?Voor mij is het belangrijk dat ik de muziek voel, dat ik zin heb om haar te zingen, dat ze ook past bij mijn stem,? zegt mezzosopraan Cecilia Bartoli. Een operadiva die weet wat ze wil. Een gesprek.

ZE heeft het vaak over dat ongrijpbare, over de geest van de muziek, of over het aanvoelen ervan. Ze drukt zich zeker zo duidelijk uit met haar ogen en handen als met woorden. Zo voorziet ze haar uitspraken van een stil commentaar, zoals muziek dat ook dikwijls is. En bijna al haar beweringen laat ze volgen door een lach. Als om aan te geven dat dit slechts één van de mogelijke ideeën is. De Italiaanse Cecilia Bartoli is wellicht de enige operadiva van formaat die onomwonden haar geboortedatum (1966) in haar curriculum laat staan. Ze is wie ze is en ze weet wat ze wil. Op jonge leeftijd werd ze beroemd om haar uitbundige en virtuoze roulades in de aria’s die Rossini schreef voor mezzosopraan. Binnenkort zijn die te horen tijdens haar eerste grote concert in België, met muziek van Mozart en diezelfde Rossini. Wat niet wil zeggen dat ze zich heel haar carrière op die twee namen wil blijven vastpinnen.

CECILIA BARTOLI : Het is zo goed als mijn eerste keer in België. Dus kom ik best met de muziek waarvan ik hou, die ik aanvoel. Ik hoop die muziek met de mensen te kunnen delen.

Betekent dit dat het muziek is waarmee u zich het meest op uw gemak voelt ?

BARTOLI : Het is muziek die ik zeer sterk aanvoel. Dat is iets anders.

U bent de dochter van twee zangers. Was het onherroepelijk dat u zelf zangeres zou worden ?

BARTOLI : Opgroeien in de muziek wil zeggen in de muziek zijn. Het is niet makkelijk om dat uit te leggen. Eerst was ik niet van plan om zangeres te worden, dat maakte gewoon deel uit van het dagelijkse leven. Het was niet mijn ?passione?, mijn passie. Op mijn vijftien jaar begon ik muziek en zang te studeren met mijn moeder en nadien ook aan het Santa Ceciliaconservatorium in Rome. Ik probeerde en het lukte.

Was het dan zoiets als een stiel ?

BARTOLI : Nee, dat denk ik niet. Op mijn achttien-twintig jaar is die passie er dan wel gekomen. Dan heb ik mijn stem ontdekt, ik had de mogelijkheid om ermee te spelen, de evolutie ging langzaam, niet snel. Stapje voor stapje.

Muziek bij je ouders leren, is dat niet zoals met hen leren autorijden, met alle conflicten van dien ?

BARTOLI : Ja, er waren wel conflicten, maar bij hen studeren betekende ook dat ik toen elke dag kon werken. Nu werk ik nog altijd met mijn moeder. In het conservatorium van Rome ligt dat anders. Daar krijg je slechts één uur per week. Dat is veel te traag. Alle dagen werken en dingen uitproberen met mijn moeder was zwaar, maar zij heeft het geduld om het te doen. En ik om haar te aanhoren.

Is het vinden van een stem geen delicate zaak ?

BARTOLI : Men moet voorzichtig zijn. Maar in het begin is dat vooral de verantwoordelijkheid van de leraar, hij moet uitvinden en begrijpen welke soort stem de leerling heeft. De leerling moet opletten om niets te forceren, ?hij mag met zijn stem geen te zware gewichten gaan tillen.?

U hebt zich aanvankelijk geprofileerd als Mozart- en Rossini-zangeres.

BARTOLI : Ik hou erg van de muziek van Rossini, daarmee ben ik begonnen, of van Mozart. Maar ik wil niet alleen dat zingen. Ook Haydn bijvoorbeeld. Van hem heb ik de opera ?L’anima del filosofo? vorig jaar met Harnoncourt gezongen. Ik heb oude muziek gezongen, Monteverdi, en ik ben barokmuziek gaan studeren, meestal opera. En dan zijn er de projecten, zoals bijvoorbeeld de nieuwe cd ?Chanson d’amour? met muziek van Bizet, Delibes, Viardot, Berlioz, Ravel. De zangeres Pauline Viardot was een uitzonderlijke musicienne. Ze stamt nog uit het Rossini-tijdperk. Rossini heeft veel rollen voor haar zuster, ?La Malibran?, en ook voor haar geschreven. Door haar op plaat te zetten, heb ik mijn publiek en mezelf iets anders willen aanbieden. Dingen die in de kast lagen.

Is bij Rossini de virtuositeit het belangrijkste ?

BARTOLI : Als je het over virtuositeit hebt, dan geeft dat een heel technische indruk. Virtuositeit moet altijd gekoppeld zijn aan een manier van uitdrukken, aan expressie. Want véél noten kunnen zingen tegen een absurde snelheid, dat zegt me niets. Virtuositeit ja, maar dan gekoppeld aan de geest en de expressie.

De Rossini-rollen zijn meestal grote dames.

BARTOLI : Ik hou erg van Assepoester, Cenerentola, tijdens de opera ontwikkelt die rol. Mijn eerste Rosina uit de ?Barbier? zong ik op mijn negentiende. Maar die rol heb ik achter me gelaten. Ik vind dat ik ouder begin te worden. Je kan Rosina alleen zingen als je er echt de leeftijd voor hebt. Nadien is het vals om nog het kleine meisje van zestien te spelen. Dat is een beperkte rol als je die vergelijkt met Cenerentola. Die is mooi, in een toveropera, je kan met je verbeelding spelen, met veel kleuren, je kan er heel wat in zoeken.

Voelt u zich verwant met de zangeres Pauline Viardot ?

BARTOLI : Ze heeft een interessant levensverhaal, ze werkte samen met heel wat kunstenaars. Ik ben op haar muziek gestuit en vond die interessant om op te nemen. Er is veel Rossini, maar geenViardot. Ik wilde wat ruimte bieden aan vrouwen. Niet alleen aan mannen.

Is dat een feministische kant van u ?

BARTOLI : Nee, niet feministisch. Het is eerder uit een gevoel voor rechtvaardigheid. Men heeft altijd de muziek van de mannen voorgetrokken. Terwijl interessante vrouwen en uitzonderlijke muzikanten als een Clara Schumann bijvoorbeeld, in hun tijd als componiste moeilijk naar buiten konden komen. Maar het is niet alleen terwille van dat vrouwelijke aspect. Het is interessante muziek en bovendien ook nog van een vrouw. Voilà.

U zingt Viardot. Kan u zich voorstellen dat haar stem met de uwe overeenkomt ?

BARTOLI : Ik heb er helemaal geen idee van hoe de stem van Viardot was. Ik voel me wel dicht bij Viardot, bij Malibran, maar ook bij stemmen uit een recenter verleden, zoals die van Conchita Supervia. Het is moeilijk om te zeggen hoe de stem van Viardot was. Maar de geest, de manier om de dingen aan te voelen, wat ze geschreven heeft, dat raakt me.

Ze was ook de dochter van een stempedagoog.

BARTOLI : Haar vader was de zangleraar Manuel Garcia. Haar zuster was ?la Malibran?, haar broer was stemmendokter. Het was een familie die bezeten was door de stem. In onze familie is er geen dokter. Wel muzikanten. Mijn broer is violist, mijn zuster is decorontwerpster.

Met ?Chant d’amour? zingt u voor het eerst een plaat vol in een andere taal dan het Italiaans.

BARTOLI : Het volstaat niet om de taal te spreken, je moet ze ook aanvoelen. Daarom zing ik op dit ogenblik niet in het Duits, dat is een taal die ik wel begrijp, maar ik slaag er niet in om ze aan te voelen. Spaans en Frans daarentegen wel. Frans heb ik op school geleerd, ik was meerdere keren in Parijs en ik heb er vrienden. Het is mijn moedertaal wel niet, maar ik begrijp ze goed en ik voel de nuances aan, de kleuren.

Met het Italiaans gaat het natuurlijk nog makkelijker omdat het mijn moedertaal is. Maar echt gemakkelijk is het nooit, zelfs niet in het Italiaans, je moet eerst de muziek en de woorden in je huid voelen.

Hoe hebt u de plaatopname met Myung-Whun Chung, uw begeleider, voorbereid ?

BARTOLI : Je moet met mekaar kunnen werken zonder iets te zeggen. We hebben het programma eerst heel dikwijls op recitals gespeeld en er mee rondgetoerd. Dat is belangrijk, samen op scène zingen om samen de emoties door te maken en dan op te nemen. Dan kom je er toe om de muziek samen aan te voelen. Dat is het geheim.

Laten de muziekstukken zich dan niet onmiddellijk ontdekken ?

BARTOLI : Iedere dag is anders. Iedere dag zijn er andere emoties. Als je samen concerten doet, ontdek je telkens andere kleuren.

Er bestaat dus geen ideale interpretatie ?

BARTOLI : Nee ( lacht uitbundig). Die is er niet.

Die plaat is dan slechts de neerslag van één enkel ogenblik ?

BARTOLI : Dat geldt voor alle platen. Het is slechts één moment. Maar wel een ogenblik waar prachtige dingen gebeuren. Het is als een foto. Het heeft ook niets met live te maken. Live is altijd anders. Dat is het enige echte. Maar een plaat is toch belangrijk. Het is dat ene moment. Zo moet je een opname beluisteren. Door mijn eerste plaat, die ondertussen al tien jaar oud is, kan ik horen hoe ik geëvolueerd ben. Mijn techniek is zekerder, mijn stem is rijper. Dat weet ik, want ik heb het document. Ik kan daardoor de jaren naar hier halen.

Uw stem evolueert, uw repertoire evolueert, kan u nu al zeggen : binnen tien jaar zal ik daar staan ?

BARTOLI : Daar, waar ? ( zingt) ?Daar boven in de bergen ?? ( lacht) Nee, ik denk niet dat er een ?daar? is. Je hebt een ?hier?. Het is niet goed om aan ?daar? te denken. Je moet weten waar je bent, welke dingen je wil doen. Er bestaat niet zoiets als een aankomstlijn, en het is ook niet goed om dat te denken. Temeer daar het niet waar is. Het is een utopische droom, niet echt.

U zingt zowel barokmuziek als begin twintigste-eeuwse muziek. Botst dat niet ?

BARTOLI : Dat zou kunnen, maar in de barok hou ik me alleen met opera bezig. Ik zou graag Monteverdi, Vivaldi zingen. Barokopera is één wereld, een recital met piano is een andere wereld. Die hebben niets met mekaar te maken. Ik zou ook graag, op een dag, Spaanse muziek willen doen, liederen van De Falla met Alicia de Larrocha.

Zijn het verschillende delen van uw persoonlijkheid ?

BARTOLI : Ja, je kan het verleden niet wegdenken. Mijn ziel is dicht bij de barokke muziek, misschien is ze zelfs daar het dichtste bij. Maar ik hou ook van Ravel, Debussy, Poulenc, er zijn nog grote muzikanten.

De mentaliteit van hun muziek is wel totaal anders.

BARTOLI : Ja, maar ik ben geen ?enkele-richting-mens?, ik hou van muziek, van alle muziekvormen. Ik ben niet iemand die zegt ?Dit moet ik nu doen, en dan gedaan?. Dat vind ik te beperkt. Ik hou niet van de woorden ?beperkt? en ?dat moet je doen?. Voor mij is het belangrijk dat ik de muziek voel, dat ik zin heb om haar te zingen, dat ze ook past bij mijn stem. Dat ik er zelf ook door kan ontwikkelen. Ik wil niet in een doosje blijven zitten, zo ben ik niet. Ik denk wel niet dat ik muziek van Verdi of Puccini zal zingen. Ik voel me dichter bij wat erna komt en wat ervoor kwam. Dus voor mij geen Mascagni, geen Leoncavallo.

Het is geen kwestie dat mijn stem ongeschikt zou zijn voor die dramatische rollen. Het is eerder een kwestie van geest.

De Italianen hebben na de Tweede Wereldoorlog ook prachtige muziek geschreven. Bent u nooit verleid door muziek van een Luciano Berio bijvoorbeeld ?

BARTOLI : Je hebt zijn ?Chansons folkloriques? bijvoorbeeld. Daarbuiten is er niet zoveel voor mijn stemtype ?soprano, mezzo-soprano coloratura?. Ik zou het wel graag doen. We zien wel. Ik ben nog jong en ik heb de tijd om nieuwe dingen te leren. Ik sta altijd klaar.

U moet altijd wachten tot u er klaar voor bent ?

BARTOLI : Een beetje wel ja, de carrière overkwam me al zeer vroeg. Het is van belang om de juiste keuzen te maken, om dat te weigeren wat slecht is voor je stem, of te zwaar. Je kan niet alles doen. Op je twintigste moet je juist kiezen, dat je nog kan ontwikkelen. Dat is het geheim. Het hangt ervan af of je een carrière wil maken van vijf jaar, van tien of van twintig. De keuze is aan de artiest. Ik heb zin om lang te zingen. Ik kies ervoor om te studeren, te zingen, vakantie te nemen. Om echt in evenwicht te leven. Het evenwicht is zeer belangrijk.

Hebt u die wijsheid van uw moeder ?

BARTOLI : Nee, ik denk dat het de ervaring is die ik tussen mijn twintig en mijn dertig jaar opdeed. In het begin was er zeker mijn moeder, maar nadien de ervaring. Je moet niet alles en te vroeg doen. Je hebt tijd. Je moet wachten tot de appel rood wordt op de boom ( ze maakt dan een plukkend gebaar). Zoals alle jongeren heb ik fouten gemaakt. Maar ik heb geleerd om, zeker dankzij mijn moeder, dankzij mijn vrienden die me raad hebben gegeven, om de dingen traag te doen.

U hebt beslist om Carmen niet voor het jaar 2000 te zingen. Is dat ook zo’n beslissing ?

BARTOLI : Nee, weet je, ieder millennium gebeurt er iets. In de jaren 1000 dacht men dat de wereld ging vergaan. Nu moeten we eerst maar het jaar 2000 afwachten en dan zien we wel. Dan pas kiezen. Eerst kijken we wat er in 2001 gebeurt ! ( lacht) Het beeld van Carmen is tegenwoordig geridiculiseerd. We zien Carmen in de arena van Verona, in de grote theaters. Als je ziet waar Carmen geboren is, in de Opéra Comique in Parijs, in een klein zaaltje waar ze echt theater maakten. In die tijd was het orkest niet groter dan vijftig, zestig muzikanten, zelfs dat niet. Alles moet terug zijn juiste afmetingen krijgen. Je moet er een theaterstuk van maken, geen stadionstuk. Ik heb tijd nodig om een grote regisseur te vinden, een dirigent, collega’s. Dat is werk dat je echt met het hoofd erbij moet doen. Je moet kunnen kiezen, nadenken.

Het temperament van Carmen ligt u wel ?

BARTOLI : Ze is intrigerend. Geen folklore. Ik zie ze eerder als intellectueel. Dus niet in het rood en zwart met de roos tussen de tanden. Zo is ze een stripfiguur, dat is ze niet. Ze is dramatisch, dieper. Ik moet het juiste moment afwachten.

Op uw cd staat er al Bizet, u speelt ook castagnetten. Wijst dat niet in die richting ?

BARTOLI : Ik speel castagnetten omdat ik, voor ik zangeres was, eerst enkele jaren flamencodanseres ben geweest. En zo heb ik castagnetten leren bespelen en geleerd om te dansen. Maar nog eens, dat heeft niets met Carmen te maken !

Lukas Huybrechts

Cecilia Bartoli concerteert samen met het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen op 12/10 in de Koningin Elisabethzaal in Antwerpen.Recente cd’s : Cecilia Bartoli, ?Chant d’amour? mélodies françaises, met Myung-Whun Chung, piano DECCA 452 667-2 ; Rossini, ?Stabat Mater?, solisten met o.a. Bartoli, koor, Wiener Philharmoniker olv Myung-Whun Chung DG 449 178-2.

Cecilia Bartoli : Virtuositeit moet altijd gekoppeld zijn aan een manier van uitdrukken, aan expressie.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content