Nederland was nooit zo tolerant als het leek

© Hollandse Hoogte

Mogelijk wordt de PVV van de rechtse populist Geert Wilders op 15 maart de grootste partij van het land. En dat is minder verrassend dan je zou denken, stelt Joris Luyendijk.

Nauwelijks drie decennia geleden stond Nederland in de hele wereld bekend als een zelfbewust, tolerant land. Het was een sociaal laboratorium waar geëxperimenteerd werd met homorechten en de legalisering van prostitutie, softdrugs en euthanasie. De meest rechtse partij van het land was de liberaal-conservatieve VVD, die over de hele lijn progressiever was dan de Democraten in de Verenigde Staten. Het was een tijd waarin progressieve journalisten en politici, zonder de minste ironie, Nederland ‘een gidsland’ noemden.

Nederland toonde aan conservatieven dat het homohuwelijk of de legalisering van marihuana niet het einde van de westerse beschaving inluidden. Integendeel, de stabiliteit en welvaart van Nederland leken te bewijzen dat een samenleving gelukkiger werd als ze de vrijheid, diversiteit en multiculturaliteit omarmde.

Nooit leek dat zelfbeeld meer gerechtvaardigd dan op een zonnige zaterdag in juni 1988. Toen won het Nederlands elftal met attractief voetbal de finale van het Europees Kampioenschap. De sleutelposities in het team werden ingenomen door Frank Rijkaard, Ruud Gullit en Gerald Vanenburg, allemaal spelers met Surinaamse roots. Oranje versloeg in de halve finale aartsrivaal West-Duitsland en in de finale een ongeïnspireerde Sovjet-Unie, ploegen die volledig uit blanke spelers bestonden.

Het was de multiculturele idylle. De migratie zou Nederland niet veranderen, behalve op twee manieren: sommige Nederlanders zouden een bruine huid hebben en Nederland zou succesvoller worden.

Progressief paradijs

Enkel dwazen en journalisten nemen opiniepeilingen ernstig. Maar het lijkt er sterk op dat Geert Wilders en zijn PVV het bij de parlementsverkiezingen van 15 maart erg goed zullen doen. Ook al geloven sommige analisten dat de PVV over zijn hoogtepunt heen is, toch bestaat er een goede kans dat zij de grootste partij van Nederland zal worden. Door het succes van de PVV hebben ook de VVD en de christendemocraten een ruk naar rechts gemaakt, zozeer zelfs dat een groep professoren en juristen onlangs waarschuwde dat veel van hun voorstellen de rechtsstaat bedreigen.

Daarenboven zijn er een hele reeks nieuwe rechtse en populistische partijen ontstaan. Er is zelfs een nieuwe partij voor migranten – DENK – die zich modelleert naar de campagne van de Amerikaanse president Donald Trump. DENK is bijzonder autoritair, maakt gebruik van nepnieuws, valt de pers aan en spuit allerlei samenzweringstheorieën. Voor de eerste keer in de recente Nederlandse geschiedenis staan er twee rechtse partijen tegenover elkaar. Wat overblijft van links is diep verdeeld: zo lijkt de sociaaldemocratische PvdA pas de zesde of achtste partij te zullen worden.

De verleiding is groot om Nederland als een teloorgegaan progressief paradijs af te schilderen. Maar hoe graag progressieven ook geloven dat heel Nederland een gidsland wilde zijn, dat was altijd een karikatuur. Hetzelfde geldt voor de recente successen van Geert Wilders. Ook al verbergt hij zijn Indonesische roots onder zijn geblondeerde haar, heeft hij openlijk Trump gesteund, juicht hij de brexit toe en lijkt hij almaar meer op Marine Le Pen en andere Europese populisten, toch zijn z’n programma en methodes minder een breuk met het verleden dan vaak wordt gedacht.

Nederland was nooit zo tolerant als het leek: zo werd er in de jaren 1980 heel wat politiek geweld gepleegd. Een obscure groep anarchisten vermoordde in 1985 bijna Ed van Thijn, de burgemeester van Amsterdam. Een jaar later staken betogers het hotel in brand waar de extreemrechtse partij Centrum Democraten een conventie hield. Daarbij verloor de partner van Hans Janmaat, de leider van de Centrum Democraten, haar beide benen. De Nederlandse parlementsleden negeerden het incident, op een handvol na die vragen stelden bij hoe de politie de demonstranten had aangepakt. In 1991 plaatste een andere linkse groep een bom in het huis van de staatssecretaris voor Asielbeleid. Maar toen Duitse neonazi’s twee jaar later een huis in brand staken waardoor een familie van vijf Turken stierf, stuurden 1,2 miljoen Nederlanders briefkaarten naar de Duitse regering met daarop: ‘Ik ben woedend.’

Ook dat opgestoken, moraliserende vingertje typeerde gidsland Nederland. Dat vandaag zo veel mensen woedend zijn op het establishment, is voor een deel te wijten aan dat soort gemoraliseer. In de naam van de tolerantie werden alle meningen onderdrukt die progressieven intolerant vonden. Het gevolg, zo wordt vaak gezegd, is dat de problemen met migranten decennialang konden etteren. Daarom, en met een echo van Nederlands antiklerikalisme, hebben Wilders en zijn aanhangers het establishment tot ‘de linkse kerk’ omgedoopt.

Pim Fortuyn

Het was opnieuw in het voetbal dat de ondergang van de linkse kerk duidelijk werd. Tijdens het Europese kampioenschap van 1996 viel de Nederlandse ploeg in twee groepen uiteen. Vijf zwarte spelers klaagden dat trainer Guus Hiddink anderen voortrok. Sterspeler Edgar Davids verwoordde het met typische Nederlandse botheid als volgt: ‘Hiddink moet zijn hoofd uit enkele spelers hun kont halen, zodat hij beter kan zien.’ Het toernooi werd een ramp. Acht jaar na de eindoverwinning op het EK van 1988 werd duidelijk dat migratie de samenleving niet enkel verrijkte, maar ook tot conflicten kon leiden.

In de daaropvolgende jaren verloor het oude establishment veel van zijn prestige en gezag. De financiële crisis van 2008, de eurocrisis in Griekenland, het krimpen van de Nederlandse welvaartsstaat en een neoliberaal programma van privatiseringen en gedwongen fusies in de zorgsector en het onderwijs zorgden voor een breed en intens ressentiment. En het werd er niet beter op toen, net zoals in de meeste Europese landen, zo veel politici voor grootbanken gingen werken.

Maar de thema’s die de gemoederen het meest verhitten, waren migratie en integratie. Rond het jaar 2000 begon een flamboyante, pro-Israëlische en openlijk homoseksuele voormalige sociaaldemocraat het land door te reizen om mensen te waarschuwen voor de gevaren van ongecontroleerde migratie. Zijn boeken waren bestsellers en toen Pim Fortuyn besloot zich kandidaat te stellen voor het parlement, leek een revolutie ophanden. Fortuyn had de progressieve agenda gekaapt, door te beweren dat hij de enige linkse politicus was die streed voor een open samenleving. Fortuyn stelde een fundamentele vraag waar geen enkele progressieve politicus een bevredigend antwoord op leek te hebben: hoe veilig is een open, vrije en gelijke samenleving als die elk jaar honderdduizenden mensen opneemt uit landen die geen enkele traditie van tolerantie, vrijheid of gelijkheid hebben?

In het van zelfvertrouwen overlopende Nederland van de jaren tachtig en negentig werden zulke vragen als alarmistisch of racistisch afgewimpeld. Binnen een generatie, zo luidde het destijds, zouden die migranten de vrijheid en gelijkheid omarmen.

Maar dat gebeurde niet. In de vroege jaren 2000 durfden homoseksuele mannen niet langer hand in hand door Amsterdam te lopen, omdat homofoob geweld door jongeren van Marokkaanse afkomst gebruikelijk werd. Joden namen hun keppeltjes af en zwembaden moesten extra personeel in dienst nemen om meisjes te beschermen die lastiggevallen werden. En toen kwam elf september.

Op 6 mei 2002 was ik als correspondent in Israël. Ik herinner me hoe ik de televisie aanschakelde om naar een uitzending over de intifada te kijken, maar plots stond Nederland in het midden van de aandacht. Een dierenrechtenactivist had Pim Fortuyn vermoord en daarmee een land getraumatiseerd waar de uitdrukking ‘zoiets gebeurt hier niet’ gemeengoed was.

‘De kogel kwam van links’, beweerden de razende aanhangers van Fortuyn. Zij vonden dat establishmentpolitici en journalisten verantwoordelijk waren voor de dood van Fortuyn omdat ze hem bestempeld hadden als een gevaar voor de democratie en hem vergeleken hadden met de Italiaanse dictator Benito Mussolini of nog ergere figuren.

De moord op Fortuyn luidde een golf van geweld in, en een groot deel daarvan was politiek van aard. Regisseur Theo van Gogh werd op klaarlichte dag neergestoken door een jihadist. In 2009 reed een auto op Koninginnedag in op de menigte, waarbij acht doden vielen. De activist Louis Sévèke werd vermoord, net als de sociaalliberale politica Els Borst die in de jaren negentig euthanasie had gelegaliseerd.

Geert Wilders

Vandaag ontdekken alle Europese landen hoe moeilijk het is om grote groepen migranten te integreren. De ontgoocheling in het Europese project is overal groot. Dat Nederland vooroploopt in de populistische revolutie in Noord-West-Europa komt omdat het de grootste afstand had af te leggen, van wat het dacht dat het was, tot wat het geworden is.

Het politieke programma van Wilders draait – net zoals bij Fortuyn – niet om etniciteit of ‘Nederland opnieuw groot maken’, maar om de vrijheid van meningsuiting, gelijkheid en andere progressieve waarden. Daardoor verschilt hij fundamenteel van autoritaire types als de Hongaarse premier Victor Orban of verdoken homohaters als UKIP, de Engelse eurosceptische partij. Tegelijkertijd is Wilders diepgaand antiliberaal en heeft hij een grote minachting voor democratische instellingen als het parlement, de pers of de onafhankelijkheid van de rechtbank.

Ook al staat Wilders in sommige peilingen aan de leiding, hij heeft nog lang geen meerderheid en geen enkele partij wil met hem regeren. In tegenstelling tot Marine Le Pen heeft Wilders geen politieke machinerie uitgebouwd. Hij regeert zijn partij als een Arabische dictator: hij negeert zijn eigen parlementsleden en vernedert hen soms zelfs. Wilders is er nog niet in geslaagd – of heeft dat zelfs niet geprobeerd – om establishmentfiguren die genoeg ervaring hebben om minister te worden binnen te halen. Zelfs in zijn partij lijkt hij niemand te willen opleiden voor het ministerschap. Wilders lijkt absoluut niet te willen regeren. Zoals zijn vroegere advocaat ooit grapte: ‘De PVV wil niets. Hun leider heet “Geert Wil-niks”.’

Als de geschiedenis zichzelf eerst herhaalt als een tragedie en vervolgens als een klucht, dan is Wilders de tragische erfgenaam van Fortuyn. De nieuwe partijen die de fakkel van Wilders willen overnemen, zijn kluchtige clowns: uiteindelijk doen ze niets meer dan wat mediastunts op poten zetten.

Momenteel heeft de Nederlandse kiezer twee opties: het ‘er is geen alternatief’ van het establishment of de lege symboliek van protestpartijen. We wachten nog steeds op een leider en een politieke beweging die een electoraat dat almaar banger, bozer en wanhopiger wordt iets meer kan bieden. Zij die hopen dat Nederland als gidsland het Westen op het juiste pad zal leiden, zoeken op de verkeerde plaats.

Joris Luyendijk, Kunnen we praten, uitgeverij Atlas Contact, 96 blz.,?5.

Het politieke programma van Wilders draait om progressieve waarden. Daardoor verschilt hij van Orban of UKIP.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content