Is de toenadering tussen Zuid- en Noord-Korea een historische doorbraak of monumentale oplichterij? Is het regime in Noord-Korea alleen maar uit op economische steun om zichzelf in stand te kunnen houden, of wil het werkelijk een nieuwe weg inslaan die mogelijk naar hereniging leidt? Bezoek aan een land verdeeld tussen optimisme en argwaan.

Zo snel gaat de dooi tussen Noord- en Zuid-Korea dat zelfs de studenten van de Yonsei-universiteit in Seoul, traditioneel toch doortastende en heetgebakerde vernieuwers, achter de gebeurtenissen aan lopen. Hun fototentoonstellingen tonen nog slachtoffers van politiegeweld, en van Amerikaanse uitschuivers tijdens de Koreaanse oorlog. Misschien hebben ze gelijk niet al te optimistisch te zijn, maar dat de Noord-Koreaanse dictator Kim Jong Il niet langer eist dat de 37.000 Amerikaanse soldaten die Zuid-Korea bewaken teruggetrokken worden, is nog niet echt doorgedrongen op de groene universiteitscampus. Hier worden, op de gelegenheidsvlag van de Zuid-Noord-ontmoetingen (een wit doek met erop het blauwe silhouet van de verenigd-Koreaanse landkaart) die snel een nieuwe nationale vlag lijkt te worden, nog vrolijk doorgestreepte Amerikaanse vlaggetjes geplant.

Een eind verder staat een grijnzende optimist Newsweek te verkopen, met de cover van Kim Dae Jung als winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede. Vanwege zijn toenadering tot het Noorden dus.

De symbolen komen nu van alle kanten aangewaaid. Zo is er sprake van de traditionele voetbalwedstrijd tussen de hoofdsteden opnieuw te laten plaatsvinden. Tussen Seoul en Pyongyang, twee keer per jaar. De laatste wedstrijd was in 1946. Zo wordt de treinverbinding tussen Zuid en Noord hersteld: als die treinen rijden, wordt Seoul aangesloten op het Transsiberische net, juicht de burgemeester van Seoul. Een halve dag treinen naar Peking, een paar dagen naar Berlijn, naar Parijs… Momenteel ruimen Amerikaanse soldaten de mijnenvelden aan hun kant van de gedemilitariseerde zone, want daar zal die trein doorheen moeten. Aan de Noordkant is men daarmee nog niet begonnen. Men zegt dat de betreffende aangetekende aanvragen verzonden zijn.

Er is natuurlijk reden genoeg om de vredeseuforie en het optimisme te temperen. Het evidente succes van het bezoek aan Pyongyang van de minister van Buitenlandse zaken van de VS Madeleine Albright (‘ze is gekomen, ze heeft gedanst, Kim Jong Il heeft haar beloofd geen raketten meer te zullen afschieten’ stelde een sarcastische commentator) is niet van dien aard dat pessimistische Koreanen, en Aziaten meer in het algemeen, zijn gerustgesteld. In hun onverbeterlijke nuchterheid blijven die om tastbare resultaten vragen: ‘Where is the beef?’ Want, zeggen zij, totnogtoe hebben de Noord-Koreanen alle toegevingen en presentjes uit het Zuiden alleen maar symbolisch en verbaal beantwoord. Niets hebben zij gegeven, terwijl het zeer duidelijk wordt dat zij in de eerste plaats uit zijn op economisch en geldelijk gewin en politiek liefst alles bij het oude zouden laten. Voor alles en nog wat moet het Zuiden met cash op tafel komen, en dat Zuiden staat er sinds de economische crisis lang niet meer zo goed voor, en níéts geeft het koude Noorden in de plaats. Zelfs alle symbolische maatregelen, zoals die van de treinverbinding, kunnen van het ene moment op het andere teruggeschroefd worden, en de belachelijke maar daarom niet minder dodelijke propaganda-oefeningen aan de DMZ en Panmunjom kunnen onmiddellijk worden hervat. Alle 600.000 soldaten staan nog met hun wapens op het Zuiden gericht, op 100 kilometer van de DMZ, alle 12.000 artillerielopen, alle chemische wapens.

ONGELUKKIG VERLEDEN

Een historische doorbraak dus, of monumentale oplichterij? De vraag blijft eigenlijk open. Toen de Zuid-Koreaanse president Kim Dae Jung, een veteraan van de democratische dissidentie tegen de rechtse dictatuur in Zuid-Korea, op hoge leeftijd toch nog president werd, zag hij het als zijn taak de scheiding van de twee Korea’s zoniet ongedaan te maken – men wist al dat dat niet zo simpel zou zijn – dan toch te ‘milderen’ door bruggen te slaan en een dialoog te beginnen. Met dat doel voor ogen startte hij de sunshine policy, de openvensterpolitiek ten aanzien van het Noorden. Op bezoek in Berlijn dit voorjaar deed hij een plechtige oproep aan de Noordelijke leider Kim Jong Il, om met elkaar te beginnen praten zonder voorafgaande voorwaarden. Niemand geloofde dat er wat van zou komen, toch zeker niet op korte termijn. En toen het Noorden wel reageerde, sloeg de aanvankelijke euforie algauw om in argwaan. Vooral dan in Zuid-Korea.

Koreanen zijn een stug en koppig, vaak gekoloniseerd en meestal slecht behandeld noordelijk volk. Seoul is geen mooie stad, het is een agglomeratie met een ongelukkig verleden, die dat laat zien. De twintig jaar dictatuur onder Park Chung Hee en de generaals na hem, hebben hun stempel gedrukt op de urbanisatie en op de mensen, de uniformen en de spectaculaire organisatie van de politie – zoals traangas ruikt in Zuid-Korea, zo ruikt het nergens – herinneren het volk, vakbonden, studenten, intellectuelen, bij de minste aanleiding aan het bloedbad in Kwangju. En misschien ook dat na Kwangju de dictatuur ten val kwam.

Nu zijn ze hun dictatuur kwijt, maar de politie is er nog altijd. En de chaebols – de holdings – die drie jaar geleden nog de economische trots van Zuid-Korea waren, hebben niet eens de grote financiële en economische crisis van Oost-Azië nodig gehad om in moeilijkheden te komen, en nu worden Daewoo, Hyundai en dergelijke verkocht of zijn ze failliet aan het gaan. Werkloosheid, geldgebrek, onzekerheid plagen de Zuid-Koreaanse arbeidersklasse, die daar de afgelopen jaren eigenlijk grotendeels aan was ontsnapt. De ontreddering die dat met zich bracht, bereikt de orde van grootte van een psychisch trauma.

En dan dat Noorden. Het laatste stalinistische land, waar de ‘persoonsverheerlijking’ (de term die voor Stalin gebruikt werd) nu ook erfelijk geworden is: na Kim Il Sung de dictator zijn zoon, Kim Jong Il de dictator. Men weet niet veel van het ‘heremietenkoninkrijk’, maar het Zuid-Koreaanse volk, gevoed door de pedagogie van de Koude Oorlog, dacht er genoeg van te weten. En toen de beelden doorkwamen van de hongerdood ginds boven in de kou, toen die zich, via China (dus niet de CIA) kwamen voegen bij wat men al wist of vermoedde van de kampen (Koreanen hebben familieleden daar boven), toen waren ze geschokt. Men zou voor minder geschokt zijn. En hoe kon men dan, vanuit zo’n Zuid-Koreaanse opvoeding, geloven dat de dictatorszoon Kim Jong Il, die van al zijn gestes en beloftes niets hard maakte, serieus genomen moest worden als hij over vrede sprak? Dat is de gok die Kim Dae Jung zijn Nobelprijs heeft opgeleverd. Maar of het Koreaanse volk hem die gegeven zou hebben?

GESLEPEN MANIPULATOR

Een paar jaar geleden was er een hooggeplaatste overloper uit het Noorden, ooit de derde man in de Noord-Koreaanse hiërarchie, die de gruwelijkste verhalen vertelde over de geliefde leider van Noord-Korea. Hwang Jang-Yop schilderde Kim Jong Il als geslepen, slim, een manipulator met als belangrijkste motief het opbouwen van militaire macht om de overleving van zijn regime en zijn staat te verzekeren en, als het pas geeft, een invasie van het Zuiden te organiseren. Hoe kan men zijn verhaal rijmen met wat nu lijkt te gebeuren? In Seoul lijkt het erop dat Hwang Jang-Yop en zijns gelijken de jongste maanden iets als spreekverbod gekregen hebben. Maar wat als ze spraken?

Professor Moon Chung-In (zie kader), die met president Kim meeging naar Pyongyang, en onvoorwaardelijk de Nobel-gok verdedigt, zegt: ‘Om zijn militaire macht te behouden, moet Kim Jong Il zijn economie openbreken, en om dat te doen, moet hij hervormen. En structurele hervormingen kunnen als ze welvaart naar het Noorden brengen, ook veranderingen op het politieke vlak veroorzaken. Als het dat is waar we op rekenen. En zolang Noord-Korea geld nodig heeft, geloof ik niet dat ze het Zuiden echt zullen aanvallen met hun nucleaire tuigen, hun projectielen of zelfs conventionele wapens. Die kunnen ze aan de Amerikanen verkopen. Dat is een gok, ja. Maar ik verkies hem boven de gok van containment.’

De man die ons bij professor Moon brengt, Dr. Jung Il-Hwa, is veel minder optimistisch. Want veel Koreanen hebben zich intussen al tegen de hulp aan het Noorden gekeerd. President Kim Dae Jung, zeggen die, denkt te veel aan Noord-Korea en te weinig aan Zuid-Korea. Intussen staat de economie op de rand van een afgrond.

Waar, zegt Moon. Voorstanders als hijzelf vormen stilaan een kleine minderheid in Korea, en Kim Dae Jung moet zich snel wat meer met zijn eigen land bezighouden, anders dreigt hij afgesneden te worden. Maar komen de anderen aan de macht, wat zouden ze dan doen? Hetzelfde toch als Kim Dae Jung? Op het economische en sociale gebied, maar ook wat het Noorden betreft, wat zouden ze anders kunnen doen?

De Amerikanen zijn er ook nog. Al meer dan een jaar werken die aan een nieuwe Noord-Korea-diplomatie, ondanks het geschreeuw over rogue state Pyongyang. Noord-Korea maakt atoomwapens, produceert ballistische raketten die het verkoopt aan andere ‘schurkenstaten’ als Iran en Libië. Als schild daartegen bedachten de Amerikanen het veel te dure NMD, national missile defense: antiraketraketten. Intussen waren andere Amerikanen dus langs andere sporen aan het werken. Wie heeft gelijk?

Op het nucleaire vlak – dat en de rakettenkwestie zijn de twee problemen die de meeste Amerikaanse aandacht wegdragen – blijven de Noord-Koreaanse toezeggingen volgens experts vaag en ontwijkend. Misschien hebben ze anderhalve bom, misschien hebben ze materiaal voor tien bommen. Hun projectielen zouden ze niet meer testen. Maar het vorige vloog in een baan over Japan, dus eigenlijk zijn die wel getest. De VS willen dat ze geen raketten meer verkopen aan landen als Iran. Maar dat beloven en die belofte houden, eventueel in ruil voor veel geld, zou Kim Jong Il van zijn enige chantage- en onderhandelingsargument beroven.

En hij was toch de man die nooit met Zuid-Korea wou onderhandelen, maar alleen met de VS? Dat is dus nu gebeurd. Wie is er dan, zeggen de critici van de openvensterpolitiek, de oorlog aan het winnen? Toch niet de verpauperde, letterlijk uitgehongerde Noord-Koreaanse bevolking, die leeft onder een zo verpletterende dictatuur dat ze zelf niets anders meer weet? Maar zijn de Amerikanen dan zo dwaas? En de Zuid-Koreanen laten zich zomaar rollen door hun noordelijke slimmere broers? Volgens Moon Chung-In kun je het niet echt weten, maar iets riskeren is toch beter dan niets doen? En moet je niet kiezen? Tot voor kort bestond de VS-politiek erin het regime van Noord-Korea te laten instorten. Sindsdien heeft men uitgerekend dat dat een onbetaalbare grap zou zijn, zeker voor Zuid-Korea, gezien de ervaringen die men heeft met de opslorping van de DDR door Duitsland. De DDR was veel meer ontwikkeld dan Noord-Korea en veel minder bevolkt en heeft de Bondsrepubliek toch heel veel geld gekost. In Korea zou dat onmetelijk veel erger zijn, het zou niet alleen het Noorden maar ook het Zuiden ruïneren. En dus moet het Noorden geholpen worden…

De Koude Oorlog is voorbij, zegt Moon, dat moet ook in Korea maar zo zijn, de ideologie is aan het vervagen: links en rechts bestaan in Korea zeker nog, maar van communistische en anticommunistische propaganda hoor je tegenwoordig al minder dan pakweg twee jaar geleden. En Kim Jong Il is ineens zo menselijk geworden dat hij de VS-troepen niet meer uit Zuid-Korea weg wil, maar ze wil behouden als bescherming tegen China of Japan… Dat is pas nieuw!

‘Nee, dat is oud! Maar we spraken dat nooit uit in zoveel woorden. Zij zijn even bang voor China en Japan als voor de Verenigde Staten. Gewoon, vanwege onze geopolitiek.’

(Foto 1 en 2 zijn beelden uit een in 1998 door een clandestien teruggekeerde Noord-Koreaanse vluchteling gemaakte film in een dorp dichtbij de Chinese grens.)

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content