In de botanische tuin van de Australische stad Sydney, waar de bezoekers nadrukkelijk wordt verzocht om vooral over het gras te lopen, is langs de paadjes op mooie platen een trieste geschiedenis gepresenteerd: die van de Aboriginals, de oorspronkelijke bewoners van Australië, wier aantal op het ogenblik van de kolonisatie op driekwart miljoen werd geschat. Na de aankomst van de Britten was tweederde van hen geliquideerd, vooral door ziektes die de blanken meebrachten en waartegen de lokale mensen geen weerstand hadden. De rest werd genadeloos verdreven uit de gebieden waarin ze zich perfect aan de omgeving hadden aangepast, naar gebieden waar het veel moeilijker toeven was. Ze moesten plaats ruimen voor de blanken.

Een van de bordjes gaf ongegeneerd een cynisch soort mea culpa: ‘De traditionele eigenaars van dit land mogen hier dan wel niet meer leven, het belang ervan is voor hen vandaag even groot als ooit tevoren.’

Het was Charles Darwin tijdens zijn passage in Sydney, minder dan vijftig jaar na de aankomst van de eerste echte kolonisten, al opgevallen dat het er voor de Aboriginals niet goed uitzag. Hij ontmoette tijdens zijn ritten op het vasteland maar één groepje, en speculeerde over de redenen voor hun verdwijnen: alcohol, ziektes (hij meldde dat zelfs milde ziektes zoals mazelen desastreus konden zijn) en het uitroeien van de dieren die belangrijk waren als voedsel. In een vreemde kronkel van zijn denken, die bewijst dat er tijdens zijn reis van alles aan het gisten was in zijn hoofd, voerde hij nog een andere ‘mysterieuze oorzaak’ aan. ‘Overal waar de Europeaan aankomt, schijnt de dood de Aboriginal op te jagen’, schreef hij, waarna hij vaststelde dat hetzelfde ook in Amerika, Polynesië en Zuid-Afrika was gebeurd. ‘De varianten van de mens schijnen op dezelfde manier op elkaar in te werken als verschillende soorten dieren doen – de sterkste verdringt altijd de zwakste’, besloot hij.

Een stevig op vele waarnemingen tijdens zijn lange reis gefundeerde conclusie die helaas correct bleek te zijn.

Meer dan 50 °C

De eerste Aboriginal die ik zag, was een blijkbaar lichtjes gekke vrouw die langs een straatje van de campus van een universiteit in Sydney in het Engels tegen zichzelf liep te fulmineren over de onrechtvaardigheid van de geschiedenis, straal genegeerd door de blanke studenten in de buurt. De laatsten behoorden tot een kleine gemeenschap in het desolate mijnstadje Coober Pedy, in het hart van Australië, waar de lokale inwoners verjaagd zijn door blanke mijnwerkers. Om zich aan de vreselijke omgevingsomstandigheden aan te passen (het kan er meer dan 50 graden worden, in de winter vriest het, en wind en vliegen kunnen genadeloos zijn) waren de mijnwerkers deels ondergronds gaan wonen, in de schachten van verlaten mijnen die ze tot huis ombouwden.

Tot grote verbazing overigens van de Aboriginals, zelf goed aangepast aan de harde leefomstandigheden: zwart, zodat de zon hun huid niet te erg beschadigt, en klein, zodat ze niet te veel eten nodig hebben in een omgeving die niet rijk aan voedsel is. Hun verbazing is gereflecteerd in de naam van het dorp: Coober Pedy is een Engelse verbastering van een term uit de Aboriginaltaal die ‘blanke man in een gat’ betekent.

Langs de westkust van Australië is bewijs opgedoken waaruit blijkt dat de Aboriginals zelf vriendelijk zijn geweest tegen hun onverwachte westerse bezoekers. In de zestiende en zeventiende eeuw – het hoogtepunt van de exploratieactiviteiten van de machtige Oost-Indische Compagnie – moeten Nederlandse schipbreukelingen zich onder de lokale bevolking gemengd hebben. De integratie was zo sterk dat er sporen van het Nederlands in de lokale taal zijn geslopen. Onderzoek moet nu uitwijzen of er ook sporen van Nederlandse genen in de bevolking te vinden zijn. Dat zou uitwijzen dat interculturaliteit destijds een tweesnijdend zwaard was: wij waren minder soepel met hen dan omgekeerd. Tenzij de macht van het getal speelt natuurlijk, en een handvol schipbreukelingen meer clementie opwekt dan een bedreigende stam in een gebied waarop je als kolonist zelf je oog hebt laten vallen.

In Coober Pedy wordt de verontschuldigingsstrategie ondertussen ten top gedreven. De meeste Aboriginals krijgen er een uitkering van de Australische staat. Waarmee ze helemáál losgekoppeld worden van hun oorspronkelijke nomadische levensstijl.

//BLOG

dirk blogt over zijn expeditie op www.knack.be/dirk-draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content