro tot 308 miljard, vooral door de steun aan de financiële sector. Onze schuldratio is alleen al daardoor met meer dan 6 procent toegenomen tot bijna 90 procent van het bruto binnenlands product (bbp), en dit jaar wegen die operaties nog voor 5,8 procent in de schuld-ratio. In 2010 doorbreken we de belangrijke psychologische grens van een staatsschuld die groter is dan 100 procent van het bbp. Maar de overheid wordt voor haar inspanningen voor de financiële sector wel vergoed door de banken en er staan activa tegenover, zoals de participatie die ze na de ingreep bij Fortis in BNP Paribas kreeg. Die participaties kunnen verkocht worden, maar dat mag zeker niet te snel gebeuren. Als je dat doet voor de financiële sector helemaal gestabiliseerd is, kan dat het vertrouwen opnieuw schaden. Het is dan ook niet wenselijk om dat dit jaar al te doen.

Is de toestand in de financiële sector nog niet gestabiliseerd?

VEN: De financiële instellingen zijn bezig met een delicate evenwichtsoefening. Enerzijds moeten ze ervoor zorgen dat in deze moeilijke tijden voldoende kredieten verstrekt worden aan particulieren en bedrijven, zodat de economie draait. Anderzijds moeten ze zichzelf herkapitaliseren, opnieuw financieel sterker worden en dus minder risico’s nemen. Het vinden van dat evenwicht is uiterst belangrijk, maar ik denk dat dit nu bereikt is. De kredietverstrekking aan bedrijven normaliseert en loopt weer vlotter dan een kwartaal geleden. De lage rentetarieven van de centrale banken sijpelen door naar de markt en dragen bij tot het stoppen van de recessie. Door de overtuiging dat ons financieel systeem veilig is, neemt het vertrouwen opnieuw toe.

En vertrouwen is essentieel om de economie weer op gang te brengen?

VEN: Het is evident dat investeringsprojecten teruggeschroefd worden als de vraag minder sterk wordt. De gezinnen zijn minder gaan consumeren dan de daling van hun koopkracht. Veel mensen zijn onzeker over hun toekomst en vrezen dat de grote ontslaggolf pas volgend jaar komt. Ze zien ook dat de overheidsfinanciën verslechteren en zijn bang dat ze met belastingen zullen moeten betalen voor de schuld die er vandaag bij komt. In veel landen met een hoge overheidsschuld, ook in België, daalt de consumptie en stijgt het sparen van de gezinnen als de overheidsschuld nog toeneemt. Dat moeten we doorbreken door perspectief te bieden, de overheidsschulden af te bouwen en de tekorten weg te werken. De opmaak van de begroting wordt dus ook om die reden uiterst belangrijk. Ze moet het vertrouwen aanwakkeren dat de zaken onder controle zijn.

Ziet u al eerste effecten van een vertrouwensomslag?

VEN: Ja, de cijfers van de economische terugval in het tweede kwartaal zijn toch wat minder negatief dan algemeen verwacht. Zowat iedereen gaat ervan uit dat onze economie dit jaar met 3,5 tot 4 procent zal krimpen. Maar misschien wordt het minder erg omdat het vertrouwen zich stilaan herstelt. Als er in de tweede helft van dit jaar al een heropleving zou zijn, zullen veel bedrijven hun herstructurering wellicht beperkt houden of zelfs niet doorvoeren.

Is dat niet een wel erg optimistische visie?

VEN: Tijdens een diepe inzinking verwacht niemand snel verbetering. Toch hebben we in het verleden vaker gezien dat zo’n heropleving scherp en sterk kan zijn. Misschien moeten we dus niet zo pessimistisch zijn. Bovendien is er één zaak die onze bedrijven robuuster maakt: hun schuldgraad ligt heel wat lager dan in de rest van de eurozone. Daar zijn twee redenen voor. Door de notionele-interestaftrek hebben bedrijven goedkoop hun kapitaalstructuur kunnen versterken en door de sterke groeicijfers tussen 2004 en 2008 hebben ze grote winsten opzijgezet. Zo hebben ze een goede kapitaalbuffer om de crisis op te vangen. En ze hebben de ervaring dat als de economie echt aantrekt, er meteen een krapte op de arbeidsmarkt is. Daarom durf ik zeggen: misschien gaan ze minder snel over tot ontslagen dan algemeen wordt verwacht.

Is het prille herstel duurzaam?

VEN: Zijn de eerste groene scheutjes bamboe of onkruid? Dat is vandaag moeilijk in te schatten. We moeten bij het opstellen van de begroting dan ook voorzichtig blijven en niet al te rooskleurige groeicijfers hanteren. Toch zijn er redenen om te denken dat er geleidelijk een economisch herstel komt. Een eerste reden is eenvoudig: de bedrijven hebben sinds het begin van dit jaar de productie stopgezet. Hun voorraden raken uitgeput en dus zullen ze bij de minste vraag opnieuw moeten produceren. We zijn daarbij nog niet toe aan de heropbouw van de stocks, dat is voor over twee jaar of zo. Een tweede reden is dat de economieën in de groeilanden van Azië opnieuw aantrekken. Dat is goed nieuws voor de Europese en Belgische export.

Kunnen we wel zoveel profiteren van die heropleving in het buitenland, want onze concurrentiekracht gaat toch achteruit?

VEN: België heeft inderdaad in tien jaar tijd 25 procent marktaandeel verloren. Export was altijd de groeimotor van de Belgische economie en juist daar scoren we slecht. Een van de oorzaken van onze dalende concurrentiekracht zijn nog altijd onze arbeidskosten. Het antwoord daarop is loonmatiging, gekoppeld aan een blijvende verlaging van de lasten op arbeid. Een andere oorzaak is dat we nog veel te vaak traditionele producten uitvoeren, zoals onderdelen van machines. We moeten evolueren naar innovatieve producten met een hogere toegevoegde waarde. En tot slot is onze uitvoer te veel gericht op de buurlanden en te weinig op de echte groeilanden. Maar op die laatste twee oorzaken heeft een overheid minder vat, die zijn meer afhankelijk van de dynamiek van ons bedrijfsleven.

Hoe belangrijk is de verlaging van de arbeidskosten?

VEN: Die is cruciaal. Ze versterkt niet alleen onze concurrentiekracht. Ze stimuleert ook nieuwe aanwervingen en werkt zo een verhoging van de werkgelegenheidsgraad (het aantal mensen op arbeidsleeftijd dat effectief werkt) in de hand.

Het voorbije decennium zijn voor 6 miljard euro aan verlagingen van lasten op arbeid doorgevoerd en is de werkgelegenheidsgraad in ons land gestegen van 60 procent naar 62,5 procent vorig jaar. En hoe meer mensen echt aan het werk zijn, hoe meer ze ook bijdragen tot de financiering van de sociale zekerheid. En als meer mensen dat doen, kan iedereen individueel wat minder bijdragen terwijl het systeem toch op peil kan blijven.

Stelt u het niet te mooi voor? De gemiddelde werkgelegenheidsgraad in de Europese Unie bedraagt 66 procent en volgens de Lissabondoelstellingen moesten we volgend jaar 70 procent bereiken.

VEN: Ik ben het met u eens dat die 62,5 procent absoluut te weinig is, maar we komen wel van 55 procent begin de jaren 1980, terwijl het gemiddelde in Europa toen al dichter bij 60 procent lag. We zaten de laatste jaren dus op de goede weg. We boeren nu achteruit door de gevolgen van de wereldwijde financiële en economische crisis, maar we moeten absoluut opnieuw het pad van een groeiende werkgelegenheidsgraad inslaan.

Daarom, opnieuw, moeten we de arbeidskosten onder controle houden. Er is nu onder de sociale partners een bescheiden netto loonsverhoging afgesproken van 125 euro in 2009 en 250 euro in 2010. Bij het volgende centraal loonakkoord, dat eind volgend jaar wordt onderhandeld, moet die benadering behouden blijven. Anders glijdt onze werkgelegenheidsgraad verder af. Het is veel belangrijker dat een grotere groep mensen aan de slag kan dan dat de happy few, die een job heeft, wat meer loon krijgt.

Dat zal niet eenvoudig worden.

VEN: Let op, ik zeg niet dat de werknemers minder beloond moeten worden. Ik wil dat meer werknemers iets krijgen. En je moet mensen die door de crisis plots zonder werk vallen, niet in de dieperik laten vallen. Dat is destabiliserend voor de mensen in kwestie en voor de hele economie.

Niet iedereen zal uw pleidooi voor loonmatiging op applaus onthalen.

VEN: Maar we hebben hopelijk toch iets geleerd uit de manier waarop in de jaren 1970 op de oliecrisis is gereageerd? Toen heeft de overheid alles willen opvangen. Ze wou de koopkracht van de mensen op peil houden door substantiële en reële loonstijgingen. Dat leidde in de privésector tot een grote uitstoot van arbeid. De overheid probeerde dat dan weer gedeeltelijk te compenseren door zelf aan te werven. Op die manier moesten niet alleen meer sociale uitkeringen betaald worden, maar ook meer ambtenarenwedden. De overheidsschuld begon te stijgen. Daardoor moesten de belastingen omhoog en stegen de arbeidskosten. Het resultaat was een negatieve spiraal die pas in de jaren 1990 met het Globaal Plan van Jean-Luc Dehaene (CD&V) doorbroken kon worden.

Brugpensioen is ook iets van de jaren zeventig.

VEN: Ja, het brugpensioen is toen ingevoerd om de herstructureringen te vergemakkelijken. Heel wat goede, bekwame mensen vloeiden zo uit het economische systeem. Maar toen het beter ging, kwamen die niet terug.

Uit de cijfers blijkt: bij elke conjunctuurverslechtering stijgt het aantal werklozen en als de economie daarna heropleeft, daalt de werkloosheid weer, maar nooit tot op het niveau van vóór de crisis. Er is met andere woorden een structurele stijging van de werkloosheidsgraad en het brugpensioen is een van de verklaringen daarvoor. We moeten het brugpensioen dan ook zoveel mogelijk beperken. Daarom heeft de huidige regering ook de tijdelijke werkloosheid voor bedienden ingevoerd. Zo blijft er toch een band bestaan tussen het bedrijf en zijn werknemers. Als de economie het weer beter doet, kunnen die vrij vlot weer aan het werk.

In maart sprak de regering af om tegen 2015 opnieuw een structureel begrotingsevenwicht te bereiken. Blijft dat de ambitie, want alle parameters zijn intussen nog slechter geworden?

VEN: In het voorjaar is een scenario aanvaard waarbij alle overheden samen – de federale overheid, de deelstaten en de lokale overheden – in 2010 en 2011 een structureel tekort van ongeveer 1,5 procent van het bbp, of zo’n 5 miljard euro, zouden wegwerken. Een volgende federale regering zou die inspanning dan doortrekken naar een evenwicht in 2015. Iedereen is intussen aan het cijferen, want allicht is het structureel tekort groter dan 1,5 procent. Er zal in de komende weken een discussie gevoerd moeten worden over de omvang van de ingrepen in de volgende twee jaar en over de vraag of wordt vastgehouden aan de doelstelling van een begrotingsevenwicht tegen 2015.

De premier spreekt van ‘een decennium van serieuze inspanningen’.

VEN: Ja, dat is zo.

Wat zijn de mogelijkheden? Op een rente-meevaller zoals in het verleden hoeven we niet meer te rekenen.

VEN: Tijdens de sanering met het Globaal Plan werd het overheidstekort teruggedrongen van 7,9 procent van het bbp in 1993 tot 0,9 procent in 1999. Voor meer dan de helft lukte dat dankzij een daling van de rentelasten. We staan nu voor ongeveer dezelfde oefening, maar de rente staat al heel laag. En als de groei aantrekt, zullen de inflatie en ook de rente eerder stijgen. Dat zullen we dan extra moeten opvangen.

Wat kan dan wel? Meer inkomsten, meer belastingen, maar die zijn al zo hoog?

VEN: Je krijgt ook meer overheidsinkomsten als meer mensen bijdragen. Dan komen we terug bij de werkgelegenheidsgraad: als meer mensen economisch actief zijn, vergroot je de financiële basis én hoef je minder uit te keren.

De federale overheid int in totaal ongeveer 130 miljard aan belastingen en sociale bijdragen, maar moet veel daarvan uitdelen, bijvoorbeeld aan de deelstaten en de so-ciale zekerheid. Zo houdt ze nog amper 10 miljard over voor een eigen beleid op het vlak van justitie, defensie enzovoort. Veel rek zit er dan niet meer op.

VEN: Sommigen zeggen dat de overheid efficiënter moet werken. Ik zie dat nu van binnenuit en ik kan u zeggen: de federale overheid werkt daar aan, maar de grote bedragen kunnen daar niet meer gevonden worden. Het is trouwens besproken met de gemeenschappen en gewesten dat die ook iets doen.

Vlaanderen wil tegen 2011 een begrotingsevenwicht, maar Wallonië en Brussel zijn niet van plan om voor 2015 veel te doen.

VEN:: Er is afgesproken dat de deelstaten zich richten naar het scenario van de federale regering. Als die vasthoudt aan een begrotingsevenwicht tegen 2015, zullen ook de gewesten en gemeenschappen hun budgettaire meerjarenplanning daarop moeten afstemmen. Maar de federale overheid zal zich daar verder niet mee bemoeien. Elk zijn verantwoordelijkheid.

De vergrijzing vraagt in 2014 meer dan 3 procent van het bbp extra aan gezondheidskosten en pensioenen, dat is nog eens 10 miljard die ergens gevonden moet worden.

VEN: Voor het opvangen van de kosten van de vergrijzing bestaan er drie sporen. Het eerste was het opbouwen van een spaarpot. Dat was het idee van het Zilverfonds, maar daar is niets van gekomen en we kunnen dat ook niet meer goedmaken. Het tweede spoor is zorgen voor meer economische groei, zodat meer mensen aan het werk gaan en dus ook meer mensen de kosten van de vergrijzing mee kunnen opvangen. Het derde spoor is een fundamentele discussie over ons pensioensysteem. Waarvoor kan de overheid nog zorgen en wat kun je zelf doen voor een behoorlijk pensioen? En wat met het ambtenarenpensioen? Dat is geen gemakkelijk debat. Het moet aan bod komen tijdens een nationale pensioenconferentie die voor het eind van het jaar wordt afgerond.

Moet niet onvermijdelijk het mes in de so-ciale zekerheid worden gezet?

VEN: Een goed begrotingsbeleid voer je niet enkel door de hakbijl boven te halen, maar ook door de economie te versterken en zodoende de financiële basis voor de sociale zekerheid te vergroten. Ik ben overigens optimistisch ter zake: we hebben een groot potentieel om de groei en de werkgelegenheidsgraad te verbeteren, want dat zijn de domeinen waarin we nu niet goed scoren.

Omdat het nu zo slecht gaat, kan het alleen maar veel beter gaan. U meent het?

VEN: Ja, geef toe: we beschikken toch over heel veel onbenut arbeidspotentieel? Als je dat kunt activeren… Als je de economische groei en de werkgelegenheidsgraad kunt laten stijgen en die opwaartse trend kunt koppelen aan een beleid van verbetering van onze concurrentiekracht en een volgehouden loonmatiging, dan is veel mogelijk. De Scandinavische landen hebben het ons enkele jaren geleden voorgedaan.

Bent u door uw job verplicht om zo positief ingesteld te zijn?

VEN: Nee, ik ben doorgaans niet zo optimistisch, maar zwaaien met doemscenario’s brengt nu zeker niets bij.

DOOR EWALD PIRONET EN PATRICK MARTENS/foto’s lies willaert

‘Sommigen zeggen dat de overheid efficiënter moet werken, maar de grote bedragen kunnen daar niet meer gehaald worden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content