Wat zijn de ingrijpendste verschillen tussen de lagere en de secundaire school? We vroegen het aan vijf eerstejaars van het Sint-Michielscollege in Schoten. ‘Als een leerkracht vroeger de pik op iemand had, had je daar vijf dagen per week mee te maken. Nu maar een paar uur.’

Remke Hendrickx, Bob Koppert, Oleg Ustimenko, Sofie Van den Broeck en Christophe Braeckmans zijn vijf eerstejaars van het Sint-Michielscollege in Schoten. Op een zucht van de zomervakantie lijken ze de overgang van de lagere naar de secundaire school goed te hebben verteerd. Ze hebben wel aanpassingsproblemen gehad. Remke: ‘Vorig schooljaar gingen de kleintjes op de speelplaats nog voor mij uit de weg. Nu moet ik opeens voor de anderen opzijgaan.’ Sommigen zijn van studierichting veranderd, omdat een vak hen toch niet bleek te liggen. Maar dat ze hun draai hebben gevonden, betekent niet dat ieders verwachtingen ook zijn uitgekomen. ‘Vooraf zei iedereen dat je hard moest studeren op de middelbare school’, zegt Bob, die in het eerste jaar moderne zit. ‘Op de lagere school had ik bijna geen huiswerk. Eén blaadje invullen of zo. Nu zijn dat er vier. Het is wel meer, maar toch minder dan ik had verwacht.’

LEREN PLANNEN

Nieuw op de secundaire school is dat een schooldag doorgaans uit zeven les-uren bestaat, en dat de leerlingen er verschillende leerkrachten hebben voor de verschillende vakken. Daar zien de eerstejaars vooral voordelen in. ‘Als een leerkracht vroeger de pik op iemand had, had je daar vijf dagen per week mee te maken. Nu maar een paar uur’, zegt Sofie. Chris-tophe vult aan: ‘Wanneer een leraar eens slechtgezind is, weet je dat er na vijftig minuten een andere leraar de klas binnenkomt. Als de onderwijzer op de lagere school een kwade bui had, zat je daar de hele dag mee.’ Bovendien appreciëren de leerlingen de afwisseling tussen de vakken en de korte pauzes tussen de lessen.

Gemiddeld maken ze elke dag anderhalf tot twee uur huiswerk. Voor sommigen was dat een grote verandering. Oleg, die in de Latijnse zit, kreeg vroeger bijvoorbeeld maar één tot twee keer huiswerk per week. De eerstejaars moesten er vooral aan wennen dat ze elke dag dienden te studeren voor de vakken van de volgende dag. Dat vergt planning en organisatie, en daar bereidt niet elke lagere school haar leerlingen even goed op voor. Henriette Sitters, de moeder van Bob: ‘De eerste drie maanden waren spannend. Bob was erg onzeker en had faalangst. “Mijn hoofd zit vol, ik heb geen plaats meer”, zei hij vaak. De leerstof was niet te overzien en hij was bang om minder punten te halen dan de anderen. Maar nu is hij helemaal veranderd. Hij heeft geleerd zich te organiseren en hij heeft ingezien dat hij niet de enige leerling was met een probleem. In het begin hield ik voortdurend zijn handje vast, nu maakt hij zijn planning zelf, waarna we die samen overlopen. Het enige wat ik verder nog doe, is hem ondervragen.’

OVER DE DREMPEL

De meeste ouders blijken geregeld woordjes op te vragen of proeftoetsen op te stellen. Sommigen maken zelfs samenvattingen. Dat laatste wordt ook op school aangeleerd, vertelt Ilse De Meulenaere, leerkracht Latijn en coördinator van de eerste graad. Ze somt enkele initiatieven op waarmee de school haar eerstejaars over de drempel probeert te helpen. ‘Om de stress van de eerste schooldag weg te nemen, organiseren we al in augustus een onthaaldag en een rondleiding, zodat de leerlingen op voorhand kunnen kennismaken met hun klasgenoten en hun klassenleraar. Op 2 september besteden we een halve dag aan kennismakingsactiviteiten. Daar zijn ook de peters en meters van de klas aanwezig. Sinds vijf jaar heeft elke klas drie à vier peters of meters – leerlingen uit de derde graad die fungeren als vertrouwenspersoon. De eerstejaars kunnen bij hen terecht als ze vragen hebben over hoe ze moeten studeren, of als ze bijvoorbeeld zouden worden gepest. Die oudere leerlingen zijn vaak actief in de jeugdbeweging, en weten en leren hoe ze moeten omgaan met twaalfjarigen. Soms spelen ze informatie door aan de antipestleraar.’

In de agenda van de eerstejaars staat ook een planningsrooster voor de volgende week, die ze verplicht moeten invullen. Zeven keer per jaar geeft een vakleerkracht aan de eerstejaarsklassen een les over studietechnieken. ‘Daarin leren ze wat ze wel en niet in hun boekentas moeten meebrengen’, zegt De Meulenaere. ‘Ze krijgen ook uitleg over de examens, over hoe ze een synthese moeten maken en hoofd- van bijzaken kunnen onderscheiden.’ De coördinator bundelt in een boekje ook een overzicht van de leerstof van alle vakken, zodat de ouders precies weten wat hun zoon of dochter moet kennen en kunnen.

OP EIGEN BENEN

De overgang van het lager naar het secundair onderwijs heeft ook veranderingen teweeggebracht in de dagelijkse gezinsroutine. De middelbare school ligt vaak verder van huis, waardoor kinderen die vroeger te voet of met de fiets naar school gingen, nu met de auto worden gebracht of de bus nemen. Maar de vijf eerstejaars hebben niet hoeven te snoeien in hun hobby’s. De enige uitzondering is Christophe, die nog wel in competitieverband pingpong speelt, maar ’s maandags niet meer gaat trainen.

‘Remke doet aan langeafstandslopen en ze kan dat goed plannen tussen haar schoolwerk’, zegt haar moeder. ‘Af en toe doet ze een duurloop om zich te ontspannen.’ Hoewel er tijdens de week bij Remke thuis weinig is veranderd, probeert haar moeder tijdens het weekend wel studiemomenten vrij te maken en thuis te zijn. ‘Nu studeer ik op mijn kamer’, zegt Remke. ‘Vroeger zaten we met z’n allen aan tafel in de woonkamer. Maar als de tv aanstaat, kan ik me niet concentreren.’

Remke hoeft volgens haar moeder eigenlijk niet gecontroleerd te worden, maar dat ligt bij Christophe, Oleg en Sofie anders. Paul Ustimenko, Olegs vader die in Antwerpen een zaak heeft in Oost-Europese voedingsspecialiteiten, checkt bijvoorbeeld dagelijks de klassenagenda van zijn zoon: ‘De eerste maand kreeg Oleg opmerkingen over zijn gebrek aan discipline. Dus houd ik de teugels strak. Soms maakt hij zijn huiswerk in de winkel, want thuis zet hij vaak de tv aan of hij speelt op zijn spelcomputer.’ Ook Sofie wordt af-geleid door de tv, zegt haar moeder An Danen: ‘Op de lagere school ging Sofie naar de naschoolse opvang. Daar moest ze studeren. Nu komt ze vaak thuis als wij er nog niet zijn en ze zet dan de tv aan. Van studeren komt zo niet veel terecht.’

Was het dan vroeger beter? Ilse De Meulenaere: ‘Ik denk dat we onze leerlingen niet te veel in de watten mogen leggen. Vroeger gooiden we de eerstejaars in het bad en moesten ze maar leren zwemmen. Vandaag dreigen we in het andere uiterste te vervallen. Sommige kinderen, vooral die uit gebroken gezinnen met twee boekentassen – één bij mama en één bij papa – zijn vast en zeker gebaat bij alle hulp van de school. Maar we moeten jongeren wel weerbaar maken. Ervoor zorgen dat ze tegenslagen kunnen incasseren, want die maken deel uit van het leven. Onze eerstejaars zijn mondiger en assertiever dan die van tien jaar geleden, maar dat betekent niet dat ze meer op eigen benen kunnen staan. Misschien wel integendeel.’

MEER INFO: www.sintmichiel-schoten.be

DOOR JAN JAGERS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content