‘NIEMAND KRIJGT MEER DAN HIJ VERDIENT’

Dennis Praet, de nieuwe, piepjonge nummer 10 van Sporting Anderlecht, staat voor het jaar van de (grote) doorbraak. ‘Het moet gedaan zijn met die ups en downs.’

Het Astridpark heeft een nieuwe prins. Hij heet Dennis Praet, bezit de satijnen baltoets waar de paars-witte fan zo van smult, en blijkt niet bang voor wat extra stress. Een goede illustratie van dat laatste: de jonge Leuvenaar vroeg de club expliciet om dit seizoen het nummer 10 te mogen dragen. Niet slim, zeggen wij, risicoschuwe waarnemers. Dat nummer zorgt alleen maar voor meer druk en je gaat er echt niet beter van voetballen.

‘Bwa, druk… Druk leg je jezelf op, je hoeft die niet te voelen als je het niet wilt’, reageert de Anderlecht-youngster, kennelijk van geen kleintje vervaard. ‘Het is máár een nummer hè, het is maar een shirt. Oké, naar de 10 kijken ze allemaal, je valt op in die trui. Maar als een nieuw shirt me al uit mijn concentratie kan brengen, dan ben ik het niet waard om bij deze club te spelen. Nee, ik denk net dat het me kracht zal geven. Bij de jeugd zijn er geen vaste nummers, krijg je het shirt van de positie waarop je speelt. Ik ben altijd een 10 geweest. Het werd mijn lievelingsnummer, het is mijn nummer, zo voelt dat toch. Toen het vrijkwam, heb ik dus niet getwijfeld. Ik voel me in mijn sas met die 10 op mijn rug.’

Heb je als nummer 10 een voorbeeld? Een speler op wie je je richt?

Dennis Praet: Niet per se. Zoals iedere middenvelder ter wereld kijk ik op naar de centrale driehoek van Barcelona. Hoe Xavi, Andrés Iniesta en Sergio Busquets snel de openingen zien, altijd in beweging zijn, de bal in feite ongrijpbaar maken: dat is voetbal zoals voetbal moet zijn. Maar bij Barcelona spelen ze eigenlijk zelfs zonder echte nummer 10. Dat shirt is voor Lionel Messi. Maar met hem zou ik me niet willen vergelijken. Niet qua positie en niet qua rendement (lacht).

Voor mij is een nummer 10 een speler die het ritme van de wedstrijd bepaalt. Iemand die veel assists geeft en als het even kan ook af en toe scoort.

Dat laatste is bij jou een werkpunt. De vorige competitie maakte je amper twee goals.

Praet: Dat moet inderdaad veel beter. Sowieso.

Je moet het vooral vaker proberen, je schiet erg weinig op doel.

Praet: Nu klink je als mijn vader (lacht). Die zegt praktisch iedere match dat ik de ballen te makkelijk afgeef, dat ik meer mijn kans moet durven te gaan.

Binnen de club horen we nochtans dat je een zeer goede trap hebt.

Praet: Bedank die anonieme bron maar voor het compliment (lacht). Tja, het is vooral een kwestie van er op het juiste moment aan te denken. Ik ben van nature eerder een man van de combinatie. Als ik een verdediger kan uitschakelen met een 1-2, dan kies ik vlugger daarvoor dan voor een dribbel of een schot. Een beetje zoals mijn grote idool Xavi: die zie je ook niet gauw van ver uithalen.

Weet je wat een echte nummer 10 ook doet? De penalty’s trappen.

Praet: Haha, misschien, dat beslist de coach. Het was raar, dat gedoe met die penalty’s vorig jaar. Je mist er een paar, het wordt een thema in de pers, het kruipt in het kopje en daardoor blijf je missen. Heel gek, nooit eerder zoiets gezien.

Ondertussen ligt dat achter ons, er is binnen de ploeg ook niet meer over gesproken. Dat hoeft niet, het kan evengoed zijn dat ze er dit jaar allemaal in vliegen.

Vorig seizoen was Anderlecht fantastisch op dreef, de titel leek in januari al veilig. Toen stortte de ploeg in en werd het zelfs nog erg spannend. Wat noemde zowat iedere analist de oorzaak voor die mindere periode?

Praet: Vermoeidheid bij de jongeren?

Klopt. Jij en Massimo Bruno waren op een half jaar tijd bijzonder belangrijk geworden.

Praet: We zijn allebei even iets minder geweest, dat is waar. Maar hoe komt zoiets? Iedereen dacht dat het aan vermoeidheid lag – ik en Massimo hadden veel gespeeld voor nieuwjaar, ook in de Champions League – maar zelf voelde ik me zeker niet uitgeput of zo. Misschien zit zoiets dieper, ben je minder fris zonder dat je het zelf beseft? Ik weet het niet. Volgens mij was die mindere periode toeval. Sommige weken lukt alles, andere niks. Zo gaat dat in het voetbal.

Erger werd het in de play-offs, je haalde af en toe de bank zelfs niet. Daar was je behoorlijk boos om en dat toonde je intern en één enkele keer zelfs in de pers. Dat scherpe kantje hadden we nog niet gezien van brave Dennis.

Praet: Ik was erg kwaad, ja. Maar op zo’n moment moet je kwaad zijn, vind ik. Je hebt een heel seizoen alles gegeven voor de ploeg. Als je dan aan het eind in drie cruciale matchen naar de tribune moet: natuurlijk kook ik dan. Ondertussen kan ik dat wel plaatsen. De trainer kiest en als hij je op dat moment niet goed genoeg vindt, dan is dat een tegenslag waar je je moet overzetten. In ieder geval mag ik dit seizoen zo’n dip niet meer meemaken. Constanter worden is nu ambitie nummer één, het moet gedaan zijn met die ups en downs.

John van den Brom heeft me gezegd dat ik dit seizoen een vaste waarde moet worden, iemand die bepaalt en domineert. Ik moet belangrijker zijn voor de ploeg. Wat dat betreft, is het misschien een cadeau dat er grote namen vertrokken. Dat geeft mij als jonge gast de mogelijkheid om een beetje meer de leiding te pakken. Dát brengt druk, meer dan mijn nieuwe shirt: nu moeten wij jongeren het wel doen. Nu moeten we bewijzen hoe goed we zijn.

Toch: Milan Jovanovic is weg, Dieumerci Mbokani, Lucas Biglia, Marcin Wasilewski. Dat scheelt een slok op de borrel. Zou je Anderlecht titelfavoriet durven te noemen met de ploeg zoals die nu is?

Praet: Favoriet weet ik niet, kandidaat zeker wel. Dit blijft Anderlecht, deze club speelt altijd mee voor de titel. Er zijn goeie spelers vertrokken, maar hier lopen wel nog altijd absolute topvoetballers rond, hè. Matias Suarez bijvoorbeeld, die speelt beter dan ooit tevoren. De buitenwereld wacht nog op grote transfers, en misschien komen die ook wel, maar vergeet niet dat de ploeg die het beloftetoernooi van Viareggio won stilaan de A-kern haalt. Michaël Heylen, Leander Dendoncker, Jordan Lukaku en Frank Archeampong tonen op training dat ze het dubbel en dik waard zijn om bij Anderlecht te spelen. Het zijn allemaal mooie spelers ook, je kunt er dominant, verzorgd voetbal mee brengen. Oké, dan moet het ook nog klikken, maar waarom zou dat niet?

Ik maak me eigenlijk geen zorgen voor dit seizoen. Zelfs zonder nieuwe transfers is er voldoende kwaliteit om kampioen te spelen.

De concurrentie lijkt versterkt.

Praet: Zou kunnen, dat hou ik zelf niet zo bij. Eigenlijk ben ik niet zo voetbalminded. Geen idee wie naar waar getransfereerd is of hoe het met de concurrentie gaat: dat ontdekken we wel als we ertegen spelen. Ik kijk trouwens ook bijna nooit naar voetbal op tv. Een match waarin ik zelf niet meespeel, interesseert me niet snel.

Waar haal jij je techniek vandaan?

Praet: Die heb ik altijd al gehad. Ik ben op mijn vijfde beginnen voetballen en dat ging direct natuurlijk goed. Thuis zeggen ze dat ik mijn balgevoel van mijn papa heb – die kon goed voetballen maar had geen uithouding. Mama was de atleet van de twee, mijn conditie heb ik van haar. Een winnende combinatie dus (lacht).

Nee, balgevoel, dat hád ik gewoon. Ik heb jaren getennist en daar had ik volgens mij ook erg goed in kunnen worden. Binnen mijn leeftijdsgroep hoorde ik telkens bij de beteren van België. Alleen kon ik slecht tegen mijn verlies, ik heb een hoop rackets stukgeslagen. Uiteindelijk is dat de reden waarom ik voor voetbal heb gekozen. Op de een of andere manier kon ik in die sport een nederlaag beter plaatsen. Het hoeft niet aan jou te liggen als je verliest: een ploegmaat kan in de fout gaan, of het kan gewoon stomme pech zijn.

Stak je er bij de jeugd altijd bovenuit? Ben je zolang je je kunt herinneren de beste geweest?

Praet: Het is een beetje raar om dat van jezelf te zeggen maar, euh, ja, eigenlijk wel (lacht). Hoewel: bij Genk hadden we op het eind een lichting met Anthony Limbombe en Jordy Croux. Daar zat zo veel talent bijeen dat ik zeker niet meer de absolute uitblinker was.

Je had ook bij Genk kunnen doorbreken. Waarom koos je voor Anderlecht?

Praet: Daar spreek ik liever niet meer over, want wat ik ook zeg, daar kan niks goeds van komen.

Anderlecht deed me een mooi voorstel en het blijft de grootste club van België. Ik dacht en denk dat ik moeilijk beter kan zitten dan hier.

Het buitenland vond je te vroeg? Arsenal en Lille waren heel geïnteresseerd.

Praet: Ajax ook. Maar om naar zulke clubs te gaan, moest ik alles op het voetbal zetten. School vonden zij niet belangrijk. Ik zat toen in het vierde middelbaar en dacht: laat ik maar een diploma halen, voetbal blijft een onzekere job. Je hoopt natuurlijk prof te worden, maar wie kon mij drie jaar geleden garanderen dat dat zou lukken?

Misschien een onverwachte vraag, maar heb je spijt dat je niet kunt studeren zoals elke andere negentienjarige?

Praet: (denkt even na) Eigenlijk wel. Ik was graag student geweest, maar dat is een wereld die ik nooit zal kennen. Tja. Ik mag niet klagen zeker? Van je hobby je beroep maken is weinigen gegeven. Het is het mooiste wat er is, zegt iedereen me.

Ik doe nu op mezelf een cursus bedrijfsbeheer en volg een beetje Spaans op de club. Om bezig te zijn, maar ook om mijn verstand te ontwikkelen, niet alleen mijn lichaam. Ik vind dat belangrijk. Je moet in het leven toch meer kunnen dan tegen een bal trappen.

Je bent negentien, tweevoudig kampioen en verdient meer dan met normaal werk mogelijk is: het leven loopt op rozen voor deze golden boy. Heb jij iemand die je met de voeten op de grond houdt?

Praet: Wel, daar moet je bij mij nu eens geen schrik voor hebben. Als er één ding is waar mijn ouders altijd erg op hebben gehamerd, dan is het bescheiden blijven. Nooit denken dat je er al bent. Altijd blijven werken, want niemand krijgt meer dan hij verdient.

Ik ben sowieso niet het type om snel te gaan zweven, denk ik. Ik blijf altijd nogal kalm, wat er ook gebeurt.

Je hebt een teammaat die bewees hoe snel het kan gaan. Anthony Vanden Borre keerde vorig seizoen met hangende pootjes terug naar Anderlecht. Hij was nog jonger een ster dan jij, maar verloor de pedalen. Herman Van Holsbeeck zei dat Vanden Borre goed op weg was om taxichauffeur te worden als Anderlecht hem niet had opgevist.

Praet: De mensen moeten zeker niet te streng zijn voor Vanden Borre, vind ik. In het voetbal kan het wel eens tegenzitten. Dat je je dan laat gaan, is niet slim maar wel menselijk. Wie hem daarom veroordeelt, doet dat toch net iets te makkelijk.

Je kunt je maar honderd procent inzetten en dan hopen dat de beloning volgt. En hopen dat je keuzes goed uitpakken.

Wat mogen we je toewensen voor dit seizoen?

Praet: Dat ik gezond blijf en niet te veel matchen mis door blessures. Op sportief vlak wil ik een nieuwe titel en graag ook eens een beker. En ik hoop, maar dat hangt ook af van de loting, dat we de tweede ronde van de Champions League halen. Dat is toch iets waar binnen de club veel over wordt gepraat.

DOOR JEF VAN BAELEN

‘Ik kijk bijna nooit naar voetbal op tv. Een match waarin ik zelf niet meespeel, interesseert me niet snel.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content