Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De natuur evolueert naar een eenheidskoek van banale soorten: specialisten leggen het loodje, opportunisten palmen overal grote stukken leefmilieu in. De mens kijkt toe.

Vlaanderen is niet meer wat het was. In het Zoniënbos rond Brussel scheuren Koreaanse eekhoorns over de takken. De omgeving van Gent is vergeven van de Canadese ganzen. De fortwallen rond Antwerpen bulken van de Amerikaanse roodwangschildpadden. De kanalen in de Kempen zitten barstensvol Turkse en Amerikaanse rivierkreeftjes. In de beken drijven tapijten van Canadese waterpest. Op hun oevers tiert Japanse duizendknoop. Langs de autowegen floreert het Kaaps bezemkruiskruid, dat met ladingen steenkool uit Zuid-Afrika werd ingevoerd.

Bijna een derde van de plantensoorten uit het centrum van Gent is niet inheems. Voor heel Vlaanderen zou een vijfde van de plantensoorten niet uit onze streken zelf stammen.

Er zijn geen grenzen meer in de wereld.

Zuid-Afrika worstelt met uitdrogingsproblemen, omdat verwilderde eucalyptusbomen meer water nodig hebben dan de bodem kan leveren. De Middellandse Zee wordt overwoekerd door een tropisch wier dat uit een aquarium ontsnapte, en de lokale flora en fauna verstikken. In de Duitse bossen wemelt het van de wasberen en nertsen. Kleine Amerikaanse kwalletjes uit het geloosde ballastwater van boten deden de ansjovispopulatie in de Zwarte Zee ineenstorten. De koningspinguïns op Antarctica kregen te kampen met een kippenvirus dat hun wereld binnendrong via de etensresten van poolreizigers.

“Elke introductie is een potentieel risico, omdat niemand kan voorspellen hoe een vreemde soort in zijn nieuwe omgeving zal gedijen, en wat haar effect op het ecosysteem zal zijn”, zegt doctor Dirk Van Damme van de Vakgroep Toegepaste Ecologie uit de Universiteit Gent (UG). “Onlangs werd de Japanse mossel in de Maas ontdekt. In de Verenigde Staten is ze een pest voor de grindindustrie, omdat ze de kwaliteit verlaagt van het beton waarin ze terechtkomt. In de haven van Zeebrugge verdringen Japanse oesters en Amerikaanse mesheften onze eigen schelpdieren. De Canadese ganzen zijn een ware plaag. Ze vormen zwermen van honderden beesten. Ze grazen en slapen onder meer in het natuurgebied de Damvallei nabij Gent, en hebben het water daar zo vervuild dat de rijke fauna en flora bijna volledig verdwenen zijn. Overbemesting is zelfs zonder ganzen een zwaar probleem voor onze waterecosystemen.”

DE BERENKLAUW IS GEVAARLIJK

Professor Martin Hermy van het Laboratorium voor Bos, Natuur en Landschap (KU Leuven) stelt dat de meeste zwervers door toedoen van de mens de verste hoeken van de wereld bereiken: “Meestal gebeurt de verspreiding van exoten in landelijke gebieden onbewust – door soorten die ontsnappen uit, bijvoorbeeld, veevoederbedrijven, havens en tuincentra. Maar soms worden ze bewust uitgezet. Op de middenberm van de E40 en andere autowegen plantten beheerders van openbare werken de Kaukasische berenklauw, een mooie maar gevaarlijke plant, want het minste vocht dat op werklui of andere mensen spat, zorgt voor zware huidproblemen. De plant verspreidt zich nu via ons wegensysteem. Een Gents hoogleraar introduceerde een vreemde waternavelsoort in de Oost-Vlaamse Moervaart, in een poging om zo het water te zuiveren. Maar hij had zijn voorbereidend werk niet goed gedaan. Uit de literatuur bleek namelijk dat de plant zo kan woekeren dat rivieren dichtgroeien. Het is een schande dat mensen zo ondoordacht ingrijpen.”

Veel meer uit onze flora en fauna dan we denken, is exoot. De mooie klaproos langs onze velden is ooit ingevoerd. De fazant werd in de Middeleeuwen door kruisvaarders uit het Midden-Oosten meegebracht. Het konijn kwam uit Spanje, om de pelshandel hier nieuwe stimuli te geven. Onze dijken worden geteisterd door muskusratten: nazaten van dieren die eind vorige eeuw door een pelshandelaar in Tienen uit Amerika waren ingevoerd, en losgelaten toen de man failliet ging. De karper werd aangevoerd door joden die geen zeevis mochten eten – de soort wordt stilaan onze belangrijkste vis. “Zelfs de nu zeldzaam geworden bittervoorn, een visje dat hoog op de prioriteitenlijst van natuurbeschermers staat, is in feite accidenteel met kroeskarpers ingevoerd”, signaleert Van Damme van de UG. “Wat de vraag doet rijzen waar de grens ligt tussen een inheemse soort en een exoot.”

Met de voortschrijdende internationalisering van de wereld, verhoogt ook de kans op verplaatsing van soorten. Hydrobioloog Thierry Vercauteren van het Provinciaal Instituut voor Hygiëne in Antwerpen ontdekte het voorbije jaar twee nieuwe vlokreeftjes, die met uitgezette vis in plassen in Herentals en Puurs terechtkwamen. De mens beïnvloedt het leven in zijn omgeving steeds ingrijpender. Vóór de jaren zestig drong er in de baai van San Francisco (VS) gemiddeld één nieuwe soort per jaar binnen. Sindsdien is dat één soort per drie maanden. Hoe meer soorten er binnenkomen, hoe groter de kans op een probleem. Het blad New Scientist schatte onlangs dat ongeveer tien procent van de soorten die ergens aankomen, zich ook effectief vestigt, als een exoot.

Nog eens tien procent van deze kolonisatoren groeit uit tot een pest. Jammer genoeg valt onmogelijk te voorspellen welke soort een probleem zal worden. Het is duidelijk dat lokale factoren daarbij de doorslag geven. Een belangrijk punt voor succes is zeker het feit dat soorten die in “onbezette” natuurlijke niches terechtkomen, meer kans hebben dan anderen om zich definitief te vestigen. Zeker als ze daarbovenop in een situatie verzeilen, waarin ze zelf geen belagers moeten dulden.

TURKSE MIGRANTEN IN DE RIVIER

“Voor in het water levende exoten in Vlaanderen lijkt weerstand tegen vervuiling zeker een punt van succes”, meent doctor Karel Wouters van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). “In de jaren dertig kenden we in de Vlaamse kanalen gigantische invasies van de Chinese wolhandkrab, die oevers en visnetten beschadigde. Vanaf de jaren tachtig leek ze grotendeels verdwenen, ongetwijfeld omdat de Schelde, langs waar ze voor haar voortplanting naar de zee migreerde, zelfs voor haar te zwaar vervuild was geworden. Nu lijkt ze het weer beter te doen, in zoverre dat we vrezen voor nieuwe invasies. De Europese rivierkreeft is als gevolg van vervuiling bijna volledig verdwenen, en is vervangen door drie Amerikaanse en een Turkse soort, die wel vervuilingsbestendig zijn, en daarom minder geschikt voor consumptie, hoewel ze net werden ingevoerd om de tanende kreeftenhandel te ondersteunen.”

Typisch aan succesvolle exoten is dat ze zich waanzinnig snel kunnen verspreiden. “In 1968 ontdekte ik in een tuin in Sint-Lambrechts-Woluwe het eerste exemplaar voor België van de langhalsakkerslak uit Malta,” vertelt doctor Jackie Van Goethem van het KBIN. “Het diertje was mogelijk met een toerist ingevoerd, en kreeg de kans zich te vestigen. Toeristen zorgen dikwijls zonder dat ze het weten voor de verspreiding van soorten. Het slakje breidde zich allesbehalve aan een slakkengangetje over Vlaanderen uit. Nu komt het in bijna elke moestuin voor, en is het een van onze meest algemene landslakken. Het dier is een echte generalist en een opportunist: het gedijt goed in de buurt van de mens, eet detritus, zodat het niet aan een specifieke voedselbron gebonden is, en wordt waarschijnlijk verspreid met transporten van compost, hout, tuinafval en keien. Een eenvoudig, maar succesvol mechanisme.”

In de plantenwereld draait succes vooral om competitiviteit. “Succesvolle exoten zijn dikwijls planten met grote bloemenschermen die veel schaduw werpen, zodat het voor andere planten moeilijk wordt om zich te handhaven”, legt expert Hermy van de KU Leuven uit. “In de winter zorgen de afstervende planten voor een dikke strooisellaag, zodat anderen het in de lente moeilijk hebben om opnieuw door te dringen. De exoten kunnen ook stoffen afscheiden die de groei van andere planten remmen. Daarenboven zitten ze meestal met wortelstokken in de grond, die zich heel ver kunnen uitstrekken. Een vernuftig mechanisme om terrein te veroveren, en om zich tegen aanvallen te verweren.”

ZAL ER ZALM ZWEMMEN IN DE SCHELDE?

De bestrijding van exoten heeft zelden succes. In Engeland leidde een grootscheepse actie tegen de snoekbaars, die door sportvissers illegaal in rivieren was uitgezet, tot nog meer vissen, omdat vooral de grootste rovers geëlimineerd werden, en die bleken ook jongere soortgenoten op hun menu te hebben. De muskusrat heeft Vlaanderen al honderden miljoenen aan weggegooid geld gekost.

Her en der worden pogingen ondernomen om biologische controle uit te oefenen. Om de kattenstaart in Canada te bestrijden – bij ons een prachtige oeverplant, ginder een pest die hele regio’s overwoekert -, wordt overwogen om Europese kevertjes te importeren, die zich met de plant voeden. Met het risico dat ook die aan controle ontsnappen, en zelf inheemse planten gaan aanvallen.

“We zullen ons er moeten bij neerleggen, dat een aantal van deze processen onomkeerbaar zijn”, zucht doctor Van Damme van de UG. “Opportunisten die met de mens meekomen, zullen niet verdwijnen. De Amerikaanse vogelkers, de muskusrat en de snoekbaars zijn hier om te blijven. Ze kunnen niet meer uitgeroeid worden. We zullen er bij de studie en het beheer van ecosystemen rekening mee moeten houden. Natuurbehoudskringen hebben het daar moeilijk mee. Zij gaan per definitie uit van een heel conservatieve visie op het concept van het ecosysteem. Ze pompen waanzinnig veel geld in het recreëren van iets uit het nabije verleden, in de veronderstelling dat het ecosysteem ondertussen niet geëvolueerd is. Maar de kraan van de vervuiling toedraaien zal niet volstaan om het verleden te herstellen. Het is een utopie te hopen dat er ooit weer zalmen in de Schelde zullen zwemmen. Tenzij we elke vorm van landbouw tot vijf kilometer ver van de rivier zouden bannen, om de minste verstoring uit te sluiten.”

Wetenschappers spreken ondertussen over de McDonaldisering van de natuur: banale soorten als katten, netels en duiven komen overal terecht. Nieuw-Zeeland begint steeds meer op Engeland te gelijken: een derde van zijn landvogelsoorten is ingevoerd. De mus en de spreeuw hebben er de vleugelloze moa en een reusachtige arend vervangen. Ecologen beginnen te beseffen dat deze banalisering een even grote bedreiging voor de natuur vormt als woestijnvorming, ontbossing en de opwarming van het aardklimaat. Vooral omdat er niet echt een weg terug is. Modellen voorspellen dat de aarde op termijn de helft van zijn zoogdiersoorten zal verliezen als gevolg van het wegvallen van de buffers tussen continenten. Toen er drie miljoen jaar geleden een landbrug tussen Noord- en Zuid-Amerika ontstond, roeiden de robuuste Noord-Amerikaanse imperialisten op een mum van tijd de frivole Zuid-Amerikaanse buideldieren uit.

“Isolatie is een essentieel element in het ontstaan en het behoud van soorten”, verklaart bioloog Wouters van het KBIN uit. “Maar de barrières vallen weg. Sinds 1988 leeft er een nieuwe slijkgarnaal uit de Kaspische Zee in onze wateren. Ze vormt een probleem, omdat ze alle substraten in het water met een dunne laag modder bedekt. De soort raakte op natuurlijke wijze tot bij ons, via de kanalen die de mens van de ene stroom naar de andere groef. Vroeger waren stroombekkens geïsoleerde ecosystemen, maar dat is niet langer het geval. De mens creëerde overal bruggen. Die leiden naar een opvallende vergrijzing van de wereld.”

VEERTIGDUIZEND SOORTEN IN BELGIË

Exoten hoeven natuurlijk niet per definitie een nefaste invloed op de omgeving te hebben. Ze kunnen lokaal zelfs tot een verrijking van het leven aanleiding geven. “In België – de Noordzee inbegrepen – leven momenteel ongeveer veertigduizend soorten”, schat doctor Van Goethem van het KBIN. “Wij hebben het gevoel dat er daar nog wat bij kunnen, zeker voor wat de ongewervelden betreft. Tienduizend jaar geleden lag hier de rand van de ijskap. Met het terugschrijden van het ijs, migreerden soorten uit het zuiden naar hier. Maar voor slakken en andere ongewervelden lijken er nog niches open te liggen. Nieuwelingen hoeven dus niet per se met lokale soorten voor ruimte en voedsel in competitie te gaan. Gevoelige planten en gewervelde dieren dreigen echter wel klappen te krijgen.”

Voorlopig blijven de gevolgen voor de Vlaamse biodiversiteit beperkt. Botanicus Hermy: “We hebben als gevolg van invasies in Vlaanderen nog maar een paar planten verloren, maar wat hebben we eraan om soorten die in andere streken optimaal gedijen, bij ons binnen te brengen? De effecten zijn voorlopig vooral belangrijk inzake de hoeveelheid plant: er hangt nog wat inheems haarvederkruid in onze beken, maar de vreemde waterpest is overal dominant geworden. De waarde van een plantensoort wordt echter ook bepaald door de dieren die erop leven. Uitheemse boomsoorten zijn zeer insectenarm. In Groot-Brittannië leven op eiken 284 insectensoorten; op ingevoerde kastanjebomen amper vijf. Omgekeerd bestaat natuurlijk het risico dat met de invoer van een plant ook zijn parasieten binnenkomen, die de lokale flora kunnen teisteren.”

“Het is heel moeilijk te voorspellen wat de toekomst zal brengen”, besluit ecoloog Van Damme. “Er zal wel weer een evenwicht komen, maar te vrezen valt dat het leven morgen armer zal zijn dan nu. Uiteindelijk moeten we niet vergeten dat ook de mens als opportunist van onder meer de ijstijden en andere vormen van zware milieustress geprofiteerd heeft om de wereld te domineren. Wij zijn zelf misschien wel het mooiste voorbeeld van de McDonaldisering van de natuur. De evolutie hanteert een tendens tot diversificatie, maar als de fluctuaties van het klimaat en andere abiotische factoren elkaar te snel opvolgen, worden opportunisten bevoordeeld. Op hun beurt elimineren ze gespecialiseerde soorten, zoals wij zelf op jammerlijke wijze bewijzen. Andere sociale dieren, als mieren en ratten, zijn ook beter gebufferd tegen snelle veranderingen in het milieu dan specialisten. Gecumuleerd met een vorm van intelligentie, die onder meer mensen en mieren toelaat om ter bescherming kunstmatige structuren als huizen en nesten te bouwen, leidt dat tot een grote impact op het milieu.”

Een vijfde van de Vlaamse planten is exoot.

De helft van de zoogdieren zal ooit verdwijnen.

Autowegen zorgen voor de verspreiding van gevaarlijke planten.

Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content