De publieke opinie is niet dol op militaire operaties in het buitenland. Toch stuurt minister van Landsverdediging Pieter De Crem meer soldaten naar Afghanistan. Ook wil hij deelnemen aan een Europese ‘overbruggingsmacht’ in Oost-Congo. ‘Een klein land als België moet genereus durven te zijn, en als NAVO-lid een eerlijke bijdrage leveren tot het werk.’
Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk bedankten er vorige week voor om de leiding te nemen van een Europese bridging force in Oost-Congo. Daar zijn naar schatting 250.000 mensen op de vlucht voor het geweld, de plunderingen en de verkrachtingen door troepen van krijgsheer Laurent Nkunda en soldaten van een losgeslagen Congolees leger. ‘We zijn internationaal overvraagd’, klonk het in Parijs en Londen.
Maar na een nieuw en dit keer schriftelijk verzoek van VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon aan de EU, probeerde minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht (Open VLD) maandag tijdens een Europese Raad andere lidstaten alsnog te overtuigen om samen met België een overbruggingsmacht op de been te brengen. Hij vond gehoor bij Spanje, Zweden, Finland en Nederland. De hoogste Europese diplomaat Javier Solana en Europees commissaris Louis Michel moeten het dossier verder voorbereiden voor de Europese top eind deze week.
Ons land deelt de stelling van Ban Ki-moon dat er niet gewacht kan worden tot over vier maanden de Monuc ( Mission de l’Organisation des Nations Unies en République Démocratique du Congo) er 3000 manschappen bij krijgt. ‘Congo is na de eerste mislukking om snel te interveniëren niet van de aardbol verdwenen. We kunnen eigenlijk niet overgaan tot de orde van de dag en simpelweg terugvallen op het scenario van de versterking van de Monuc’, zegt minister van Landsverdediging Pieter De Crem (CD&V). Omdat die VN-missie er niet in slaagt om de bevolking in Goma en omgeving te beschermen, gelooft hij sterk in een Europese troepenmacht. ‘Ook al is het allerminst een risicoloze operatie.’ Een grondige oplossing zal volgens hem op een andere manier tot stand moeten worden gebracht. De Crem: ‘De staatshoofden uit de regio, de presidenten van Congo, Burundi, Rwanda en Uganda, zullen opnieuw aan tafel moeten gaan zitten en een onderhandelingsproces opstarten.’
Waarom kan de VN-missie Monuc, met maar liefst 17.000 blauwhelmen ter plaatse, de toestand in Oost-Congo niet meer aan?
PIETER DE CREM: Er valt veel voor de Monuc te zeggen, maar er is ook nogal wat tegen in te brengen. Zo heeft de Monuc op dit moment een te zwak mandaat. Als de missie versterkt wordt, dan moet er in elk geval een robuuster mandaat komen, naast een duidelijke commandostructuur – wat nu ook ontbreekt. In dat geval is België bereid om aan de versterking van de Monuc deel te nemen. Wij kunnen minstens één C-130 sturen en helpen bij het inzamelen en verwerken van informatie. Maar voor de aankoop van de onbemande vliegtuigen die luchtfoto’s zouden moeten maken, moet de Monuc wel nog de aanbesteding uitschrijven. Om maar te zeggen hoeveel tijd er verloren gaat tussen een beslissing en de uitvoering daarvan. Daarnaast kan België in het kader van de Monuc ook helpen bij de opleiding van Congolese soldaten.
De opleiding van Congolese militairen door Belgische geniesoldaten in Kananga heeft anders weinig zoden aan de dijk gezet.
DE CREM: Het heeft inderdaad weinig zin soldaten op te leiden als die vervolgens gewoon aan hun lot worden overgelaten. Dus als België in het kader van de Monuc daarvoor nog een extra inspanning levert, dan moet daar vanwege de Congolese autoriteiten ook iets tegenover staan. Anders leidt het tot niets. Feit is namelijk dat het hele hervormingsplan voor het Congolese leger nooit is uitgevoerd.
Volgens Europees commissaris voor Ontwikkelingssamenwerking Louis Michel helpt militaire aanwezigheid niet in Congo. Er zijn zo veel strijdende partijen bij het conflict betrokken, dat je daar met geweld geen vrede kunt afdwingen.
DE CREM: Louis Michel is al op die uitspraak teruggekomen. We bevinden ons op dit moment in een crisissituatie, waarin militaire aanwezigheid nodig is om het gebied rondom Goma veilig te maken en een aantal communicatie- en transportcorridors vrij te maken. Wegens binnenlandse politieke overwegingen en ook wegens een stuk onverwerkt koloniaal verleden zou België nooit het commando kunnen voeren over zo’n Europese interventie. Maar België is wel principieel bereid zich in te schakelen in een internationale troepenmacht. Wat is het alternatief? Niets doen en de mensen daar laten stikken?
Als het ooit zover komt, krijgt het parlement uiteraard het laatste woord, al heb ik wel de indruk dat er een brede consensus bestaat over Belgische deelname aan een Europese overbruggingsmacht.
Maar dat zou wel een breuk betekenen met de zogenaamde Rwandadoctrine, die stelt dat België geen soldaten stuurt naar voormalige kolonies.
DE CREM: De omstandigheden zijn gewijzigd en wij hebben lessen getrokken uit de ervaring in Rwanda, zowel wat betreft de bevelvoering en het mandaat, als wat de noodzaak aan een exit strategy en voldoende financiële armslag betreft.
We zullen het anders en beter doen dan toen?
DE CREM: Ook vandaag verscheurt het drama van Rwanda nog iedereen. Er is eensgezindheid over de conclusies van de Rwandacommissie, maar in weerwil daarvan vraagt iedereen zich nog steeds af of we toch niet hadden moeten blijven. Hadden we wel het recht om ons terug te trekken?
Er zijn ook gegronde redenen om binnen internationaal verband militair op te treden in Oost-Congo. Wat niet wil zeggen dat de publieke opinie dit ook zo aanvoelt. Zowel in België als in Europa is die publieke opinie bijzonder weigerachtig als het gaat over buitenlandse legeroperaties.
Heeft dat ook niet te maken met de uitzichtloosheid van het Congolese conflict?
DE CREM: Het is natuurlijk pijnlijk om vast te stellen dat er vandaag in Congo gewoon geen staatsstructuren zijn. En toch vind ik dat we Congo alle kansen moeten geven. Er zijn ook hoopgevende tekenen. Het land heeft een democratisch verkozen president en een democratisch verkozen Kamer en Senaat…
Minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht (Open VLD) bespeurt in Congo vooral wijdverbreide corruptie en straffeloosheid.
DE CREM:(gaat onverstoorbaar verder) … maar die democratische verkiezingen, die wij als een beginpunt beschouwen, worden door sommigen als een eindpunt beschouwd. Daarop hebben wij gezegd: die vlieger gaat niet op. Zonder paternalistische of neokoloniale bijbedoelingen, hebben wij wel het recht om in Kinshasa een aantal vragen te stellen. Jullie doen een beroep op ons voor de hervorming van jullie leger? Dan moeten jullie wel korte metten maken met de algemene staat van wetteloosheid bij de Congolese strijdkrachten en je soldaten uitbetalen. Het permanent afromen van de soldatensoldij moet ophouden. Een officier met een opleiding in België die op papier honderd dollar verdient en daar in Kananga of ergens anders, waar heel zijn clan op hem rekent, met moeite tien dollar van overhoudt, dat kan niet. Maar met onze bijdrage aan een versterkte Monuc in Oost-Congo beschikken we over een hefboom om met Kinshasa over die pijnpunten tot een akkoord te komen.
Wordt er weer gepraat met Kinshasa?
DE CREM: We zijn goed op weg naar een normalisering van onze betrekkingen. Er wordt in elk geval hard aan gewerkt, ook al is het niet gemakkelijk.
Zit de regering nu op één lijn tegenover president Joseph Kabila en zijn entourage, na de zware aanvaring tussen Karel De Gucht en minister van Ontwikkelingssamenwerking Charles Michel (MR)?
DE CREM: Er is een duidelijke lijn uitgezet door de regering. De eerste minister levert daar ook grote inspanningen voor. Denk ook aan het incident in april in Kinshasa, waarna Congo onze diplomatieke buitenposten heeft gesloten. De verklaring die minister De Gucht daar toen heeft voorgelezen, had wel degelijk de goedkeuring van heel de regering. Ondertussen zijn er een aantal ministerwissels geweest in Congo. Ik ben van plan mijn nieuwe Congolese collega van Defensie Charles Mwando Nismba uit te nodigen. Deze regering wil opnieuw volwassen relaties met Congo.
Loopt er ook een communautaire breuklijn door die verschillende benaderingen van Congo?
DE CREM: Het heeft meer te maken met het feit dat Louis Michel in de paarse regeerperiode de architect is geweest van een nieuw Afrikabeleid. Na Rwanda bleef België weg uit Centraal-Afrika. Louis Michel zag in dat België daar nog heel wat strategische belangen te verdedigen had en een grote internationale rol kon spelen. Ik heb dat trouwens ook gemerkt tijdens mijn onderhoud met de Amerikaanse minister van Defensie Robert Gates. Wat Congo betreft, wordt binnen de internationale gemeenschap nog altijd eerst naar België gekeken.
Als minister van Defensie bent u een overtuigd atlanticus. Verwacht u eigenlijk een ommekeer in het Amerikaanse buitenlandse beleid onder president Barack Obama?
DE CREM: Wie denkt dat hij fundamenteel van koers zal veranderen, maakt zich illusies. Tijdens de verkiezingscampagne waren Barack Obama en zijn Republikeinse tegenkandidaat John McCain het alleen oneens over het tempo van de Amerikaanse terugtrekking uit Irak. Maar ook Obama wil meer troepen naar Afghanistan sturen en hij zal daarbij, met zijn multilaterale benadering, ongetwijfeld een beroep doen op Europa.
Ook nationaal veiligheidsadviseur James Jones, minister van Defensie Robert Gates en minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton zullen hun stempel drukken op het buitenlandse beleid. Van die laatste verwacht ik overigens meer uitgesproken standpunten dan van Condoleezza Rice, die in de coulissen toch vooral een bruggenbouwer was.
Met Robert Gates, die onder president Obama op Defensie blijft, heb ik goede persoonlijke contacten. Door de grotere deelname van ons land aan NAVO-operaties zoals de ISAF-missie in Afghanistan (België helpt de luchthaven van de hoofdstad Kabul te beveiligen, zet F-16’s in het zuidelijke Kandahar in en zal in het noorden Afghaanse militairen opleiden, nvdr) zijn we opnieuw een betrouwbare partner geworden, naar wie geluisterd wordt. Ons pleidooi voor een gecombineerde militaire en civiele aanpak van alle landen die in Afghanistan actief zijn, is niet op een koude steen gevallen. Want de buitenlandse troepensterkte in Afghanistan onbeperkt blijven opdrijven, heeft ook geen zin. Daarnaast zal ook Pakistan als volwaardige partner bij een oplossing betrokken moeten worden. Tegelijk moet de Afghaanse president Hamid Karzai echt werk maken van de bestrijding van de alomtegenwoordige corruptie en de middeleeuwse papavereconomie omvormen tot een volwaardige landbouweconomie. Op dat vlak is hij tot nu toe grandioos mislukt. Maar de buitenlandse troepen kunnen niet eeuwig in Afghanistan blijven.
Hoe lang dan wel?
DE CREM: Tot de situatie er stabiel is.
Maar in Afghanistan lijkt het van kwaad naar erger te gaan. Sleept u ons land niet mee in een hopeloze oorlog?
DE CREM: Hopeloos is de situatie in dat land allerminst. De operatie Enduring Freedom, die het terrein voor de ISAF-missie voorbereidt, heeft inderdaad niet de gewenste resultaten opgeleverd. Precies daarom is de opperbevelhebber van de Amerikaanse troepen in Irak, David Petraeus, nu ook bevoegd voor Afghanistan. Het valt evenwel niet te ontkennen dat dankzij Enduring Freedom negentig procent van de bevolking weer drinkbaar water heeft, er veel nieuwe wegen zijn aangelegd en honderdduizenden jonge vrouwen opnieuw naar school gaan.
Zal de inzet van bijna 500 Belgische militairen in Afghanistan niet ten koste gaan van andere buitenlandse missies?
DE CREM: Voor alle buitenlandse missies samen heb ik een budget van 170 miljoen euro. Naast Afghanistan zijn we op vier andere plaatsen actief. Ons werk in Kosovo en voor de kust van de Hoorn van Afrika gaat in 2009 gewoon voort. In Libanon, een zogenaamde humanitaire missie maar wel midden in Hezbollahgebied, gaan de ontmijningsactiviteiten en een opdracht van het fregat Leopold I eveneens gewoon door. Ik ben met collega Charles Michel overeengekomen dat hij in Libanon ook een plaatselijk ziekenhuis zal financieren, omdat ik ons daar gelegerde veldhospitaal, dat er massaal door de plaatselijke bevolking werd bezocht, volgend jaar nodig heb voor een European Battle Group. Van de missie in Tsjaad ben ik nooit een voorstander geweest, maar ook daar blijven we op post. Onder andere 25 special forces houden zich daar in bijzonder hachelijke omstandigheden bezig met het inzamelen van inlichtingen.
U kunt slecht om met kritiek op de versterkte Belgische aanwezigheid in Afghanistan. In het parlement verweet u Dirk Van der Maelen (SP.A) onlangs een aanhanger van Osama Bin Laden te zijn.
DE CREM: Voor sommigen is het ook nooit goed. Toen ons land in 1992 meedeed in Joegoslavië, werd dat ook scherp afgekeurd. Maar de huidige situatie in de Balkan bewijst toch wel het nut van langetermijndenken. Een klein land als België moet ook genereus durven te zijn, en als lid van de NAVO een eerlijke bijdrage tot het werk leveren.
De oppositie in het parlement schermt met mogelijke collateral damage die onze aanwezigheid in Afghanistan teweeg kan brengen, met beelden van bodybags die op Melsbroek aankomen. Maar als u het mij vraagt, is het verzet van de oppositie in de eerste plaats ideologisch. Ze beschouwt de NAVO als een mantelorganisatie van de VS. Vergeet ook niet de weinig flatteuze omschrijvingen die mij de laatste tijd te beurt zijn gevallen. Pantoffelheld of Amerikaanse poedel, wat denkt u daarvan?
Minister van Oorlog, ook. Of beschouwt u die titel als een geuzennaam?
DE CREM: Ik voer gewoon het regeerakkoord uit. Over de militaire paragraaf heb ik vorig jaar zelf mee onderhandeld in dat vermaledijde kasteel van Hertoginnedal, waar zoveel menselijke relaties gebroken zijn. Welnu, die paragraaf is integraal overgenomen door de regering-Leterme. Concreet houdt dat in dat België zich binnen de NAVO een betrouwbare partner wil tonen en in de tweede helft van 2009 een European Battle Group zal aanvoeren.
U zit wel gevangen in een bijzonder strak budgettair keurslijf.
DE CREM: Als het over geld gaat, heeft Defensie geen vrienden. Daarom zeg ik vaak tegen de militairen dat we elkaar graag moeten zien en dat ze aan De Crem in elk geval een vriend hebben. Sinds de afschaffing van de dienstplicht in 1992 zijn de middelen voor het leger nooit verhoogd, alleen geïndexeerd. In 2009 beschik ik daardoor over 2,82 miljard euro – that’s it.
Met dat bedrag moet het leger hervormd worden tot een kleiner, beter opgeleid en sneller inzetbaar korps. Daartoe heb ik al diverse stappen gezet. Toen ik hier aankwam, was er een tekort van 200 miljoen euro op de thesaurierekening. Dat tekort zal eind dit jaar teruggebracht zijn tot 32 miljoen euro. Om de samenstelling van het leger – we hebben te veel en te oud personeel, daarover is iedereen het eens – beter af te stemmen op dat nieuwe legerprofiel, zullen tegen eind 2011 versneld een kleine 3000 militairen vrijwillig afvloeien.
Een slanker en mobieler leger. Maar niet beter uitgerust, want daar hebt u geen geld voor?
DE CREM: In tegenstelling tot wat soms gedacht wordt, zijn onze militairen in het buitenland uitstekend uitgerust. De enige vraag is of alle investeringen uit het verleden nuttig zullen blijken voor onze toekomstige opdrachten. Betaald zal er in elk geval moeten worden. Toen mijn partijgenoot Leo Delcroix in 1992 Guy Coëme (PS) op Defensie opvolgde, werd hij met dat probleem geconfronteerd. Nu maak ik precies hetzelfde mee na André Flahaut (PS). Voor het jaar 2008 moet ik 490 miljoen euro aan gedane investeringen aflossen, terwijl dat jaarlijks maximaal 260 miljoen euro zou mogen zijn. Daardoor moet ik het geld voor nieuwe multifunctionele voertuigen voor de landmacht elders binnen mijn begroting zoeken. Voor het overige weet ik niet of het ons moet geruststellen, maar de komende twee jaar is er geen enkele marge om wat dan ook te kopen.
Kampt het leger ook niet met een imagoprobleem, waardoor het te weinig jonge mensen kan aantrekken?
DE CREM: Belangrijker dan dat imagoprobleem is dat ik binnen de overheid met deloyale concurrentie af te rekenen heb. De federale politie, ook een zogenaamd gezagsdepartement, biedt namelijk betere loonvoorwaarden. Door de krapte op de arbeidsmarkt was het de voorbije jaren heel moeilijk om hooggeschoolde mensen warm te maken voor het leger. Maar de heroriëntatie van het leger van een soort humanitair agentschap naar een moderne krijgsmacht werpt vruchten af. Dit jaar zijn er bijna 1200 aanwervingen, volgend jaar 1250.
Wanneer weten we eindelijk wie de nieuwe baas van het leger wordt? Generaal August Van Daele heeft zijn mandaat al twee keer moeten verlengen en wil graag op 22 december zijn afscheid vieren op de luchtmachtbasis van Kleine Brogel.
DE CREM: Vooraf wil ik benadrukken dat ik altijd uitstekend heb samengewerkt met generaal Van Daele. Maar wat de nieuwe chef Defensie betreft, hoeft u zich geen zorgen te maken: die wordt voor eind dit jaar nog aangesteld. Het enige wat ik daar nu al over kan zeggen, is dat het iemand van de landmacht wordt.
En een Franstalige, zo wil de traditie het. Maar u hebt met Jean-Marie Jockin blijkbaar een andere kandidaat in gedachten dan de PS, die Frederic Van Dingenen steunt. Is dit het zoveelste bewijs van de besluiteloosheid van de regering-Leterme?
DE CREM: Getuigen de beslissingen over buitenlandse missies, onder meer naar Afghanistan, van besluiteloosheid? Om geen potten te breken, wil ik over de nieuwe legerbaas publiekelijk verder geen verklaringen afleggen. Maar wie de opvolging van generaal Van Daele tegenhoudt, moet beseffen hoe funest dit is voor een organisatie met 40.000 werknemers.
Wat wilt u samen met de nieuwe chef Defensie bereiken?
DE CREM: Operaties in het buitenland zijn de roeping van het leger. Als deze regering de rit uitdoet, wil ik in 2011 een korps dat daar klaar voor is. Dat betekent gespecialiseerde troepen te land, in de lucht en ter zee, én het behoud van onze medische component, die ik heel belangrijk vind. Ik werk nu ook aan een verhandeling over het Europese defensiebeleid en de altijd gespannen verhouding tussen legerleiding en publieke opinie. Het treft me namelijk hoe ze bij Defensie, ondanks twintig jaar legerhervormingen, vaak nog een ontstellend gebrek aan politieke feeling hebben.
DOOR PATRICK MARTENS EN HAN RENARD