Amper 28 was Eleanor Catton toen ze vorig jaar de Man Booker Prize won met Al wat schittert. Haar prijsbeest: een vuistdikke roman over de goudkoorts in het negentiende-eeuwse Nieuw-Zeeland, geschreven – echt waar – op het ritme van de sterrenhemel in 1860. ‘Misschien moet ik nu eens een rechttoe rechtaan boekje schrijven, gewoon om af te kicken.’

Kan een roman die in het Nieuw-Zeeland van de jaren 1860 speelt, over goudzoekers gaat en hebzucht met liefde laat botsen het resultaat zijn van een computerprogramma? Ga weg, denkt u wellicht. En toch is het zo. Eleanor Cattons imposante boek Al wat schittert, vorig jaar bekroond met de Man Booker Prize, begon met een programma dat voor iedere plaats op aarde en voor ieder moment in verleden en toekomst de sterrenhemel berekent. Urenlang zat Catton met steden en data te klooien, tot ze op het idee kwam een boek te schrijven waarin de gebeurtenissen op de grond die in de sterren weerspiegelen. Haar personages zouden als sterrenbeelden zijn, en hun gaan en staan zou bepaald worden door de bewegingen aan het firmament. ‘Zo ontdekte ik bijvoorbeeld dat Mercurius, de planeet die in de astrologie voor de rede staat, in Nieuw-Zeeland niet zichtbaar is tijdens de winter’, vertelt Catton enthousiast. ‘Daarom moest het Mercurius-personage zijn opwachting maken in de zomer, in januari dus, zich gedragen als de vleesgeworden logica en verdwijnen tegen de late herfst. Ik werkte met een vast patroon – maar hoe ik dat moest invullen ontdekte ik maar mondjesmaat. Om het in muzikale termen te zeggen: ik had een motief, maar ik wist nog niet hoe de symfonie zou klinken.’

De schitteringen uit de titel van Cattons roman hebben veeleer een aardse dan een hemelse oorzaak. Wat alle personages bindt, is het goud dat het zuidelijke eiland van Nieuw-Zeeland in de tweede helft van de negentiende eeuw veranderde in een tweede Californië. Daar kwamen natuurlijk delvers op af, maar ook snuggere types die hen van het nodige materieel voorzagen, en hoeren die met de opbrengst van hun gewroet aan de haal gingen. Het is in die sfeer dat de Schotse Walter Moody – Cattons Mercuriusfiguur – op 27 januari 1866 in Hokitika de deur van de rookkamer van het Crown Hotel openduwt en ziet hoe twaalf hoofden zich verschrikt in zijn richting draaien. Hij heeft duidelijk een bijeenkomst verstoord, en door veel vragen te stellen en goed te luisteren zal hij ontdekken dat die alles te maken heeft met de mislukte zelfmoord van een prostituee en de mysterieuze dood van een arme kluizenaar die bij nader toezien een fortuin verborgen hield.

Wanneer ik Catton in Brussel ontmoet, komt ze net van de Thalys. De jongste winnaar uit de geschiedenis van de Man Booker Prize (mét het dikste winnende boek ooit) blijkt een toeriste van eind de twintig, met lang sluik haar, wijd zittende kleren en op de rug een knoert van een rugzak waardoor ze lichtjes vooroverbuigt. Hoe voelt dat, vraag ik, de belangrijkste Engelstalige literaire prijs winnen? Er verschijnt een brede glimlach om haar lippen: ‘Fantastisch. Voor de bekendmaking was ik doodzenuwachtig, maar eens mijn naam was gevallen, gleed het allemaal van me af. Wat ik het leukste vind, is dat mijn vriend en ik door het extra geld kunnen verhuizen en ik nu eindelijk een eigen schrijfkamer zal hebben. En ik hoop dat de prijs een aantal Nieuw-Zeelandse critici hun ongelijk zal doen inzien. Hier in Europa is mijn boek beter ontvangen dan thuis. Vooral mannen van boven de 45 leken het er moeilijk mee te hebben dat een vrouwelijke twintiger ambitie toonde. Soms leek ik niets goed te doen: de stijl was niet goed, of het vertelstandpunt, sommigen konden zelfs niet overweg met mijn astrologiegimmick. Nu zijn ze wel mooi gezien.’

Stel dat ik geen waterman van een maagd kan onderscheiden: kan ik uw boek dan ook lezen?

ELEANOR CATTON: Natuurlijk, de meeste mensen weten niets af van astrologie. Ze kennen met moeite hun eigen sterrenbeeld. Astrologie is een ordenend systeem dat erg op muziek lijkt. In de chromatische toonladder hebben we twaalf tonen en zeven intervallen, in de astrologie twaalf sterrenbeelden en zeven planeten. En net zoals je in de muziek harmonie kunt creëren, kun je dat ook in de astrologie. Wat me vooral fascineerde was de vraag of wij onze toekomst maken, of de toekomst ons. Astrologie heeft namelijk een diepe psychologische basis. Carl Jung noemde haar een naïeve, prewetenschappelijke vorm van psychologie, een manier om naar mensen te kijken en hun beweegredenen te doorgronden. Hoe meer ik me erin begon te verdiepen, hoe overtuigder ik daarvan werd. Maar of je iets aan astrologie hebt om een vrouw of man te vinden? Vergeet het.

Werd de strakke, door de astrologie opgelegde structuur van uw boek na een tijdje geen dwangbuis die uw bewegingsvrijheid beknotte?

CATTON: Nee, omdat er een groot verschil is tussen een archetype en een stereotype. Als je een stereotiep idee hebt van wat een Brit of een Duitser is, dan kun je je die vrij levendig voor de geest halen. Maar een archetype kun je je niet zo gedetailleerd voorstellen. Het sterrenbeeld boogschutter wordt nogal eens verbonden aan reizen. Daarom maakte ik van mijn boogschutter een havenagent, maar dat had net zo goed een kapitein, een douanier of een goudzoeker kunnen zijn. Niet dat het altijd zo makkelijk was. Soms moest ik twee personages die absoluut niets gemeen hadden samen zien te brengen omdat de sterrenhemel dat eiste. De structuur dwong me dus creatief te zijn. Ach, misschien zat ik wel in een gevangenis, maar ik was er gelukkig.

Waarom kent iedereen de Amerikaanse goldrush en is de Nieuw-Zeelandse onbekend gebleven?

CATTON: Wellicht omdat de Nieuw-Zeelandse zo laat kwam, in de jaren zestig van de negentiende eeuw. De Californische en de Australische goldrushes begonnen twintig jaar eerder. Wij hadden heel wat geleerd uit de fouten die daar gemaakt zijn. Californië wordt geassocieerd met vuurgevechten en outlaws, en hetzelfde geldt in mindere mate ook voor Australië. Niet alleen was de Nieuw-Zeelandse goldrush in vergelijking daarmee kleiner, hij was ook veel beter geregeld, en zoals we allemaal weten is in bureaucratie weinig romantiek te vinden. Er gebeurden praktisch geen moorden, maar er was wel veel fraude en witteboordcriminaliteit, wat mij dan weer bijzonder goed uitkwam.

Je kunt je niet voorstellen hoe gewiekst sommige smokkelaars waren. In mijn boek laat ik goud in de zoom van kleren naaien. Dat heb ik niet verzonnen, dat gebeurde toen echt. Wat ik interessant vond aan de Nieuw-Zeelandse goldrush is dat veel goud een fortuin werd genoemd, en nog meer goud een thuisreis. Degenen die kwamen om er te blijven kon je op de vingers van één hand tellen. Vrijwel iedereen wou zo snel mogelijk rijk worden en terugkeren naar huis. Hokitika bestaat anderhalve eeuw na de goldrush nog altijd en het is vandaag nog net zo klein als toen – alleen was het toen veel multicultureler. Er zaten Zweden, Noren, Finnen en Nederlanders, terwijl het nu zoals alle andere stadjes is, vol Nieuw-Zeelanders.

Hoe moeten we ons dat voorstellen? Als een stadje vol Australiërs?

CATTON: Liever niet. We hebben natuurlijk wel een nauwe band met Australië omdat het onze meest nabije buur is, maar wat gevoeligheid betreft lijken we meer op de Schotten. Vooral het zuidelijke eiland trok in de negentiende eeuw veel Schotse migranten. Schapenboeren werden naar daar gelokt met de belofte van eindeloze graslanden, en velen zijn inderdaad schatrijk geworden. Ik was onlangs in Schotland en het voelde net als thuis, de manier waarop mensen praten, die zelfrelativering.

De negentiende eeuw was voor de geschiedenis van Nieuw-Zeeland trouwens heel speciaal. We zijn een uniek land omdat ons stichtingsdocument een overeenkomst is, in 1840 getekend door de Britse kroon en de Maori’s. De afschaffing van de slavernij was net achter de rug en de Britten leken zich opeens te realiseren welke misdaden ze in het verleden hadden begaan. Nieuw-Zeeland werd daarom gezien als een manier om het goed te maken. Wij hebben dus geen geschiedenis als gevangeniseiland – Australië wel -, noch van dwangarbeid of deportatie.

Op het moment dat uw boek speelt, was Nieuw-Zeeland nog maar 26 jaar, een jong land vol mogelijkheden. Trokken veel goudzoekers ernaartoe om aan hun schamele afkomst te ontsnappen?

CATTON: Daar kwam toen stilaan verandering in. In het begin van de negentiende eeuw bepaalde wat je vader deed inderdaad je verdere leven. Tegen het einde van de eeuw stond het socialisme sterk, en zorgde de industrialisering voor een grotere sociale beweeglijkheid. Nogal wat van mijn mannelijke personages komen in conflict met hun vader, en wat ze leren is dat wanneer ze een echt individu willen zijn, ze alles anders zullen moeten aanpakken dan die vader.

Dat we zo’n jong land zijn, heeft voor een schrijver voordelen. Je hebt altijd het idee dat de grootsheid nog moet komen, omdat je geen echte traditie hebt om op terug te vallen. Maar er is ook een keerzijde. Soms heb ik het gevoel dat we niet genoeg hebben om trots op te zijn. Wanneer ik hier in Europa ben, realiseer ik me wat het is om geschiedenis te hebben. De Britten hebben Shakespeare, De Duitsers Goethe en de Fransen Molière. Er zijn maar weinig namen die wij daartegenover kunnen stellen, en de meeste kent niemand buiten Nieuw-Zeeland. In de negentiende eeuw werd er alleen settlerliteratuur geschreven die vandaag geen enkele waarde meer heeft. Onze literaire traditie begint daardoor met het modernisme, wat ons uniek maakt op de hele wereld: het is zo’n gek moment om te beginnen, aangezien het modernisme ontstond als reactie op wat eraan voorafging. Maar bij ons ontbreekt dat. Wij kenden classicisme noch romantiek. Een van de leuke dingen aan Al wat schittert is dat ik daardoor Nieuw-Zeeland de negentiende eeuw in kon schrijven, en ik kon nagaan hoe een Nieuw-Zeelandse versie van George Eliot of Leo Tolstoj eruitgezien zou hebben.

Hoe moeilijk is het om als eenentwintigste-eeuwse vrouw een victoriaanse roman te schrijven?

CATTON: Ik ben natuurlijk geen victoriaanse vrouw. En vooral waar het ethische thema’s betrof, of etniciteit en gender kon ik me moeilijk in de toenmalige gedachtegang inleven. Je vindt in mijn boek dus geen racisme of seksisme: ik wou mijn eigen waarden en tijd niet verloochenen. Waarom zou ik een echte victoriaanse roman schrijven? Dat hebben ze toen al gedaan, toch? Wat ik wou doen is twee tijdperken met elkaar laten botsen, 1866 en 2013. Het jaar waarin het boek geschreven is, speelt dus wel degelijk een rol. Je geeft immers nooit een accuraat beeld van het verleden. Het is altijd een verzinsel gebaseerd op wat je weet en wat je voelt op het moment van het schrijven. Als ik over tien jaar opnieuw een boek als dit zou schrijven, zou het dus helemaal anders worden.

Oh, is dat het plan?

CATTON: Nee,want ik heb twee doelen in mijn carrière: mezelf nooit herhalen, en nooit een boek schrijven waarin een schrijver de hoofdrol speelt. Daar zijn er al genoeg van.

Moet je jezelf als schrijver bij ieder nieuw boek opnieuw uitvinden?

CATTON: Niet jezelf, maar wel het werk. Om goed te zijn moet het schrijven jou veranderen. Een roman die je niet opnieuw leert hoe je een boek moet schrijven is het niet waard geschreven te worden. Al wat schittert op papier zetten is het moeilijkste wat ik ooit gedaan heb. Ik ben er vijf jaar intensief mee bezig geweest, en ik weet niet of ik dit ooit nog opnieuw zou kunnen. Na twee jaar research bleek beginnen te schrijven aartsmoeilijk. Ik had zeker vijf of zes openingen waar ik niet tevreden over was, en ik bleef maar wroeten. Uiteindelijk heb ik er een half jaar over gedaan om tot de openingszin te komen zoals hij er nu staat, maar eens die op papier stond was ik vertrokken. Misschien dat ik hierna een kort rechttoe rechtaan boekje schrijf, gewoon om af te kicken en ervan te genieten dat literatuur ook eenvoudig, direct en plezierig kan zijn, en niet alleen barok, opgetut en gecompliceerd.

Eleanor Catton, Al wat schittert, Anthos, 832 blz., 29,95 euro.

DOOR MARNIX VERPLANCKE

‘Mannen van boven de 45 leken het er moeilijk mee te hebben dat een vrouwelijke twintiger ambitie vertoonde.’

‘Dat Nieuw-Zeeland zo’n jong land is, heeft voordelen. Je hebt altijd het idee dat de grootsheid nog moet komen, omdat je geen echte traditie hebt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content