De piraterij van het digitale tijdperk stelt de muziekindustrie voor een evenwichtsoefening. Enerzijds willen de producenten zich niet laten pluimen, anderzijds beperkt beveiliging de vrijheid van de consument.

Al meer dan twee jaar wordt er gesleuteld aan een wereldstandaard voor de beveiliging van digitale muziekbestanden: het Secure Digital Music Initiative (SDMI). Dat initiatief groepeert meer dan 180 belangrijke bedrijven en belangenorganisaties uit de muziekindustrie, de IT-sector en de consumentenelektronica. Zij werken aan de ontwikkeling van kopieerbeveiligingen (die moeten voorkomen dat audiotracks zonder de originele cd vermenigvuldigd worden) én aan de ontwikkeling van een watermerk. Met zo’n watermerk wordt het uitlenen van een via internet gekocht muzieknummer of e-book zo goed als onmogelijk gemaakt.

Een watermerk is een niet waarneembaar signaal dat in een van internet gekopieerd muzieknummer – of tekst, foto, film – ingebed wordt. Zo kan het dat de gekochte inhoud maar op één toestel gelezen kan worden of dat de lezer (bijvoorbeeld een e-book, MP3-player of pc) het muzieknummer alleen afspeelt als de inhoud zo’n watermerk bevat. Een derde mogelijkheid is dat het watermerk steeds naar de rechtmatige eigenaar verwijst. Wordt dat nummer daarna ergens illegaal aangeboden, dan kan men achterhalen van wie het komt. Ook combinaties van die technieken zijn mogelijk.

Er is nog een andere reden waarom beveiliging de mogelijkheden van de gebruikers beperkt. Tenzij alle platenlabels en hardwarefabrikanten samenwerken, kan niet elk toestel alle muziekbestanden afspelen. En samenwerking is op dit moment ver te zoeken. Sony heeft bijvoorbeeld al een eigen beveiliging in gebruik genomen. Ook Creative gaat solo met de populaire draagbare jukebox. De kans bestaat dat elke platenmaatschappij zijn eigen weg gaat en bijgevolg niet op SDMI wacht. BMG ging al met Napster in zee, terwijl Sony, Warner en (vooral) Universal plannen hebben om hun eigen muziekcatalogus aan te bieden. EMI doet dat al in beperkte mate.

CODE OP T-SHIRTS

In september daagde het consortium alle hackers ter wereld uit om vier watermerken en twee kopieerbeveiligingen te kraken. SDMI beloofde een geldprijs van 10.000 dollar voor elke code die gebroken werd. De hackergemeenschap boycotte de wedstrijd, maar toch namen bijna 450 mensen de handschoen op. Na de sluiting liet SDMI weten dat vier van de vijf codes de aanvallen overleefd hadden. Twee hackers kregen elk 5000 dollar, omdat ze dezelfde code hadden gekraakt.

Onderzoekers van verschillende Amerikaanse universiteiten en onderzoekscentra beweren echter dat ze vier watermerken hebben gekraakt. Zij schreven zich echter niet voor de laatste ronde van de wedstrijd in, omdat ze dan verplicht werden de resultaten geheim te houden. Het team zet veel vraagtekens bij het optimisme van SDMI.

Het kraken van een watermerk is niet voor iedereen weggelegd. Maar als de klus geklaard is, volstaat het dat iemand een programmaatje schrijft en de code verspreidt. Dat gebeurde een tijdje geleden met het dvd Encryption System (CSS), een poging van de filmindustrie om het kopiëren van dvd-films tegen te gaan. De beveiliging – een gelijkaardig watermerk als dat van SDMI – was enkele uren na de introductie al gekraakt. De code (DeCSS) verspreidde zich als een lopend vuur en werd zelfs op T-shirts gedrukt.

De platenproducenten zijn nog niet klaar voor on-linedistributie, daarvoor hebben ze te lang gewacht. Dat betekent echter niet dat het tijdperk van het gratis kopiëren zal blijven duren. Zolang muziekbestanden niet goed beveiligd kunnen worden, zal de platenindustrie de aanbieders van auteursrechtelijk beschermde muziek opsporen en eventueel laten berechten. En dat doet ze nogal fanatiek. Ook tegen kraakprogramma’s wordt hard opgetreden. Dat was ook zo met DeCSS, waarvan de publicatie én het linken naar publicaties verboden werden.

Ondertussen zijn er andere sites dan Napster die toelaten om muziekbestanden gratis te delen. Het gaat om gedecentraliseerde netwerken die niemands eigendom zijn en dus ook niet voor de rechter kunnen worden gedaagd. Maar dat betekent nog niet dat ze een alternatief voor Napster zijn. Het is immers een fabeltje dat netwerken als Gnutella niet te stoppen zijn. Om te beginnen, kunnen de gebruikers via hun IP-adres worden opgespoord. Uit onderzoek van het Xerox Palo Alto Research Center (PARC) blijkt bovendien dat bijna de helft van alle aangeboden muziekbestanden van één procent van de gebruikers komt. Twintig procent van de gebruikers zorgt voor 98 procent van de muziek. Het volstaat dus om een relatief kleine groep gebruikers aan te pakken. Dat is precies wat de platenmaatschappijen van plan zijn als de zaak-Napster is uitgeklaard.

Dan resten nog netwerken als Freenet of Free Haven, die zowel aanbieders als consumenten van informatie volledige anonimiteit garanderen, maar die zullen Napster niet zo snel vervangen omdat ze veel minder gebruiksvriendelijk zijn.

VOLWASSEN MUZIEKSOFTWARE

Bij veel artiesten, muziekconsumenten en computerfreaks is de wil groot om de (grote) platenmaatschappijen buitenspel te zetten. Van de 700 frank die een cd gemiddeld kost, gaat in het beste geval immers maar 120 tot 150 frank naar de maker. Als die tenminste ook uitvoerder, auteur en componist (muziek) is, het enige groepslid is en zelf voor het management zorgt. Als platenlabels hun producten via internet gaan verkopen en dezelfde prijs vragen als in de winkel, is het zeer de vraag of consumenten en artiesten zullen volgen. Volgens de muziekindustrie is de omschakeling naar on-linedistributie een dure zaak en zullen de prijzen dus toch gehandhaafd blijven. Maar wat is dan nog de toegevoegde waarde van de muziekindustrie? Op dit moment verzorgt een platenlabel de opname, de distributie en de promotie van een album of artiest. En zo’n maatschappij maakt een selectie, want niet iedereen krijgt zomaar een platencontract.

Dankzij internet en MP3 kunnen artiesten de distributie van hun muziek nu zelf in handen nemen. Ze hebben geen platenmaatschappijen (en andere tussenschakels) meer nodig om een publiek te bereiken. In de praktijk is dat echter niet zo eenvoudig. Veel muzikanten zijn onder contract bij een platenmaatschappij en beschikken vaak niet zelf over de rechten van hun opnames. Voor beginnende muzikanten ligt dat evenwel anders. Een computer en een internetverbinding kunnen een volwaardig alternatief voor een platencontract zijn. Met de nu beschikbare rekenkracht is het mogelijk om de geluidskwaliteit van een opnamestudio te benaderen. Muzieksoftware wordt volwassen en goedkoper. Voor een paar duizend frank kan je al aan de slag. Een professionele digitale studio (software waarmee je zowel kan opnemen, mixen als afwerken) kost vijftig- tot honderdduizend frank. Dat bedrag ben je ook kwijt als je een week lang een echte opnamestudio huurt. Een digitale studio kan je overigens kopiëren, een echte studio niet. Rest dus enkel promotie en selectie. Geen onbelangrijke zaken, maar hiervoor zijn vele kandidaten. In de meest extreme vorm gebeurt selectie door het publiek en promotie door de artiest.

Een muzikant die op die manier zelf zijn publiek gaat bedienen, krijgt ook te maken met het probleem van piraterij en beveiliging. Maar dat is, volgens sommigen, op te lossen door helemaal geen beveiliging te gebruiken en de mensen vrijwillig te laten betalen. Die visie waart al een hele tijd op internet rond en wordt door onder meer de Electronic Frontier Foundation uitgedragen. Volgens mede-oprichter JP Barlow stimuleert de verspreiding van niet-commerciële informatie de verkoop van commerciële informatie. ‘Niets maakt je vlugger beroemd dan een publiek dat bereid is jouw werk gratis te verspreiden’, schrijft hij in The next Economy of Ideas, een artikel uit 1994 dat onlangs in het Amerikaanse tijdschrift Wired werd gepubliceerd. ‘Kunst is een service, geen product. Hoe meer mijn woorden zich via het net vermenigvuldigen, hoe meer geld ik kan vragen om een voordracht te geven. Mijn waarde ligt in iets dat nooit van mij gestolen kan worden: mijn mening of advies.’ Hetzelfde geldt volgens Barlow voor een muzikant. ‘Hoe populairder je muziek, hoe meer je voor een optreden kunt vragen.’

Ook veel supporters van Napster, inclusief een niet onbelangrijk aantal muzikanten, staan achter Barlows visie. Volgens hen stimuleert de gratis uitwisseling van muziek de verkoop van cd’s. Net zoals met muziekcassettes die het makkelijker maakten om elkaars muziek te leren kennen.

WIE IS DE DUPE?

Er zijn mensen die volledige albums van internet downloaden en het hoesje van de cd in de platenwinkels gaan stelen. Sommigen zetten zelfs een handeltje op met behulp van een cd-schrijver. Eigenlijk spelen zij als het ware platenwinkel voor mensen zonder computer of internetverbinding. Anderen kopiëren echter vooral liedjes die ze anders toch nooit zouden kopen. Platen die ze wel goed vinden, maar waar ze nooit zes- of zevenhonderd frank aan zouden geven.

Is iemand daar de dupe van? Eigenlijk niet, want andere zijn wél grote fans en wie een artiest écht goed vindt, koopt nog altijd de cd. En de pas gekochte plaat zomaar voor iedereen te grabbel gooien terwijl je er zelf voor hebt betaald, ligt niet voor de hand. Het is lang niet hetzelfde als het uitlenen van een cd aan één iemand.

Hoewel er dagelijks miljoenen bestanden illegaal worden gedownload, blijft de verkoop van muziekalbums stijgen. Het aantal wereldwijd verkochte exemplaren (cd, cassette en vinyl samen) stijgt jaarlijks met gemiddeld drie procent en dat was in 1999 en tijdens de eerste helft van 2000 niet anders. Ondanks de populariteit van Napster dus. Alleen de Europese markt stagneerde in 1999, maar tijdens de eerste helft van 2000 werd dat slappe jaar meer dan goedgemaakt.

Zelfs de platenindustrie zou haar voordeel kunnen doen met die manier van werken. Klagende rapporten beginnen steevast met de verkoopcijfers van de single, die inderdaad in dalende lijn gaan. Maar de single is nooit echt een winstgevend product geweest. Het is in de eerste plaats een investering voor de promotie van de cd, die wel omzet kan maken. Waarom zetten de platenmaatschappijen hun officiële singles dan niet op MP3-formaat? Om de cd te promoten?

Horrorschrijver Stephen King heeft onlangs een gelijkaardig experiment stopgezet. King zou alleen aan zijn boek The Plant voortwerken als 75 procent van de lezers zou betalen. Dat was het geval bij het eerste hoofdstuk (40.000 mensen kopieerden het, 78 procent betaalde de gevraagde dollar), maar het aandeel betalende lezers ging met elk hoofdstuk achteruit. Voor hoofdstuk vier kwam nog maar 46 procent van de lezers over de brug. Te weinig voor King, maar aangezien het hele boek nog altijd zo’n 500 frank kostte, mag het veeleer verbazen dat bijna de helft van de mensen betaalde. Een boek leent zich immers heel wat minder tot downloaden dan muziek. Je moet het op een scherm lezen of uitprinten en in geen van beide gevallen heb je een echt boek in handen. De tastbare waarde van een cd is minder groot, omdat je het medium doorgaans niet in je handen houdt terwijl je het gebruikt.

Om een idee te geven – al is de situatie in werkelijkheid ingewikkelder -: een muzikant verkoopt via de traditionele kanalen 10.000 exemplaren van een cd die 700 frank kost. Dat resulteert in een omzet van 7 miljoen frank, waarvan hij in het allerbeste geval 1,5 miljoen frank krijgt. Stel nu dat diezelfde muzikant evenveel exemplaren via internet rechtstreeks aan de klant verkoopt. Hij doet dat tegen 400 frank, maar slechts de helft van de mensen betaalt. Dat levert de artiest twee miljoen frank op.

Kris De Decker

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content