Het Sint-Janshospitaal in Brugge maakt plaats voor een aimabele presentatie van twee bepalende stromingen uit de moderne kunst. Er is gekozen voor expressionistische en surrealistische werken uit de verzameling van het Rotterdamse museum Boijmans van Beuningen, waar directeur Chris Dercon de uitslaande personeelsbrand inmiddels geblust lijkt te hebben. “Ieder hoort bij ons, die direct en onvervalst datgene weergeeft, wat hem tot creëren aanzet”, zo sneed Ernst Ludwig Kirchner in het hout. Hij deed dat bij wijze van programmaverklaring (in 1905 of daaromtrent) van de expressionistische kunstenaarsgroep Die Brücke in Dresden. Meteen gaf hij aan dat stilistische eenvormigheid voor hem en zijn kunstbroeders geen vereiste was.

De selectie in Brugge illustreert op een andere manier de rekbaarheid van het begrip expressionisme. Stillevens van peetvader James Ensor hangen er naast het niet-figuratieve spel van lijnen en kleuren door Kandinksky, robuuste vormen van Permeke, innemende vrouwenportretten van “fauvist” Kees Van Dongen en een bijna-impressionistisch aandoend doek van Albert Marquet.

De oneindige verscheidenheid in de manieren waarop de zogenaamde surrealisten omsprongen met wat criticus Robert Hughes ooit omschreef als “le merveilleux, the territory of the free mind”, blijkt dan weer uit de juxtapositie van ongemeen grappige object-sculpturen van Man Ray, hallucinant gewone puzzelplaatjes van fabulist Magritte en een geheimzinnig doek van De Chirico, die zich na 1918 afkeerde van zijn “pittura metafysica”.

Bepaald prikkelend is ook het contrast tussen de spekgladde en paranoïde beelden van droomverkoper Dalí (ook nadat hij in 1934 met harde hand uit de surrealistische beweging was gezet, bleef hij dit etiket opeisen) en de amoebe vormen van Picabia, die zich aanvankelijk profileerde als dadaïst en later als erfgenaam van Michelangelo en Rubens.

In de openingszaal zijn bijzondere publicaties, schetsen en grafisch werk ondergebracht. Een opmerkelijk document is het recentelijk aangekochte manifest “Qu’est-ce que c’est le surrealisme” van André Breton. Er zijn zeldzame edities van de dichtbundels en geschriften van Paul Eluard, erotiserende “ledenpop-foto’s” van Hans Bellmer en zelfportretten van de Franse Claude Cahun (alias Lucy Shwob), een Cindy Sherman avant la lettre.

Geen twijfel, dit is het meest interessante luik van de tentoonstelling. Maar het roept niettemin de vraag op waarom niet wat meer werk is gemaakt van de toch wel vitale link tussen literatuur en beeldende kunst in het expressionisme en het surrealisme.

Surrealisme, expressionisme, een confrontatie. Tot 17 oktober, van dinsdag tot zondag in Kunstcentrum Oud Sint-Jan, Brugge. Info en reservatie : 050/33.56.66.

Ann Demeester

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content