De polder in Kruibeke: minder overstromingen en meer natuur.

De polders van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde worden een gecontroleerd overstromingsgebied. Zo’n gebied moet beletten dat de rivier elders buiten de oevers treedt.

Extreme waterstanden komen steeds meer voor in het Scheldebekken. In één eeuw tijd steeg de gemiddelde hoogwaterstand met zestig centimeter. Het aantal stormtijen evolueerde van gemiddeld één per twee jaar naar bijna vier per jaar. Dat is het gevolg van inpolderingen, vaargeulverdieping, de stijging van de zeespiegel en bodemdaling.

De Wase polders zijn groot (580 ha) en strategisch goed gelegen: net voorbij de Rupelmonding beveiligen ze ook steden langs bijrivieren van de Schelde. Dijlestad Mechelen behoort daartoe.

De inrichting van een gecontroleerd overstromingsgebied betekent dat voor de dorpen een nieuwe, hoge dijk wordt gebouwd. De winterdijk aan de Schelde wordt verlaagd (van 8 tot 6.80 meter). Anders dan bij een potpolder is het de bedoeling dat deze dijk niet alleen bij stormvloed overstroomt. Ook bij gewone hoogwaters slikt de polder water. Tijdelijk en tot op beperkte hoogte, want dertien grote uitwateringssluizen moeten de polder bij laagtij weer laten leeglopen.

Alleen bij de gevreesde noordwesterstorm en de daarbij horende opeenvolgende vloedperiodes, die in 1953 en 1976 zoveel schade aanrichtten, slikt de polder meer water dan hij bij laagtij kan uitlaten. Om de tien jaar zou de polder twee à drie meter onder water staan, één keer per honderd vijftig jaar zou hij volledig onderlopen.

De nieuwe functie verandert het karakter van de polders ingrijpend. Bebouwing is uitgesloten. Het hardst getroffen zijn de landbouwers. Vijftien landbouwbedrijven hebben de helft van hun areaal in de polder liggen. Het zoute water maakt de landbouw onmogelijk. Maar het overstromingsgebied kan ook uitgroeien tot een gevarieerd natuurgebied.

Volgens de plannen zet de vloed de polder van Kruibeke (donkergroen op de kaart) twee keer per dag een halve tot een meter onder water. Hij kan dan uitgroeien tot een in Europa erg schaars geworden gedempt getijdengebied. Zo’n gebied is een broed- en voedselgebied voor watervogels, een paaiplaats voor een twintigtal vissoorten en zorgt voor een interessante begroeiing van slikken, schorren en vloedbossen.

De polder van Rupelmonde (lichtgroen) wordt gevoed met zoet water, afkomstig van de cuesta van de hogergelegen dorpen van het Land van Waas. De Schelde stroomt maar enkele keren per jaar over deze polder. Het zoete grondwater zorgt voor natte moerasbossen en beginnend veen. Halfwilde paarden en runderen, reeën en bevers zorgen voor een afwisseling van bos, struwelen en open graslanden.

Het natuurlijk reliëf (onder meer de vijftig ha grote zandrug De Donk) en de bestaande hoogtes in de polders houden de watertypes van de twee polders gescheiden. Dat vergroot de variatie in het natuurgebied, dat voor het publiek toegankelijk is. Verwacht wordt dat behalve eenden en steltlopers, ook visdiefjes, aalscholvers, blauwe en zilverreigers, kwakken, zwarte wouwen, lepelaars en kiekendieven er zullen broeden.

Gecontroleerd overstromingsgebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde. Naar een vrij toegankelijk natuurgebied en de vergroting van de veiligheid. Ministerie van de Vlaamse gemeenschap. Afdeling Natuur. 1999.

Peter Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content