Er is het voorbije jaar wat afgemoord in Vlaanderen. Bijna allemaal moorden die het nieuws niet haalden, maar het jaar wel tekenden. Drie speurders en een strafpleiter verklaren het ‘Moordjaar 2005’.

Lees en kijk er alle jaaroverzichten van 2005 op na: Er zat welgeteld één moord in: die op strafpleiter Hein Diependaele.

Oké, er zijn er ook een paar in het collectieve geheugen gesukkeld: die ene in Zelzate, waar een man zijn buren neerknalde omdat hun schuurmachine te veel lawaai maakte. En die in Oosterzele, waar een jongen van zeventien twee vrienden uit de instelling doodschoot. Maar de rest haalde met veel moeite pagina 8 van Het Laatste Nieuws.

Moord is geen hot item. En toch wordt in al die huizen, cafés en loodsen van dit land wat afgemoord: elk jaar om en bij de 250 mensen. ’t Zijn vaak heel banale moorden: gepleegd om een pint, een gsm van 69 euro of omdat iemand aan de toog wat zat te lonken naar andermans lief.

De opzet van Knack was alle moorden van Vlaanderen op een rij te zetten. Het zijn zes bladzijden minifilmpjes geworden. Bij wijze van inleiding gaan strafpleiter Jef Vermassen en drie anonieme speurders u voor in het kijken naar moorden.

Heren, wat valt u op als u de lijst bekijkt?

EEN SPEURDER: Dat het elk jaar hetzelfde is. De belangrijkste drijfveer om te moorden is nog altijd woede, vóór jaloezie en hebzucht. Daders en slachtoffers komen al honderd jaar uit alle lagen van de bevolking. Alleen de manier waarop verandert. Vroeger brandden roofmoordenaars huizen plat en martelden ze hun slachtoffers. Tegenwoordig gebruiken ze bijna uitsluitend vuurwapens.

DE STRAFPLEITER: Ik vind toch dat er dit jaar een aantal opvallende moordzaken bij zitten. Dat drama bij dat Afrikaans gezin bijvoorbeeld: dat heb ik nooit eerder gezien hier in Vlaanderen. Eigenlijk bestaan gezinsmoorden niet in Afrika. Het is trouwens treffend dat de dader nog tevergeefs naar familieleden heeft gebeld om het hem uit het hoofd te praten. Daarnaast zag ik ook enkele tragische wraakmoorden, gepleegd door mannen die eerst hun kinderen en daarna zichzelf doodden, met de ultieme bedoeling hun vrouw in verdriet achter te laten.

Maar voor de rest is het inderdaad veel van hetzelfde. In vier op de vijf gevallen zijn dader en slachtoffer bekenden. Minstens één op de drie is een partnermoord. Dat is de logica zelve: waar de liefde omslaat in haat, wordt de wrok even intens als ooit de liefde was. Het is trouwens niet toevallig dat zo veel moorden aan het einde van lange weekends gebeuren, als de spanning tot het uiterste is opgelopen. Woorden zijn de gevaarlijkste wapens: ze kunnen zo kwetsen en vernederen, dat ze op den duur uitmonden in een fysieke reactie. De aanleiding is vaak banaal, maar het probleem broeide al veel langer: vergelijk het met een kaars die je aansteekt in een huis waar het gas lekt. Nog een vaststelling: er waren in 2005 geen massamoorden, zoals die van mijn Turkse cliënt die eind 2004 vier mensen vermoordde. Massamoorden en seriemoorden blijven bij uitstek Amerikaanse fenomenen.

Er zitten ook heel wat oude mensen tussen daders en slachtoffers.

DE STRAFPLEITER: Ook dat is niet nieuw: mensen van tachtig die in een depressieve bui hun echtgenoot doden en denken dat ze een goede daad stellen, zijn nooit een uitzondering geweest. De gemiddelde leeftijd bij gezinsdrama’s is altijd hoger geweest dan bij andere moorden.

EEN SPEURDER: Die daders werden vaak geïnterneerd, en hun zaken kwamen niet in de hoven van assisen en haalden dus zelden de media. Misschien is dat wel het grootste verschil met vroeger: toen haalde niet elke moord de krant. Nu wel.

Na de moord op Hein Diependaele in mei waren er opvallend veel gezinsmoorden. En in oktober en november leek de ene gezinsmoord uit de andere te volgen in de Westhoek. Toeval?

DE STRAFPLEITER: Nee, bij gezinsdodingen bestaat er een lawine-effect. Niet dat iemand op basis van een krantenbericht beslist om zijn echtgenoot te vermoorden, maar het kan wel iemand die al met die gedachte speelde over de streep trekken.

Werden moorden in 2005 ook opgelost?

EEN SPEURDER: Het merendeel wel, ja. Aan de huis-, tuin- en keukenmoorden valt trouwens niets op te lossen. Een dolgedraaide dader die naar zijn wapen grijpt, heeft daar een moment later al spijt van. Bij zulke moorden wijst alles meteen in de juiste richting, en vaak komen daders door schuldgevoel overmand ook spontaan bekennen. De helft van de moeilijke zaken wordt opgelost in het buurtonderzoek: door te praten met de buren, de postbode, de vuilnisman of de tooghangers in het café om de hoek. Liefst zo snel mogelijk, trouwens: anders beginnen mensen elkaar te beïnvloeden.

DE STRAFPLEITER: Als de dader niet ontmaskerd wordt in de eerste uren of dagen, raakt een moord in negen van de tien gevallen nog zelden opgehelderd. Tenzij door een gelukkig toeval.

EEN SPEURDER: Toch wel. Een pak Belgische verdachten valt tijdens de verhoren uiteindelijk door de mand, omdat ze Nederlands spreken en op dezelfde manier redeneren als wij. Dat is niet zo bij de steeds talrijker wordende Oost-Europese verdachten. Die moeten met een tolk verhoord worden en dat maakt het moeilijker. Die moorden raken dan ook vaak niet opgelost, Belgische moorden zo goed als altijd wel.

En wat doe je als er geen enkel spoor van de verdachte is?

EEN SPEURDER: Vroeger ging ik er altijd van uit dat er tussen dader en verdachte een connectie was. Intussen weet ik dat dat niet altijd zo is. Waar zoek je de dader van een roofmoord zonder getuigen als de dader geen familie, vriend of kennis van het slachtoffer is? En ga er maar eens aan staan wanneer een Armeniër een andere Armeniër doodschiet. Of wanneer gangsters een slachtoffer met een telefoonboek vol criminele connecties afmaken met een nekschot. We rekenen in zulke gevallen bij voorkeur op het buurtonderzoek en de goeie ouwe vingerafdruk. Die zijn in moordonderzoeken veel belangrijker dan bijzondere opsporingsmethodes. Telefoons tappen levert ons zelden wat op. Een moord is iets eenmaligs, niet iets waarover voortdurend wordt gecommuniceerd. En DNA-sporen kunnen wel zinvol zijn, maar ze zijn ook heel kwetsbaar: als er een plukje haar of een drupje speeksel van een derde achterblijft op de plaats van de moord, is het hele onderzoek om zeep. De moord op Barbara V. van enkele jaren geleden was daar een heel mooi voorbeeld van. Dat meisje van 24 werd naakt met een opengesneden keel in haar studio aangetroffen. De autopsie wees uit dat ze dronken gevoerd en vermoord werd. Zowel op het moordwapen als op de zeven blikjes bier vonden we DNA-sporen van haar ex-vriend. Toen ik hem verhoorde, gaf hij meteen toe dat hij enkele uren voor de moord in de flat geweest was en dat hij seks met het slachtoffer had gehad. Maar hij ontkende dat hij bier had meegebracht, of zelfs maar had aangeraakt. ‘Heb je die Chimay op tafel dan niet gezien?’, vroeg ik. ‘Nee, die Chimay Bleue heb ik niet gezien’, antwoordde hij. Maar ik had het alleen over Chimay gehad, niet over Chimay Bleue. Voor mij was de zaak volledig duidelijk. En toch sprak de assisenjury hem vrij, omdat we op het slachtoffer één haartje vonden dat we niet konden identificeren. Misschien kwam het van een politieman, een wetsdokter, of zelfs van een vorige huurder. We hebben ons werk te goed willen doen en de verdediging heeft dat haartje gebruikt om de man weer vrij te krijgen. Heel frustrerend.

DE STRAFPLEITER: Tegelijkertijd kunnen DNA-sporen, vuil onder de nagels, sperma of leugendetectortesten de onderzoekers ook echt helpen. Ze kunnen bijvoorbeeld daders wel in het nauw brengen en doen bekennen. Zelfs als de bewijzen niet sluitend zijn.

De eerste moord van 2005, die op twee rijke vrijgezellenbroers, is nog altijd niet opgelost. Duren moordonderzoeken niet te lang?

DE STRAFPLEITER: Veel te lang. Zeker als je het met andere landen vergelijkt. Nochtans vermindert het geheugen van de getuigen met de tijd en heeft de straf ook minder effect. Ik snap niet waarom Belgische speurders zelfs de kleuterjuf van een moordenaar moeten spreken om een moraliteitsverslag op te maken (het document dat het levensverhaal van de dader schetst, en waarop het psychiatrische verslag is gebaseerd, nvdr). Dat is veel te diepgravend, en helemaal niet nodig. Bovendien duurt het ook veel te lang vooraleer een zaak voor assisen komt. In Antwerpen moet je tegenwoordig ongeveer een jaar wachten voor je een zaak op de assisenrol krijgt. Dat is erg, want pas na de uitspraak kunnen de verwanten van het slachtoffer het trauma beginnen te verwerken.

Stijn Tormans en Frank Demets

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content