Oostende negeert de aanbeveling van Brice De Ruyver om Montmartre te slopen. Dat is normaal. Een wijk van plezier zonder misdaad is ondenkbaar.

Als het niet al geschreven is, dan moet dat dringend gebeuren. Naar het grote Parijse voorbeeld, een boek als Montmartre du Plaisir et du Crime. Als de tijd de harde kantjes er eenmaal afgebeten heeft, wordt het gore van een rosse buurt vanzelf mooi roze in de verbeelding. De gangsters in verblindend witte pakken, Cubaanse sigaren rokend in hun cadillacs; de hoertjes van een verpleegkundige lieftalligheid. Het werk van de herinnering dus. Toeristen met kennis van de cultuurgeschiedenis kijken tijdens hun blitzbezoek compleet naast de verloedering heen, kopen oude foto’s of prentkaartjes en sturen ze naar de familie in de nette woongedeelten van de wereld. Dat is de verkoopbare helft van het verhaal. Maar Montmartre ware Montmartre niet – zelfs al is het een zakdoek aan de Langestraat in Oostende – als de alledaagse realiteit er niet een stuk rauwer zou blijven uitzien dan de in nostalgie versmoorde blik wil toelaten.

De Stad aan Zee was te klein voor al het protest dat rees na kennisname van een aanbeveling in het veiligheidsrapport van Brice De Ruyver: sloop de ‘etterbuil’ Montmartre, geef er een radicaal ‘andere bestemming’ aan. (Met de bouw van het residentiële wooncomplex Helmond pal in de plezier- en criminaliteitszone, was daar eigenlijk al een begin mee gemaakt). Zelfs de lokale politie, boven haar macht werkend om de overlast te beperken, schrok van het idee om het voortaan zonder etterbuil in Oostende te moeten stellen. De reden? Behalve de belangen van de horeca, pure nostalgie. Allemaal hebben ze er in hun jeugd nachtelijk gedronken, Oh Katy Katy geneuried, gedanst en gekust, verbroederd (af en toe middels vuistslagen) met de jongens van de marine, de para’s, de vissers en de Engelsen.

De Ruyver had daar geen boodschap aan en noteerde de feiten vandaag: het onvermogen van de politie om korte metten te maken. Met de toenemende drugsproblematiek. Met de zich dieper nestelende, georganiseerde misdaad (mensenhandel, mensensmokkel) door Tsjetsjeense en Albanese bendes. Allemaal geconcentreerd in de zakdoek van Montmartre. Weg die rommel, was een logische conclusie, maar evengoed onhaalbaar. In een stad waar een kwart van de bevolking bestaat uit hoogbejaarden die dag en nacht de rust van een kist om zich heen wensen, wil de rest plezier blijven maken. Als het kan, in een sfeer die een beetje herinnert aan Borsalino. Als het moet, in de clinch met Albanezen en Tsjetsjenen. Die trouwens perfect legaal in de stad genesteld kunnen zijn. Het zoontje van de museumdirecteur kwam na de eerste week school thuis en zei: ‘In mijn klas zit een jongetje uit Tsjetsjenië.’ De directeur: ‘Hij is vijf jaar oud en hij sprak het woord perfect uit. Ik wist tien jaar geleden niet eens waar Tsjetsjenië lag.’

door Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content