INFO: De auteur is oud-voorzitter van het VBO.

Een van de verklaringen voor de mislukte referendums in Frankrijk en Nederland en, algemener, voor de malaise ten aanzien van de Europese Unie, is de recente uitbreiding van de EU van 15 naar 25 leden.

Men kan terecht het Europa van de 15 verwijten dat het niet tijdig – dat wil zeggen vóór de uitbreiding – de nodige maatregelen heeft genomen om de Unie daar beter op voor te bereiden. Maar moeten we bang zijn voor die nieuwe leden?

Geopolitiek moet gezegd worden dat de integratie van deze nieuwe leden en het voorbereidingsproces dat aan de toetreding voorafging, het Europa van de 15 in staat heeft gesteld om zich in de oostflank in te dekken met een zone van stabiliteit, vrede en democratie. Wat zou er van die regio overigens geworden zijn als er na de val van de Sovjet-Unie voor die volkeren niet het enthousiasmerende alternatief van de toetreding tot de Europese Unie zou zijn geweest? Voor de nieuwe leden is het een belangrijke verwezenlijking, maar ze is ook van kapitaal belang voor Europa als het verder in voorspoed wil leven in een stabiele omgeving.

Wat de algemene politiek betreft, is het nog te vroeg om op de vraag te antwoorden. Het lijdt geen twijfel dat de Europese besluitvorming gecompliceerder wordt, niet alleen omdat er meer mensen rond de tafel zitten, maar ook omdat deze landen andere prioriteiten kunnen hebben dan het oude Europa. Hun komst zorgt voor een nieuwe kijk, onder andere op socio-economisch gebied. Dat kan alleszins verfrissend werken voor onze landen, die zich in hun zekerheden hebben vastgebeten.

Een economische appreciatie lijkt moeilijk, want er zijn de bedrijfssluitingen en de macro-economie, de korte termijn en de lange termijn. Ook de cijfers moeten geanalyseerd worden.

Aankondigingen van bedrijfsherstructureringen en (gedeeltelijke) verplaatsing van activiteiten naar die nieuwe landen laten niemand onbewogen. Daarentegen heeft men het amper over de nieuwe investeringskansen die onze bedrijven creëren en de nieuwe afzetmarkten voor de goederen en diensten die wij produceren. Op korte termijn zijn het vooral de herstructureringen en delokaliseringen die ons treffen, op middellange en lange termijn zullen de kansen de bovenhand halen. Al zal dat minder gezegd worden, want goed nieuws is geen nieuws.

Maar als we de cijfers mogen geloven, is de situatie zelfs nu al bemoedigend.

In 1990 waren de cijfers van onze handelsbalans al ruimschoots positief in het voordeel van België. Van 1990 tot 2004 hebben we elk jaar meer uitgevoerd naar Oost-Europa dan wat we hebben ingevoerd uit die regio. Het laatste cijfer voor 2004 toont een overschot van 950 miljoen euro, of 0,3 % van ons bbp. Dit wil zeggen dat België – andere ontwikkelingen buiten beschouwing gelaten – in de handelsrelatie met die landen meer activiteiten heeft behouden of gestart dan wat die landen daar hebben kunnen creëren.

Bovendien is onze export naar die landen sterk gestegen: 1,1 miljard euro in 1993, en 6,3 miljard euro in 2004, een toename van 17 % per jaar.

Ten slotte is er het sociale aspect, dat het moeilijkst politiek te beheren is. De komst van nieuwe leden veroorzaakt problemen in termen van werknemersmobiliteit, loonbeleid en dus voor de financiering van de sociale zekerheid. De vraag is of het niveau en de kwaliteit van onze sociale dekking nog vol te houden zijn.

Zeker niet als we de ogen sluiten voor de veranderde situatie. Als we in staat zijn deze dekking te herzien met de blik op de nieuwe beperkingen en vooral op de nieuwe behoeften, is er geen onoverkomelijk probleem.

Zijn wij er klaar voor? Een extra inspanning is nodig, maar Europa en België hebben in het verleden al bewezen dat ze die kunnen opbrengen.

TONY VANDEPUTTE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content