De herinnering aan een anti-Joodse legende is alomtegenwoordig in de Sint-Michielskathedraal in Brussel. DOOR WIM VER ELST

Een zondag in juli 1867. Lewis Carroll, de auteur van Alice in Wonderland, is in Brussel getuige van een vreemd spektakel. Lange rijen priesters, leken en kinderen trekken in prachtige gewaden zingend door de stad, aangevoerd door een peloton cavalerie. Ze torsen kleurrijke vaandels, heiligenbeelden en een monstrans met een miraculeuze hostie. ‘Het was verreweg het meest schitterende ceremonieel dat ik ooit heb gezien, maar het was vreselijk theatraal en onwerkelijk. De mensenmassa’s waren enorm’, noteert hij in zijn dagboek.

De optocht die Carroll bijwoonde, was een processie ter ere van het Sacrament van Mirakel, een middeleeuws hostiewonder dat in Brussel al eeuwenlang werd herdacht. Het was mogelijk een van de laatste grootse sacramentsprocessies. Het mirakel lag in die tijd zwaar onder vuur, vooral wegens de anti-Joodse ondertoon ervan. Volgens de legende hadden Joden hosties gestolen uit een kapel in Sint-Jans-Molenbeek. Op Goede Vrijdag 1370 doorstaken ze die in hun synagoge met dolken, om Christus opnieuw te doen lijden. Toen gebeurde het: uit de hosties stroomde bloed, het bloed van Christus. De heiligschennis kwam aan het licht en de Joden werden terechtgesteld op de brandstapel. Dat laatste is een historisch feit. Omstreeks Hemelvaart 1370 werden in Brussel zes Joden verbrand die waren veroordeeld voor diefstal en ontheiliging van hosties.

De miraculeuze hosties werden overgebracht naar de Sint-Goedelekerk, de huidige Sint-Michielskathedraal. Elk jaar ging de relikwie in een triomfantelijke processie door de stad. Om de groeiende stroom pelgrims te kunnen opvangen, werd tussen 1530 en 1542 een monumentale Sacramentskapel gebouwd. Hertogen, prinsen en koningen schonken kunstvoorwerpen aan de kerk ter ere van het mirakel. De imposante glasramen in de kapel, een geschenk van Karel V en de Habsburgse jetset van die dagen, en de neogotische glasramen in de zijbeuken vertellen het verhaal van het hostiewonder. Het Sacrament van Mirakel is alomtegenwoordig in de kathedraal, al zijn de meeste bezoekers zich daar niet van bewust.

Er waren goede redenen voor het succes van het mirakel. De relikwie was een godsgeschenk in de katholieke propagandastrijd tegen protestanten en andersdenkenden. De bloedende hosties bewezen toch het ongelijk van ketters die loochenden dat Christus aanwezig was in het sacrament? ‘Dese open Wonden stoppen de Geuzen hun monden’, snoefde de dichter Daniel Bellemans, die in 1670 een hele bundel wijdde aan het Sacrament van Mirakel. Het wonder bleef ook de ‘barbaarse Joden’ achtervolgen. De gebeurtenissen van 1370 werden eeuwen later nog als argument gebruikt om Joden te bannen uit de Nederlanden.

Koning Leopold I, die zelf protestants was, stimuleerde na 1830 de verering van het Sacrament van Mirakel als een symbool voor de katholieke identiteit van het jonge België. Maar de authenticiteit van het wonder en de schuld van de Joden stonden steeds meer ter discussie. In 1870 werd het eeuwfeest van het mirakel niet meer gevierd. Na de massale moord op de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog vroeg de Joodse gemeenschap dat de herinnering aan de legende uit de kathedraal zou worden verwijderd. Zo ver is het niet gekomen. In 1977 werd in de kathedraal een bronzen plaat opgehangen die de aandacht vestigt ‘op het tendentieuze karakter van de beschuldiging en de legendarische voorstelling van het “mirakel”.’

MEER LEZEN: LUC DEQUEKER, HET SACRAMENT VAN MIRAKEL, DAVIDSFONDS/LEUVEN, LEUVEN, 2000.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content