Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Met steun van de Vlaamse overheid streeft de Belgische vzw Landscape Foundation in Costa Rica naar een optimale integratie van ecotoerisme en natuurbehoud.

Mooie jongen, Alejandro. En sterk. Je ziet hem moeiteloos kilometerslange trajecten door het dichte regenwoud kappen. Maar tegen een boa constrictor van zelfs maar anderhalve meter lang was hij niet opgewassen. Ongeveer even dik, de bovenarmen van de woudbioloog en het lichaam van de wurgslang. Maar het dier schroefde zich moeiteloos om de armen van de worstelende man. Er kwam veel volk aan te pas om het weer los te wrikken.

Alejandro is bioloog in dienst van het staatselektriciteitsbedrijf van Costa Rica. Hij stootte op de slang bij een prospectie voor de aanleg van een elektriciteitsleiding dwars door het ongerepte woud. Samen met enkele collega’s ving hij het dier om het weer los te laten in het Tirimbina Biologisch Reservaat.

Biologie is een populaire studierichting in Costa Rica, omdat het land veel aandacht besteedt aan het behoud van zijn natuur. Ecotoerisme heeft bananen verdreven als exportproduct nummer 1 van de Midden-Amerikaanse natie. Ongeveer een kwart van de Costa Ricaanse natuur is op een of andere manier beschermd. Grote ontwikkelingsprojecten gaan gepaard met het opstellen van een soort milieueffectenrapport.

Maar dat betekent niet dat het allemaal rozengeur is voor de natuur. Biologe Mariamalia Araya van het Tirimbina Regenwoud Centrum in het dorpje La Virgen heeft een sticker op haar wagentje die pleit voor de bescherming van de Sarapiqui. Er zijn namelijk wilde plannen om de kolkende rivier langs het woud af te dammen voor het winnen van hydro-elektriciteit.

‘Uiteraard heeft niet iedereen het hier even goed met de natuur voor’, vertelt ze. ‘De dorpen langs de Sarapiqui kwamen in opstand tegen de plannen van een privébedrijf, omdat die het leven onmogelijk zouden hebben gemaakt. Nu heeft de overheid zelf plannen om hogerop een kleine dam te bouwen, waarvan gesteld wordt dat hij geen invloed zou hebben op de dorpen en het woudreservaat.’

TWINTIG GROENE ARA’S

Bescherming van de natuur is één zaak, het streven naar vooruitgang voor de mens een andere. De provincie Heredia waarin La Virgen en het Tirimbinawoud liggen is – alle verhoudingen in acht genomen – vergelijkbaar met onze Westhoek: de ‘beschaving’ dringt er trager door dan elders.

‘Het is evident dat de overheid inspanningen levert om het leven van de mensen te verbeteren’, stelt Mariamalia. ‘En hydro-elektriciteit is ongetwijfeld minder slecht voor het milieu dan het boren naar petroleum in de koraalriffen voor onze kust. Maar waar ik samen met vele anderen moeite mee heb, is dat een deel van de elektriciteit die wij produceren binnenkort aan Mexico verkocht zou worden. Wij gaan er niet mee akkoord dat onze natuur wordt opgeofferd voor de productie van elektriciteit bestemd voor het buitenland.’

Het opofferen van natuur is meestal een onomkeerbaar proces. Wat weg is, komt niet meer in dezelfde vorm terug. Dat geldt zeker voor soortenrijke biotopen, zoals een regenwoud. De prachtige grote groene ara, die ooit vrij algemeen was in Heredia, staat op het punt te verdwijnen, omdat hij voor zijn overleving afhankelijk is van één enkele boomsoort: de bergamandel ( Dipteryx) die helaas ook het naar verluidt beste hout ter wereld levert, zodat hij in de jaren zeventig en tachtig massaal gekapt werd.

Natuurbeschermer Alex Martinez schat dat er in de hele regio rond de Sarapiqui nog slechts een twintigtal paartjes groene ara’s overblijven. Ondertussen heeft de overheid ingezien dat er een probleem is, en is ze gestart met projecten tot het herplanten van de betrokken boom. Maar het zou te laat kunnen zijn.

Costa Rica is een ongelooflijk soortenrijk land. Hoewel het maar anderhalve keer zo groot als België is, leven er meer vlindersoorten dan in Afrika, waaronder de prachtige grote morfo’s met hun blauwe en paarse vleugels. Het heeft meer dan honderd vleermuissoorten, of meer dan tien procent van alle vleermuizen in de wereld, waaronder de bizarre witte-tentvleermuis die de centrale nerf van een groot blad half doorknabbelt, waardoor het blad breekt en een soort luifeltje vormt. Daaronder brengt de hele familie van de bleke vleermuis dan de dag door.

‘Zonder vleermuizen zou het waarschijnlijk onmogelijk zijn om als mens in het woud te overleven’, vertelt biologe Karla Barquero die in het Tirimbinaregenwoud vleermuizen bestudeert. ‘Er zijn hier zoveel vleermuizen die zoveel insecten vangen, dat er zonder hun aanwezigheid nog duizenden keren meer insecten in het woud zouden toeven dan nu. Ook voor de overleving van het woud zijn ze belangrijk. De fruitetende soorten kunnen ’s nachts grote afstanden afleggen en garanderen zo de verspreiding van de zaden van het woud.’

Grote dieren leven er bijna niet in de neotropische regenwouden van Amerika. Geen mensapen of grote antilopen, zoals in Afrika. De jaguar en de boa zijn indrukwekkend, maar laten zich zelden zien. De luiaard is te traag om spectaculair te zijn. Het onheilspellende, luide geroep van brulapen moet de mythische sfeer van de ongerepte jungle voor de oppervlakkige bezoeker hooghouden.

Maar de Midden-Amerikaanse wouden maken veel goed door de pracht van hun dieren. In en om het 350 hectaren grote Tirimbinareservaat leven meer dan 250 vogelsoorten, tijdens de trek aangevuld met nog eens 200 migranten. Er zijn vier soorten papegaaien, drie parkieten, twaalf kolibries. De schitterende toekans en trogons (een familie waartoe ook de ooit als goddelijk vereerde quetzal behoort) etaleren kleurpatronen zoals alleen de natuur ze kan bedenken.

Toch is de nationale vogeltrots van Costa Rica geen van deze schoonheden, wel een banaal kleikleurig zangvogeltje dat de mensen warm in het hart dragen, omdat het geassocieerd is met het begin van de regens, en dus van het vruchtbare seizoen. Zelfs in een land vol woud koesteren de mensen vooral de landbouw. Iedereen moet eten.

EEN ZOETE ZALIGHEID

‘Hoewel je dat op het eerste gezicht misschien niet zou zeggen, is ook de omgeving van Tirimbina zwaar beschadigd door menselijk ingrijpen’, legt Mariamalia uit. ‘We hebben in het reservaat een lange loopbrug in de bomen gehangen, zodat bezoekers het leven in het bladerdak kunnen bekijken. Maar we konden de brug helaas niet zo hoog hangen als we graag hadden gewild, omdat de mensen dan geconfronteerd zouden worden met het lelijke gezicht van de kaalslag in de brede omgeving.’

Hoofdschuldigen voor de pijnpunten in de regio zijn de grote, vooral multinationale fruitbedrijven. In geen enkel tropisch land, hoe onstabiel ook, kun je reizen zonder vrachtwagens van de Amerikaanse fruitgigant Dole te kruisen. Zelfs in een garage van het piepkleine La Virgen, waar de mensen hun terrasjes nog aan de voorkant van hun huis hebben, en niet aan de achterkant zoals bij ons, werd een vrachtwagen van Dole hersteld.

Het enige opvallend positieve aan de aanwezigheid van Dole in Heredia was dat het bedrijf de lokale ananasvariëteit door kruising zo bijwerkte dat hij een echte zoete zaligheid werd. Ook de bananenplantages veroorzaken problemen. Ze zorgden een tijdlang voor werk, maar ook voor enorme vervuiling van de rivier door pesticiden en door de blauwe plastic zakken waarmee de bananentrossen tegen insecten beschermd werden. Die werden na gebruik zomaar de rivier ingegooid. Ze dreven soms mee naar de oceaan, waar ze zelfs zeeschildpadden vergiftigden.

‘Gelukkig zijn de bananenkwekers redelijker geworden’, zegt directeur Merlin Porras van het aan het Tirimbinawoud palende Centro Neotrópico SarapiquíS. ‘De zakken worden nu gerecycleerd. Maar het blijft moeilijk voor de bananenindustrie in de regio. Onder meer door het gedoe rond de dollarbananen in Europa is de export sterk verminderd. De overheid treedt tegenwoordig ook strenger op tegen illegaal kappen van het woud. Zo is het sinds kort verboden dat vrachtwagens die boomstammen vervoeren ’s nachts rijden. Illegale kappers ontsnapten al te makkelijk aan controle door ’s nachts onderweg te zijn.’

Merlin doet zijn verhaal tijdens een boottocht over de Sarapiqui, die een weelde aan reptielen bleek op te leveren: een reusachtige krokodil, kaaimannen, leguanen met opgeblazen keelzak hoog in de bomen en de uiterst vreemde basilisk: een echt groen draakje dat de lokale mensen ‘Jezus Christus’ noemen omdat het naar verluidt op water kan lopen. De tocht werd georganiseerd door een familie van het rivierstadje Puerto Viejo, die een toeristisch bedrijfje met boottochten, restaurant en een kleine vlindertuin uit de grond stampte omdat er geen ander werk te vinden was. Ze noemde haar onderneming Garza Azul: blauwe reiger.

Ook in La Virgen steken toeristische initiatiefjes de kop op. Hotelletjes, restaurants, enkele raftingcentra, een slangentuin… De toeristen beginnen Heredia te ontdekken en de mensen hopen dat dit de economie van de streek ten goede zal komen. Het besef dat het woud – en de natuur in het algemeen – een economische waarde kan hebben, dringt zelfs tot in deze verre uithoek door.

HET GERUIS VAN DE RIVIER

Het bewaren van zoveel mogelijk ongerepte natuur middels een goed uitgekiende combinatie van duurzaam gebruik, bescherming en, waar nodig, compensatie voor verloren mogelijkheden, heeft zowel vanuit economisch als moreel standpunt onweerlegbaar zin, besloot het gezaghebbende wetenschappelijke tijdschrift Science vorige maand een analyse van ‘economische redenen voor de bescherming van de ongerepte natuur’.

Wie daar niet meer van overtuigd hoefde te worden, is de Brugse landschapsarchitect Jean-Pierre Knockaert, voorzitter van de Vlaamse vzw Landscape Foundation die vanaf 1998 het Centro Neotrópico SarapiquíS (CNS) uitbouwde. ‘Natuur is een product’ is een van Knockaerts motto’s, waarmee hij zich niet bij alle (Belgische) natuurbeschermers populair maakt. Het feit dat hij voor zijn onderneming nogal ruim steun kreeg van de Vlaamse overheid schoot dan weer in het verkeerde keelgat van sommige ontwikkelingswerkers: het kon toch niet dat er ontwikkelingsgeld in een hotel werd gepompt!

‘Maar het CNS is geen hotel’, stelt een gedreven Knockaert. ‘Het CNS is een totaalconcept dat draait rond de mens en het woud, en dat binnenkort zelfbedruipend zal zijn. Wij brengen natuur en cultuur samen.’ Het CNS lijkt in eerste instantie inderdaad een ecolodge, gebouwd als een authentiek lokaal indianendorp langs de rivier, waarvan het geruis doet denken aan dat van een autoweg bij ons, maar omdat het de natuur is die het veroorzaakt, bevordert het de sfeer.

In het CNS is de ‘eco’ opvallend aanwezig. Er zullen niet veel lodges zijn waarin de bezoekers met trots verwezen worden naar het afvalwaterzuiveringssysteem, waar ze kunnen kijken hoe het afvalwater uit hun kamers gezuiverd wordt voor het weer de rivier ingaat. In de badkamers uitsluitend biologisch afbreekbare zeepjes, die desondanks even geurig ruiken als het woud zelf na een fikse regenbui. Er is alleen zonne-, en binnenkort ook windenergie.

De lodge lokt steeds meer (vooral Amerikaanse) toeristen en is mee verantwoordelijk voor de opmars van het toerisme in de regio. Hij is zelfs toegerust voor zakelijke en andere congressen. ‘Alle opbrengsten van de lodge pompen we in de andere activiteiten van het centrum’ stelt Knockaert met klem. ‘In de botanische tuin, het archeologisch park, het educatief centrum dat we bouwden voor het openbaar museum van het Amerikaanse Milwaukee dat het Tirimbina Regenwoud Centrum sponsort. Met onze inkomsten financieren we wetenschap en sensibilisering. We proberen zo biologische en ook de dikwijls verwaarloosde culturele diversiteit te bevorderen.’

Het CNS stelt alleen lokale mensen te werk en koopt uitsluitend plaatselijke producten. Vele werknemers zijn vroegere stropers of illegale houthakkers. Bernal, de chef van de botanische tuin die in samenwerking met de plantentuin van Meise werd geconcipieerd, is een wandelende encyclopedie en het levende bewijs dat er overal mensen zijn die schitterend werk kunnen leveren als ze kansen krijgen. Hij vertelde onder meer dat de zaden van de in onze westerse winkels steeds meer verkochte avocado in de regio als vruchtafdrijvend middel gebruikt werden, en vroeger om de afgehakte koppen van gedode vijanden te doen krimpen.

MATRIARCHAAT EN POLYANDRIE

De archeologische site van het CNS toont aan dat de dynamische Knockaert voor het geluk geboren is. Ze ligt in een oude sinaasappelplantage, waarvan de netjes in lange rijen geplante bomen ondertussen stuk voor stuk gekoloniseerd zijn door een weelde aan epifyten (planten die op andere planten leven) waaronder veertien soorten orchideeën – een van de mooiste landschappen denkbaar, culturele orde en natuurlijke chaos in een onweerstaanbare cocktail.

Tijdens graafwerken stootten arbeiders op een aantal grote rivierkeien die in een patroon lagen. Knockaert liet de werken stilleggen en huurde archeologen in om de plaats te inspecteren. Bleek dat zijn werkers een kerkhof met zeventig graven van de sinds eeuwen uitgestorven Voto-indianen gevonden hadden. Een vreemde gemeenschap die waarschijnlijk uitstierf omdat ze matriarchaal georganiseerd was, met een vrouwelijke chef en met polyandrie: de vrouwen hadden er meerdere mannen. Noch de Spaanse veroveraars, noch de andere indianenstammen in de buurt zouden zo’n ‘afwijkend’ systeem getolereerd hebben.

In een van de twaalf ondertussen onderzochte graven vonden de archeologen een potje waarin wat maïskorrels zaten. Die konden gedateerd worden en bleken 850 jaar oud. De voorlopig meer dan honderd gevonden kunstwerken illustreerden onder meer dat zelfs in een matriarchaal systeem mannen mannen blijven, en vrouwen vrouwen. Alle mannen waren afgebeeld met de afgehakte kop van een vijand in een hand, alle vrouwen met de handen onder de borsten, ten teken van fertiliteit.

‘De Voto waren echt mensen die in en van het woud leefden, daarom past de vondst perfect in het concept dat we hier uitbouwen’, besluit Knockaert. ‘Ook vandaag zijn mens en woud niet onverenigbaar – dat wil ik bewijzen. Daarom ben ik zo blij dat ik hier een droom kan realiseren. Ik hou nu eenmaal niet van dromen op papier.’

Dirk Draulans

Meer informatie over de vzw Landscape Foundation op telefoonnummer 051-50 43 16, en over het Centro Neotrópico Sarapiquís op www.sarapiquis.org.

Ecotoerisme is het belangrijkste exportproduct van Costa Rica.

Zelfs in een land vol woud koesteren de mensen vooral de landbouw. Iedereen moet eten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content