Raf Willems
Raf Willems Voetbalschrijver en auteur van ruim 30 boeken over ‘de wereld van het voetbal’.

In het Limburgse Bocholt zit vijfhonderd ton gif in de grond : arsenicum dat maar niet opgeruimd geraakt. Toch kent de overheid het probleem al vele jaren. Een nare reportage.

HET FABRIEKSPUIN van de oude arseenafdeling van Métallurgique Hoboken Overpelt (MHO, nu Union Minière) ligt er krijsend bij. Moeder, waarop leven wij ? staat op een muur. Vierentwintig jaar na de sluiting hangt er nog altijd een doordringende arseengeur.

“De stille dood, ” zegt Jos Claessens. “Zo noemen we hier het verschijnsel dat het vroegtijdige overlijden heeft veroorzaakt van talrijke mensen. We weten niet wanneer we sterven, maar wel waaraan, zegt de volksmond. ” Claessens is sinds 1977 huisarts in Bocholt. “Sindsdien zag ik minstens vijftien ex-arbeiders van den arsenic op relatief jonge leeftijd langzaam wegkwijnen. Andere dokters kunnen ongetwijfeld hetzelfde verhaal vertellen. Het zware metaal arseen is kankerverwekkend voor de huid, lever en longen. De inwerking in het lichaam verloopt in de regel tergend langzaam. De symptomen openbaren zich vaak pas vijfentwintig tot veertig jaar na de feiten. Het arseen kan zich in het gehucht Reppel ongehinderd verspreiden via grondwater en windverplaatsing en vormt een gevaar voor alle omwonenden. Ik krijg ook patiënten over de vloer die nooit een voet in de fabriek hebben gezet en toch zijn aangetast. Er duiken nog altijd nieuwe gevallen op. Deze gemeenschap zit met de daver op het lijf. Vele mensen vragen zich af wanneer zij aan de beurt zullen zijn. “

Jos Claessens ook VLD-provincieraadslid en aktief in de gemeenteraad voor een onafhankelijke lijst zwaait met de talrijke wetenschappelijke rapporten die sinds 1985 verschenen zijn. Hij roept, het leefmilieu en de volksgezondheid ter wille, de afvalstoffenmaatschappij Ovam en Union Minière op om onmiddellijk één van Vlaanderens gevaarlijkste zwarte vlekken (zogenaamde black points) te saneren : “De bevolking van Reppel heeft recht op dringende hulp. Dit is een noodkreet. “

Het dossier zit vast in een juridisch kluwen. Zeven rechtszaken passeerden de revue. De Vlaamse regering via de Openbare Vlaamse Afvalstoffen Maatschappij en de huidige eigenaar de firma Eikenaar twisten sinds het midden van de jaren tachtig over de eindverantwoordelijkheid. De vervuiler, Union Minière, kijkt vanop een afstand toe en probeert de dans te ontspringen. Intussen zag de overheid in de affaire om en bij de 80 miljoen frank door de vingers glippen als gevolg van een dubieuze besluitvorming. Of ongeveer de helft van het bedrag dat nodig is om het zwaar vervuilde bedrijfsterrein opnieuw enigszins aanvaardbaar te maken.

DE HALTE.

De zaak schokte voor het eerst de publieke opinie met de tragedie van de familie Paesen in 1960. Het Belang van Limburg blokletterde toen, begin december : “Mijnwerkersgezin te Reppel ten prooi aan stille moordenaar : Arsenic. ” Op 18 november was de zesentwintigjarige en kerngezonde Hendrik Paesen plotseling gestorven. “Bloedarmoede, ” luidde de doktersdiagnose. Even later werd vader Leonard Paesen met dezelfde vergiftigingsverschijnselen in het ziekenhuis opgenomen.

Aanvankelijk stond het dorp in rep en roer. Er ontstonden kletspraatjes en allerhande scenario’s, die in de hand werden gewerkt door leden van het parket die niet bepaald fijnbesnaard optraden en losse verdenkingen voor waarheid verspreidden. Maria Bollen, de vrouw van Leonard Paesen, werd ervan beticht een “gifmengster” te zijn. Mocht het parket meteen naar de overkant van de straat hebben gekeken, dan zou haar die beproeving bespaard zijn gebleven.

Het gezin Paesen baatte herberg De Halte uit, een alleenstaand café, dat druk werd bezocht door de fabrieksarbeiders. De enige buur was het bedrijf MHO, met zijn arseenafdeling. Het arsenicum drong door tot in het grondwater en tastte vervolgens het drinkwaterreservoir van de familie aan. Die betaalde een biezonder zware tol aan MHO, hoewel niemand van het gezin ooit een stap in de fabriek heeft gezet.

Jeanine Bancken trouwde in 1963 met Jan Paesen, de derde van de tien kinderen. Ze beleefde het drama van zeer nabij. Haar schoonvader heeft ze nooit gekend : die stierf enkele weken na zijn zoon. Zelfde symptomen. Zelfde verhaal. In 1972 klopte de dood ook aan bij haar man. “Hij was toen amper 32 en hij kreeg formeel verbod om voort te werken. Zijn voeten deden voortdurend pijn. De dokters dachten aan eelt en sneden dat weg. Dan stelden ze vast dat ook hij door het arsenicum was aangetast. Hij overleed in 1986, op zijn zevenenveertigste. De laatste vijftien jaar van zijn leven liepen we van het ene ziekenhuis naar het andere. Altijd pijn, enorme pijn. Drie maanden voor zijn dood viel het verdict : kanker. “

Vorig jaar sloeg de doder opnieuw toe bij de familie Paesen. Madeleine, 48 jaar, stierf aan kanker. Ze exploiteerde op dat ogenblik op haar beurt het ouderlijke café. Intussen is een vijfde lid van de familie aangetast door een dodelijk kwaadaardig gezwel.

PARLEMENT.

Arsenicum is een uiterst giftig metaal, dat vooral in trek was in de zinkproduktie. De eindprodukten werden onder meer verwerkt in onkruidverdelgers, geneesmiddelen, Bengaals vuur en verfpigmenten. Uit de recentste bodemkaart van het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne blijkt dat de voormalige industriële aktiviteit in Bocholt, en in mindere mate in de zinkdriehoek Balen-Lommel-Overpelt, verantwoordelijk is voor 51 procent van de arseenbezoedeling in Nederland.

Wat was er dan allemaal aan de hand in het grensplaatsje Bocholt ? Het bedrijf in Reppel opende zijn deuren in 1897 als Etablissements d’Ellicom Société Anonyme. Na de Eerste Wereldoorlog verwierf de Société Générale Métallurgique de Hoboken alle aandelen.

Niet dat de oprichting van het bedrijf probleemloos verliep. Al in 1891 doken bezwaren op. De Tongerse graaf De Grunne interpelleerde scherp in het parlement. Hij zocht steun in de akademische wereld. De Leuvense professor Dewalque probeerde via een omvangrijke briefwisseling met gezagsdragers uit die tijd de komst van de fabriek tegen te gaan. Het sorteerde geen effekt.

In 1914 waren zorgwekkende bedenkingen over de “beruchte geelgroene gelaatskleur en de knokige ledematen van het personeel in de arsenicumfabriek” te horen in de kamer van volksvertegenwoordigers. Van een onbekende faktor was dus geen sprake. Dat is belangrijk, omdat eruit blijkt dat bedrijfsleiders en politici die nu bij de zaak betrokken zijn zich onmogelijk kunnen beroepen op het argument we wisten het niet. Wat ze nochtans doen.

Jef Smeets, een onderwijzer die in Bocholt woont en korrespondeert voor een regionale krant, komt tot dezelfde slotsom. Hij heeft zich als geen ander in de geschiedenis van het dossier verdiept. “Mijn vader drukte me op het hart : zelfs als je nergens werk vindt, dan moet je nog niet naar den arsenic gaan. Het was ook geen pretje om daar te werken. De Houthalense Bijenbond protesteerde vaak omdat zelfs de bijen doodvielen door de arseendampen. De ovenslakken werden gebruikt voor wegverhardingen en voor vermaling tot meststoffen. Ik ken verscheidene mensen die het arsenicum niet overleefden. Kanker. “

Dokter Jos Claessens vult aan dat “personen die in hun beroep vaak met arseenverbindingen in aanraking komen, gevaar lopen op kronische vergiftiging. Daarbij treden nevenverschijnselen op als hoofdpijn, duizeligheid, verlamming, huidaandoening, verdikking van handpalmen en voetzolen, haaruitval, blindheid en bloedarmoede. Talrijke gezonde boerenjongens werkten zich hier letterlijk dood. “

VRIJE TOEGANG.

In 1971 hield MHO het voor bekeken in Bocholt. De familie Eikenaar kocht het bedrijfsterrein over en richtte er in 1973 een wettelijk vergunde asfaltinstallatie op. In 1985 verdwenen de leegstaande gebouwen van de arseenfabriek gedeeltelijk onder de sloophamer.

In diezelfde periode midden de jaren tachtig begon het in overheidskringen te dagen. Zeven opeenvolgende wetenschappelijke onderzoeken brachten onrustbarende resultaten aan het licht.

In 1985 erkende de Openbare Vlaamse Afvalstoffen Maatschappij (Ovam) het gebied, dat op het gewestplan als KMO-zone is ingekleurd, als een black point. Een analyse van het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) haalde alle eerder opgetrokken rookgordijnen neer en onderstreepte dat de onderzochte monsters slechts één predikaat verdienden : giftig afval.

Niets leek een aanpak van de sanering nog in de weg te staan. Ovam verklaarde begin 1987 het terrein van MHO verboden voor onbevoegden wegens de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Maar iedereen kan er ongestoord een kijkje gaan nemen. Ook kinderen, op wie verlaten terreinen altijd een grote aantrekkingskracht uitoefenen.

Een rapport van Lisec, het Limburgse Studiecentrum voor Ekologie en Bosbouw, raadde in 1987 de teelt van groenten in een aantal wijken rond het bedrijfskadaver sterk af. De Bodemkundige Dienst van België liet, na nauwkeurig veldwerk, in 1988 weten : “De landbouwgronden rondom de oude fabriek bevatten zulke grote hoeveelheden arseen dat de gewassen ongeschikt zijn als veevoeder. Ook het water van een nabijgelegen beek is aangetast. ” De dienst stelde een duidelijk omlijnde oplossing voor en eiste een onderzoek naar de gevaren voor de volksgezondheid. Maar volgens ingenieur Hilde Vandendriessche “heeft de bodemkundige dienst tot op heden geen enkele opdracht ontvangen” voor een noodzakelijke aanpak.

Op 29 februari 1988 kwam het studiebureau Belgroma, in opdracht van Ovam, met het definitieve rapport op de proppen. Een greep uit het verslag : “Tijdens en na de arseenproduktie is de verontreiniging van het milieu opgetreden via de lucht ; de indringing in de gebouwen ; de verspreiding in de bodem met infiltrerend regenwater en migratie van het arseen naar de omgeving langs het grondwater. Het puin van de gebouwen is zeer ernstig verontreinigd. In totaal is er in de ondergrond van het fabrieksterrein 498.000 kilogram arseen aanwezig. “

De vervuiling van het ondiepe grondwater overtreft 600 keer de Belgische norm voor drinkwater (en 3.000 keer de EU-norm). Het door arseen aangetaste gebied strekt zich uit tot meer dan vier kilometer voorbij de fabriek in noordoostelijke richting.

Op 3 september 1991 kwam de NV Belgroma met een aanvullende analyse, in opdracht van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. De konklusies waren nog strenger : “Omdat het International Agency for Research on Cancer arseen beschouwt als een kankerverwekkende stof en aangezien in de huidige omstandigheden bij het betreden van het terrein reële kansen op blootstelling bestaan via inademing, kontakt met de huid of door orale opname, dient terdege rekening gehouden met risico’s ten aanzien van de volksgezondheid en het leefmilieu. De arseenverontreiniging vormt immers een onmiddellijk gevaar voor de omwonenden. “

Met andere woorden : niet alleen is de vervuiling nefast voor milieu en volksgezondheid, ze verhindert ook nieuwe tewerkstelling in een provincie, die ook zo al fel onder werkloosheid te lijden heeft.

ZWARTE PIET.

Ondanks de sterfgevallen, de onmiskenbare milieuschade en de eensluidende rapporten en aanbevelingen deed de overheid aanvankelijk niets. En toch leek het erop dat de Vlaamse regering echt zou ingrijpen, vier jaar nadat Ovam het fabrieksterrein tot zwarte vlek had uitgeroepen. Eind 1989 werd een ambtshalve sanering van het vervuilde gebied in Reppel bevolen. Belgroma kreeg het saneringsonderzoek toegewezen tegen goed acht miljoen frank.

De hele operatie dreigde overigens peperduur te worden. In zijn antwoord op de interpellaties van volksvertegenwoordiger Laurens Appeltans (VU), in juni ’92, raamde de toenmalige minister van Leefmilieu Theo Kelchtermans (CVP) de totale kostprijs op 173 miljoen frank. Maar daar hoefde de Vlaamse gemeenschap niet alleen voor op te draaien. Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (Efro) was bereid voor 43 miljoen frank te participeren, op voorwaarde dat de saneringswerken voor het eind van ’93 waren aangevat.

Vijfhonderd ton arseen in de grond ? De veroorzaker van de rotzooi, in dit geval overduidelijk MHO, zou ten minste op zijn plichten moeten worden gewezen. Maar de overheid schoof de zwarte piet door naar de huidige eigenaar.

Die eigenaar, wegenbouwbedrijf NV Eikenaar, kocht in 1973 een deel van het terrein en gebruikt het sindsdien volkomen wettelijk als garage. Eikenaar heeft met de arseenvervuiling niets te maken, maar vreest te zullen moeten opdraaien voor de hele ingreep, terwijl de echte vervuiler buiten schot blijft.

Dat doemscenario leek waarheid te worden, toen de Vlaamse gemeenschap in februari 1992 dreigde de ambtshalve sanering volledig te verhalen op Eikenaar. Ondanks de waarschuwing in het milieu-effektenrapport “dat hiaten in de wetgeving de onteigening zullen bemoeilijken”, zette de Vlaamse regering eind ’91 het licht op groen voor de procedure. Ze kende het saneringskontrakt toe aan de Tijdelijke Vereniging van de drie maatschappijen NV Soils, NV Dapemo en NV Dredging International.

Agalev-Limburg ging scherp in de clinch met Ovam. Woordvoerster Chris Goris begrijpt niet dat de Vlaamse regering de raadgevingen van Belgroma zomaar negeerde. “Waarom gunt men al op 18 december 1991 een saneringskontrakt aan de Tijdelijke Vereniging, terwijl men pas op 13 januari ’92 aan Ovam de machtiging geeft om tot verwerving en onteigening van de terreinen over te gaan ? Het Belgroma-rapport signaleert dat de onteigeningsprocedure problemen kon geven en toch laat men de aanbesteding voor de sanering eerder uitvoeren. Het is toch gebruikelijk dat aannemers schadeloosstelling eisen als ze niet aan de slag kunnen. “

Omdat de voor de sanering van de zwarte vlekken verantwoordelijke inspekteur-generaal van Ovam, Wilfried De Nijs, alle principiële bezwaren van Eikenaar wegwuifde, maakte het gevizeerde bedrijf zich op voor een gerechtelijke konfrontatie. Scharnierpunt in de redenering van Eikenaar was het universele artikel 1382 van het burgerlijk wetboek. Vrij vertaald : wie schade veroorzaakt en daar verantwoordelijk voor is, moet ze ook betalen.

MILJOENENVERLIES.

Met vonnissen van het vredegerecht van Bree, de rechtbank van eerste aanleg in Tongeren en de raad van state, won Eikenaar het juridische steekspel van de Vlaamse overheid met 8-0. Ovam kreeg formeel verbod opgelegd om het terrein te betreden. Ondanks het saneringsbesluit dat de Vlaamse regering eind juli ’92 goedkeurde, want dat werd, op vraag van Eikenaar, een maand later gekelderd door de raad van state.

De pleidooien van de Ovam-advokaten misten kennelijk doel, maar kostten de gemeenschap intussen wel een miljoen frank. In juli ’93 dagvaardde de Vlaamse gemeenschap uiteindelijk zowel de huidige eigenaars als Union Minière bij de rechtbank van eerste aanleg in Tongeren tot betaling van 178 miljoen frank. Het was de eerste gerechtelijke aktie van hogerhand tegen de echte vervuiler.

Als gevolg van haar overeenkomst zou de openbare afvalstoffenmaatschappij in de regel sinds 24 augustus ’92 200.000 frank per dag moeten betalen aan de Tijdelijke Vereniging, zolang de werken niet zijn begonnen. Dat schreef althans de advokaat van Ovam, in een aangetekende brief van 3 september ’92 aan Eikenaar, waarin de ontruiming van het terrein werd geëist. Dat merkwaardige gegeven leverde al een robbertje op in het Vlaams parlement. Op vragen van Agalev-vertegenwoordigers Jos Geysels en José Bouwen moest voormalig minister Norbert De Batselier (SP) van Leefmilieu toegeven dat Ovam de schadeloosstellingsclausule in het kontrakt voor 1992 afkocht tegen een bedrag van 9,9 miljoen frank, nadat de Tijdelijke Vereniging een aanspraak van 16,7 miljoen had aangedragen.

Volgens De Batselier ging de TV akkoord met een forfaitaire en eenmalige stilstandvergoeding. Intussen vervloog de aangekondigde 43 miljoen frank Europese subsidie, want de vervaldatum van 31 december 1993 is ruimschoots verstreken. Tel dit bij de voorbereiding van de sanering en de onderzoeken van Belgroma, samen goed voor 27,4 miljoen frank, en dan blijkt dat de overheid 81 miljoen frank tussen de vingers zag glippen zonder dat één spade vervuilde grond is afgevoerd : 9,9 miljoen schadeloosstelling aan de Tijdelijke Vereniging ; 27,4 miljoen voor studie- en voorbereidingswerk, 1 miljoen kosten aan de advokaten en 43 miljoen subsidie die in het niets verdween.

TEST-CASE.

Volgens parlementslid Paul Staes (CVP, ex-Agalev) hangt er een vies luchtje aan de affaire. In zijn vorig leven als Europees parlementslid kruiste hij meer dan hem lief was de degens met Wilfried De Nijs. Volgens hem ging De Nijs in dit dossier over de schreef. Staes diende in mei ’94 een klacht in bij het Hoog Komitee van Toezicht tegen de inspekteur-generaal. “Ovam, en meer bepaald Wilfried De Nijs, laat dus een kontrakt tekenen waarin de Tijdelijke Vereniging door de gemeenschap wordt betaald om niets te doen. In het midden van een aanslepend juridisch konflikt zorgt hij ervoor dat Ovam aansprakelijk gesteld kan worden voor een dwangsom van 200.000 frank per dag. Alsof hij de advokaat was van de tegenpartij. Ik begrijp die houding niet. Ovam blokkeert ten eerste de uitvoering van de sanering en zet vervolgens een systeem in gang, waarbij eigenlijk een blanco check is uitgeschreven op de rug van de belastingbetaler. Ik heb dus formeel een klachtenbundel ingediend bij het Hoog Komitee van Toezicht. Kan iemand mij uitleggen waarom de overheid, via haar ambtenaar, er zelf voor zorgt dat die grond in Bocholt niet gesaneerd geraakt ? Hoewel saneren de statutaire opdracht is van Ovam. Hebben de verantwoordelijken hun rapporten niet gelezen of zagen ze er de gevolgen niet van in ? “

Eind vorige maand nam de zaak een verrassende wending. Het auditoraat van de raad van state schonk, in zijn adviesnota aan de raad, Ovam het volste vertrouwen. Als de raad deze aanbevelingen opvolgt, wat in de lijn der verwachtingen ligt, krijgt de rechtbank het laatste woord. Dat wordt meteen een test-case voor de vernieuwde Vlaamse milieurechtspraak. Het zou immers bij de publieke opinie biezonder ongeloofwaardig overkomen als hetzij Eikenaar, hetzij de Vlaamse gemeenschap voor de kosten moet opdraaien en Union Minière de handen in onschuld mag wassen.

Raf Willems

Een kwarteeuw na de sluiting van “den arsenic” tast het gif de volksgezondheid aan.

Huisarts Jos Claessens : “Arseen verwekt kanker van huid, lever en longen. Dat zware metaal werkt echter langzaam op het lichaam in. “

Café De Halte : de stille moordenaar achtervolgde het uitbatersgezin, hoewel het nooit een voet in de fabriek zette.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content