Ignace Schops van het Regionaal Landschap Kempen en Maasland wint met de Amerikaanse Goldman Prize een van de belangrijkste natuurbehoudprijzen ter wereld. In het Nationaal Park Hoge Kempen vlecht hij ecologie en economie op originele wijze in elkaar.

Het begon in 1997 op café, met vijf vrienden en een hoop Duvels. En met het gevoel dat er dringend iets gedaan moest worden. Al meer dan een halve eeuw was er sprake van om de grote oppervlakken ongerepte natuur in het hart van de provincie Limburg op coherente wijze onder één koepel te beschermen.

Het soort cafépraat waar veel natuurbeschermers zich regelmatig aan bezondigen, tot ze naar huis gaan om de alcohol weg te slapen. Maar niet zo Ignace Schops, een bijna volledig selfmade natuurbeschermer zonder veel relevante diploma’s, die ondertussen niet alleen directeur is van het Regionaal Landschap Kempen en Maasland (dat hij zelf mee in de steigers zette), maar ook secretaris van de vereniging Natuurpunt.

‘Enthousiasme was er voldoende,’ herinnert Schops zich nu, ‘maar er was nooit geld om onze plannen te realiseren. We begonnen eenvoudig met de verkoop van kaarten van het fietsroutenetwerk dat door de Limburgse natuur loopt, maar we voelden snel dat we er zo niet zouden komen. Het was zaak natuurbehoud sexy te maken, zodat we andere kanalen dan de klassieke en overbelaste fondsen voor natuurbescherming konden aanspreken.’

Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar het was vanaf het begin duidelijk dat het roer drastisch zou moeten worden omgegooid. De focus zou niet op de zadelsprinkhaan of de boomleeuwerik mogen liggen, maar op de mens, de toerist. ‘We wisten wat ons te doen stond’, stelt Schops. ‘We moesten geld uit de economische sector halen en afleiden naar fondsen voor natuurbescherming. Dat is de pijler van ons succes geworden. We laten de mensen binnen in de natuur, maar tegelijk vragen we respect. Zo zullen ze ook elders de natuur respecteren. Sensibilisatie door rechtstreeks contact – het werkt.’

Natuurbehoud heeft lange tijd gekreund onder een kwalijke reputatie: de sector die bossen wilde omheinen om mensen buiten te houden, die de natuur wilde reserveren voor zichzelf. ‘Wij plaatsen alleen omheiningen als we ergens dieren willen binnenhouden’, countert Schops. ‘We willen de natuur zo toegankelijk mogelijk maken voor iedereen. We willen de mensen niet confronteren met verbodstekens, wel met een goed uitgebouwd fietsroute- en wandelpadennetwerk, zodat ze maximaal van de natuur kunnen genieten met minimale verstoring. Wij bekijken natuur op het niveau van de hele gemeenschap.’

TRAGE LIMBURGERS

In minder dan tien jaar realiseerden Schops en zijn team hun huzarenstukje. Daar ging oeverloos gelobby mee gepaard, op vele niveaus. ‘Destijds was dat de hel’, poneert Schops onomwonden, die het lobbyen nochtans met de moedermelk lijkt te hebben meegekregen. ‘Maar ik besefte snel dat niemand op de visie van een natuurbeschermer zat te wachten, dus moest ik die zelf ter plekke gaan verkondigen.’

Het werkte. Op 23 maart 2006 werd het Nationaal Park Hoge Kempen officieel ge-opend, een haast aaneengesloten natuurgebied van ongeveer 6000 hectaren met meer dan zesduizend planten- en diersoorten, waarvan een substantieel deel uiterst zeldzaam is. Het is het eerste nationaal park in Vlaanderen, en meteen ook het grootste beschermde natuurgebied in ons gewest. En dat in een van de meest dichtbevolkte streken ter wereld.

Ter vergelijking: het gemiddelde Vlaamse natuurreservaat heeft een oppervlakte van 39 hectaren. ‘De druk van slechts enkele bezoekers op zo’n klein gebied is uiteraard veel groter dan de druk van een groter aantal bezoekers op een groot gebied’, analyseert Schops. ‘Hoe groter de oppervlakte die we konden ontsluiten, hoe kleiner de impact van de bezoekers op de natuur zou zijn. En het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat mensen die een natuurpark bezoeken elkaar voor de voeten lopen. Het park is groot genoeg om erin te kunnen verdwalen, zelfs als je de aangeduide routes volgt.’

De doorbraak kwam in 2002, toen de Vlaamse regering onder impuls van toenmalig minister van Leefmilieu Vera Dua (Groen!) het masterplan voor het project goedkeurde. Omdat Schops en de zijnen voluit de kaart van de toeristische ontwikkeling trokken, konden ze ruimschoots putten uit de reconversiefondsen die in Limburg beschikbaar waren na het sluiten van de mijnen. Tot dusver is er meer dan 80 miljoen euro rechtstreeks, en nog eens bijna 25 miljoen euro onrechtstreeks, in het park en zijn infrastructuur geïnvesteerd – dat is naar Vlaamse natuurnormen een waanzinnig hoog bedrag.

‘Eigenlijk hebben we geprofiteerd van het feit dat het in Limburg altijd wat trager gaat’, lacht Schops. ‘De economische ontwikkeling gebeurde ook wat langzamer dan elders in het land. Maar ondertussen hebben we van de armoede van de regio, de schrale heidelandschappen, onze rijkdom gemaakt. De Limburgers wonen nu in de regio waar andere mensen hun ontspanning komen zoeken.’

Het concept slaat aan. Het masterplan voorspelde dat er binnen vijf jaar gemiddeld 700.000 bezoekers zouden komen, met een totale economische return van 24,5 miljoen euro per jaar, en dat er vierhonderd extra voltijdse jobs zouden worden gecreëerd. ‘We stellen tot onze vreugde vast dat we in 2007 die 700.000 bezoekers al hadden’, zegt Schops. ‘En hoewel het nog te vroeg is om cijfers te geven over de economische return, voelen we nu al dat onze oorspronkelijke doelstellingen allesbehalve overdreven zullen blijken te zijn. Een deel van de inkomsten uit toerisme vloeit uiteraard terug naar de natuur.’

Nationale parken beschermen overal ter wereld de mooiste en waardevolste natuurgebieden. Klassiekers zijn de Serengeti in Tanzania, Yellowstone in de Verenigde Staten of het oerbos op de grens tussen Polen en Rusland. ‘Bij Vlamingen leefde onterecht het beeld dat alleen verafgelegen landen prachtige landschappen en een grote rijkdom aan dieren en planten hadden’, ondervond Schops. ‘De eerste parken werden in de negentiende eeuw gecreëerd onder het credo: for the benefit of the people, voor het welzijn van de mensen. Ik zou ons concept niet beter kunnen samenvatten.’

EEN BURGEMEESTER ALS KONIJN

Natuurbehoud sexy maken vertaalde zich in talloze toeristische initiatieven: de mensen moeten vermaakt worden. Het blotevoetenpad in Zutendaal, dat dient voor wat het zegt te zijn, lokte al meer dan 41.000 betalende bezoekers, ondanks het feit dat de burgemeester van de gemeente ooit een konijnenpak had gehuurd om te demonstreren tegen het afsluiten van een weg door het park – nu is hij een van de grootste promotoren van het project. Er zijn al meer dan 7000 mensen door één van de vijftig rangers rondgeleid, en die wijzen niet noodzakelijk alleen zwarte spechten aan. Ze kunnen ook ingehuurd worden voor avon- tuurlijke tochten. Zo heeft de eerste school recent een driedaagse in het park gehouden, waarbij de leerlingen ’s avonds bij huizen in de buurt mochten aanbellen om te overnachten. Binnenkort wordt er een ruiterroutenetwerk geopend.

‘Toerisme is wereldwijd de grootste bedreiging voor natuurbehoud en biodiversiteit’, beseft Schops. ‘Dikwijls wordt het vermomd als ecotoerisme. Toch kan duurzaam toerisme, als we het goed aanpakken, een troef zijn voor economische ontwikkeling in harmonie met natuurwaarden, en dat niet alleen in Limburg. De uitdaging in Vlaanderen is natuurlijk extra groot, want de druk op onze open ruimte is enorm. Tussen 1994 en 2006 nam de bebouwde oppervlakte in Vlaanderen met bijna 40.000 hectaren toe. Dat zijn liefst achttien voetbalvelden per dag!’

Toch voelen steeds meer mensen de drang om zich te gaan ontspannen in de steeds schaarser wordende open ruimte. Wat de druk op het krimpende areaal aan natuurgebieden nog vergroot. ‘Niemand gaat wandelen of fietsen in de buurt van Tessenderlo Chemie’, stelt Schops boudweg. ‘We beseffen ook dat we niet de hele tijd als haringen in een ton kunnen leven. Het is dus van het allergrootste belang dat onze beleidsvoerders realiseren dat het ook voor de mensen noodzakelijk is naar een duurzame toekomst te streven.’

Wie Schops zo bezig hoort, zou geneigd zijn te denken dat hij uitsluitend in toerisme geïnteresseerd is. Dat is niet zo. Hij schuimde ooit de hele provincie Limburg af op zoek naar amfibieën en reptielen, en bracht hun verspreiding in kaart. Dat betekende onder meer regelmatig nachtwerk, en regelmatig het water en de modder in om zeldzame diertjes als de rugstreeppad te zoeken en te inventariseren.

‘Volgens de Internationale Unie voor de Conservatie van de Natuur (IUCN), de wereldwijde koepel voor natuurbeschermingsorganisaties, is een nationaal park een natuurgebied van minstens duizend hectaren’, legt Schops uit. ‘Hoofddoel van het park is het behoud en duurzaam beheer van dier- en plantensoorten. Natuureducatie, wetenschappelijk onderzoek en verantwoord natuurtoerisme zijn – weliswaar belangrijke – nevendoelen. Voorlopig zien we in ons nationaal park geen enkel signaal dat de natuur zelfs maar lichtjes te lijden heeft van de menselijke activiteiten.’

In samenwerking met het Agentschap voor Bos en Natuur van de Vlaamse Gemeenschap worden de natuurwaarden in het park beheerd, en wordt er gezocht naar middelen om ontbrekende schakels aan te kopen. De grootste uitdaging is het behoud van het typische heidelandschap in al zijn verschijningsvormen – een sterk bedreigde biotoop en de thuis van talloze onvervangbare levensvormen. Dat vergt inspanningen, zoals het kappen van ongewenste boomopslag, en het maaien of afbranden van oude heide.

‘Wat zo geweldig is,’ zegt Schops, ‘is dat we kunnen rekenen op tal van vrijwilligers. Mensen die zich belangeloos inzetten voor het beheer van het park, zoals de gepensio-neerden die gratis juweeltjes van miljoenen jaren oude steentjes uit de regio maken, als aandenken voor de bezoekers. Ook toeristen kunnen hun steentje bijdragen, bijvoorbeeld door onder leiding van een ranger mee te plaggen of struikgewas te kappen. Het kopen van een speciale, natuurvriendelijke knapzak levert automatisch een bijdrage aan de bescherming van het heideblauwtje, een zeldzaam vlindertje.’

DE GRIEKSE POETSVROUW

De erkenning voor de prestaties van Schops en zijn team volgde snel. Het park werd geopend door niemand minder dan Europees Commissaris voor Leefmilieu Stavros Dimas, die in zijn zog vijf ministers en een boel andere beleidslui meesleepte. Het kostte Schops honderden telefoontjes om een vervanger te vinden voor de Britse natuurbehoudgoeroe David Attenborough die had toegezegd, maar op de valreep verstek moest laten. Hij belde vanuit een Grieks restaurant in Limburg zelfs naar de Griekse poetsvrouw van de Griek Dimas om hem te overtuigen.

In kringen van de Europese Commissie wordt zijn werk nu openlijk als het ‘Model Schops’ samengevat. ‘De eerste keer dat ik bij de Commissie een presentatie van ons werk ging geven, zat er in het begin letterlijk twee man te luisteren’, grinnikt Schops. ‘Maar tegen het einde van mijn uiteenzetting was de hele dienst aan het meeluisteren. Achteraf reageerde iedereen verbaasd: is zoiets nu echt mogelijk in een regio als Vlaanderen die toch niet meteen met mooie natuur geassocieerd wordt?’

De Goldman Prize die Schops nu krijgt, is belangrijk. Nogal wat winnaars uit alle hoeken van de wereld werden later minister in hun land – hoewel dat niet Schops’ ambitie is. Ook de Keniaanse Nobelprijswinnares Wangeri Maatai was ooit laureaat. Aan de prijs is een kunstwerk verbonden dat de Ouroboros afbeeldt: de staarteter, een symbool uit de alchemie dat een slang of een draak voorstelt die in zijn eigen staart bijt, en die het cyclische karakter van de natuur symboliseert. En een bedrag van 150.000 dollar, waarvan Schops nog niet wil zeggen waarvoor hij het zal gebruiken.

Want het mag duidelijk zijn dat het werk niet af is. ‘De Hoge Kempen is met zijn 20.000 hectaren als streek veel ruimer dan het nationaal park’, stelt Schops. ‘Onze volgende uitdaging is een positieve impact op landschap, ecologie, toerisme en economie realiseren die verder reikt dan het park. We willen onder meer door de mens verlaten industrieterreinen opnieuw inrichten voor natuur. We hebben dus al een Nationaal Park-PLUS-plan, dat ons nog een tijdje zal bezighouden.’

En er zijn in Vlaanderen nog een paar andere ‘duizenders’ (in Schops’ terminologie) die de potentie van een nationaal park in zich dragen, zoals de Kalmthoutse Heide en de militaire domeinen. ‘We voelen ons door de internationale waardering gesterkt in de overtuiging dat we goed bezig zijn’, besluit Schops. ‘Anderen zijn al geïnteresseerd in het overnemen van ons concept. Ik hoop ook dat we vanaf nu minder moeite zullen hebben om onze beleidslui te overtuigen van het nut van investeringen in natuur en landschap. Zelfs politici zijn mensen die in hun vrije tijd graag de natuur intrekken. Als ik er zo op terugblik, dan hebben die Duvels van tien jaar geleden goed gerendeerd. Voor mens én natuur.’

HET NATIONAAL PARK HOGE KEMPEN: www.nationaalpark.be. INLICHTINGEN: info@rlkm.be. DE GOLDMAN PRIZE: www.goldmanprize.org.

DOOR DIRK DRAULANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content