Opmerkelijkste sportfiguur van het jaar 2000: voor Dominique Van Roost komt dit eerbetoon als het ware postuum.

Het tennis van Dominique Van Roost was onverzettelijk en bij momenten groots. Van Roost klom hoger dan ze als jong meisje ooit had durven dromen. Eind 1998 stootte ze door tot de toptien van de wereld, en in september 2000 behaalde ze een bronzen medaille op de Olympische Spelen in Sydney. Maar nu is het voorbij. In Las Vegas won ze met Els Callens op 23 november de halve finale van de Fed Cup, haar laatste tornooi.

Sindsdien heeft de grote schoonmaak plaatsgehad. Dominique Van Roost wil moeder worden en dus verkiest ze de stilte, want kleine kinderen hebben rust en teruggetrokkenheid nodig. Ze woont nu in Rotselaar, haar carrière veilig opgeborgen in een album. Streep eronder. Geen afscheidstournee. Nooit meer tennis, ook niet in een andere rol. Alles weg. Dat is pas raak gemept.

Zijn alle sporen in huis ondertussen uitgewist?

Dominique Van Roost: Ik hou niet veel over: tenniskledij, trainingspakken, meer niet. Ik ben geen fetisjiste. Eigenlijk heb ik niks bewaard, tenzij de wedstrijdkledij die ik in de verschillende uitgaves van de US Open gedragen heb.

Er was een afscheidsplechtigheid in Madison Square Garden. En een viering in Las Vegas.

Van Roost: Las Vegas was onverwacht, ik wist er niks van. Zelf was ik tevreden dat het gedaan was. Anderzijds is het prettig dat de mensen je eer komen betuigen. Ik heb tien jaar deel uitgemaakt van het circuit. Je bent bezig, maar je weet niet goed wat er echt met je gebeurt en wat de mensen van je denken. Die vorm van afscheidnemen vond ik sympathiek. Het was zelfs ontroerend. Toen ik op het veld kwam, begon ik meteen te huilen. In Las Vegas had ik voor het eerst de gewaarwording dat het mijn laatste wedstrijd was. Ik heb tennis gespeeld van mijn negende, nooit wat anders gedaan. En dan is er opeens het einde. Vreemd.

Er moeten toch nog momenten geweest zijn waarop het door je heen ging dat het de laatste keer zou zijn?

Van Roost: Het was toen, die dag, dat het mij overviel. Dat ik zou ophouden, wist ik voor mezelf al een poos. Dat had ik vorig jaar na de Masters al uitgemaakt. Alleen wou ik van de Olympische Spelen nog een doel maken. En ik wou ook binnen de eerste twintig blijven.

Maar dit jaar is heel vreemd verlopen. Elke maand dat ik tornooien ging spelen, dacht ik: nu dit nog en dan dat, vandaag is het de laatste keer dat ik hier speel. Tegelijk ging het zo snel dat ik niet besefte hoe vlug het einde eraan kwam. Ik heb genoten van elk tornooi, maar zodra het voorbij was wou ik meteen weg. Op Wimbledon was ik de dag zelf al weg. Bart, mijn man, vroeg telkens: wil je niet nog een dagje blijven? Nee, dacht ik, het is gedaan, ik heb geen zin meer om nog langer te blijven; ik ben hier zo vaak geweest, ik wil de herinneringen bewaren, maar ik wil het afscheid niet rekken.

Ondertussen kwamen de Spelen dichterbij. Ik had mij voorgenomen na afloop nog aan twee tornooien deel te nemen – waar ik altijd goed ontvangen was en mooie resultaten had behaald – een beetje sentimenteel eigenlijk. Toen die achter de rug waren, heb ik gezegd: ik moet ermee stoppen, ik ben niet van plan alle andere tornooien tot het eind van het jaar vol te maken. Ik dacht ook: dat zal vreemd overkomen bij de journalisten; ze gaan allerlei gissingen maken en dat wil ik zeker ook niet, ik wil geen verkeerd beeld geven van mezelf. Daarom heb ik die persconferentie belegd onmiddellijk na Zürich. Ook de weken na die bekendmaking zijn voorbijgevlogen. Ik heb de Masters en de Fed Cup gespeeld. Maar je beseft niet wat er gebeurt. Je leeft van dag tot dag.

Het was gepland, maar het moest een verrassing blijven.

Van Roost: Het moment zelf was heel persoonlijk. Het is naar mijn zin te fel in de media gekomen, maar je kan dat ook niet vermijden. Per slot van rekening ben je een bekendheid. En moet je je aanhang ook de gelegenheid geven om die laatste momenten samen te beleven.

Zoals ik er nu over denk, keer ik ook niet op een andere manier in het tennis terug. Ik heb vooral een gevoel van verlichting. Al die jaren heb ik een gewicht gedragen. Dat is nu weg. Hoewel ik weet dat ik sommige dingen voor altijd zal missen. De emoties bij een overwinning bijvoorbeeld. Ik hoop dat andere emoties, mooiere zelfs, in de plaats zullen komen.

Zoals de emoties van het moederschap?

Van Roost: Ze zijn hoofdzakelijk familiegebonden. Dat was ook de belangrijkste reden waarom ik ben opgehouden. Ik heb mezelf altijd voorgenomen dat ik op jonge leeftijd zou stoppen, op de top van mijn kunnen, en dat ik moeder wou worden voor mijn dertigste. Ik ben altijd planmatig tewerkgegaan. Op mijn achttiende mijn studie beëindigd, niet eerder. Ik wou in het tennis gaan, maar tegelijk wist ik dat ik dat niet voor de rest van mijn leven wou. Ik kon toen overigens niet weten hoe goed ik zou worden. Ik zeg niet dat het allemaal strikt gepland was, maar ik wist wat ik wou.

Het besluit viel vorig jaar na de Masters. Waarom toen?

Van Roost: Omdat ik op dat ogenblik het gevoel had dat ik mijn hoogste niveau bereikt had. En dat ik nooit meer in de toptien kon komen.

De toptien was het ultieme streefdoel?

Van Roost: Zelfs dat niet. Maar zonder het echt te willen, ben ik er op zeker ogenblik in geslaagd. Ik ben over mijn eigen grenzen heengegaan en hoger geëindigd dan waar ik eigenlijk toe in staat was. Voor mezelf heb ik toen uitgemaakt dat ik nooit meer die top kon bereiken. En ik vroeg me af of in de top-20 blijven mij nog voldoening zou kunnen schenken.

Was het ook de angst om geregeld te gaan verliezen?

Van Roost: Ik geloof niet dat ik volgend seizoen geregeld zou hebben verloren. Ik ken mijn niveau. Als ik bleef trainen zoals ik deed, zou ik niet uit de eerste twintig gevallen zijn.

Hoe zwaar was de mentale spanning?

Van Roost: Vooral de laatste vier jaar waren moeilijk. Iedereen verwachtte veel van mij. Tegelijk dachten velen dat ik zou terugvallen en daar vocht ik tegen – de sensatie om te blijven waar ik was. Die dagelijkse druk om de mislukking tegen te gaan en niet af te dalen, vreet aan je. Dat was ook uiterlijk merkbaar. Ik heb er vaak wakker van gelegen, ik ben een slechte slaapster. Bijna kreeg ik er stresspuisten van. Ik had haarverlies. Dat beseffen de meeste mensen niet: hoe groot de druk kan zijn. En als je tussendoor naar huis komt, weet je dat je twee dagen later weer weg moet. In die tussentijd moest al het andere geprogrammeerd worden. Je hebt geen contacten meer, niet met je vrienden en kennissen, nauwelijks nog met je eigen familie. Mijn leven was een agenda. Vier jaren van gekheid. En geen middel om eraan te ontsnappen, tenzij de weg terug, en dat wou ik niet. Ik wou niet opgeven.

In de beginjaren kwam er nog heimwee bovenop.

Van Roost: Toen reisde ik overal alleen. Na een tijd heb ik gezegd: dat nooit meer. Daarna heb ik ervoor gezorgd dat er altijd een trainer met mij meeging. Bovendien heb ik het geluk gehad dat Bart tegelijk mijn man en trainer was en dat hij overal met mij meeging. Ik denk dat we er anders nooit in geslaagd waren om op een normale manier samen te zijn.

Maar er moeten tussendoor, ook in het buitenland, momenten van vrije tijd geweest zijn?

Van Roost: Heel weinig. Want vrije tijd was tijd om te rusten. De dagen dat ik niet moest spelen, trainde ik. Daarna ging ik in de stad wandelen, niet te lang, want dat is vermoeiend voor de benen. In de grond was het niet meer dan dat. Ik heb de wereld gezien, maar gedeeltelijk. Ik heb in elk continent mijn plekjes om te gaan wandelen en te winkelen en ik heb mijn vaste restaurants in Australië, New York, Parijs en San Diego. Er waren tornooien waarvan ik op voorhand wist waar ik zou slapen. Maar je houdt er weinig vrienden aan over. Alleen in Nieuw-Zeeland hebben we die. Daar gaan we ongetwijfeld nog eens op bezoek. Overal elders: kennissen, niet meer dan dat.

Dominique Van Roost heeft nooit veel op gehad met het circuit, wordt gezegd. Wat was het haar in de boter?

Van Roost: Het is een heel oppervlakkig milieu. Niet mijn stijl. De speelsters, de meesten althans, hebben geen notie van het leven. Ze zijn jong, kennen alleen het tennis en hebben een erg egoïstische ingesteldheid. Ook de WTA, de federatie van het vrouwentennis, is een bizarre organisatie. Zolang je goed bent, kennen ze je. Als je slecht bent, stel je voor hen niets meer voor. En dat laten ze je duidelijk voelen. Dat doet pijn. Verder heb je managers en andere figuren die in de eerste plaats van je willen profiteren. En trainers: ze willen bij een beloftevolle speelster terechtkomen, maar nog voor het met die uitgewerkt is, zitten ze al bij de volgende. Het is profiteren van de zwakheid en de onwetendheid van die meisjes. In het circuit terechtkomen en poen pakken. Maar ze hadden het vlug begrepen: bij mij werkte dat niet.

Ik moet zeggen: vooral Bart heeft mij beschermd. Zonder hem was ik in mijn goedgelovigheid misschien ook in hun spel terechtgekomen. Hij had snel door hoe het in zijn werk ging.

Het was gereserveerdheid van beide kanten?

Van Roost: Maar ze waardeerden mij, hoor. En een trainer had ik al; die plaats was dus bezet. We hadden een soort kameraadschappelijke verhouding. De wederzijdse verwachtingen waren duidelijk: zij moesten niets van ons, wij niets van hen.

Hoe ging dat in de beginjaren, toen Bart er nog niet was?

Van Roost: Tussen mijn achttiende en mijn éénentwintigste had ik geen structuur. Ik weet dat ik toen fouten heb gemaakt. Ik moest veel zelf beslissen. Azië bijvoorbeeld, daar had ik altijd problemen. Telkens wanneer ik daar speelde, werd ik ziek. Maar ik bleef volharden, omdat ik dacht dat je er makkelijker punten kon sprokkelen dan in Europa. Hier was het harder, maar vreemd genoeg lag me dat beter; daar ben ik later achter gekomen: hoe moeilijker het tornooi, hoe beter ik verhoudingsgewijs speelde. Als ik een makkelijke tabel voor me had, ontgoochelde ik mezelf achteraf.

Waren er toen ook al ogenblikken van twijfel?

Van Roost: Veel. Ik heb vaak gezegd dat ik het beu was. Niet alleen in de beginperiode, mijn hele carrière lang. Vooral na verlieswedstrijden had ik het moeilijk. Maar meestal was ik er even snel weer overheen. Aan het einde van het seizoen kwam het vaker voor: ik had veel gespeeld, maar moest nog twee tornooien doen om mij te kwalificeren voor de Masters. Daar wou ik dan niet meer naar toe en dan zei Bart me: al is het tegen je zin, je moet! Hij heeft me vaak in de goede richting geduwd. Maar uiteindelijk was het toch altijd mijn eigen beslissing.

Heeft die relatie man-vrouw de samenwerking coach-speelster nooit in gevaar gebracht? En omgekeerd?

Van Roost: Nooit. Bart en ik hebben altijd veel gepraat: over de keuzes die we moesten maken, over het programma, over de fouten in een wedstrijd. Hij hield zich in hoofdzaak bezig met het coachen, ik met het organiseren. Maar dat is nooit een bron van moeilijkheden geweest. Je kan het in het circuit natrekken: ze hebben ons nooit zien ruziën. Op het veld hadden we wel eens woordenwisselingen. Hij was een veeleisende coach. En ik geen makkelijke speelster. Maar hij bepaalde wanneer en hoe lang ik trainde. Daarover waren we het van meetaf aan eens: zo en niet anders.

Trad er geen gewenning op? Werkte zijn verhaal na jaren nog altijd even goed op je in?

Van Roost: Een echt negatieve houding heb ik niet vaak gehad. Een keer of vijf per seizoen. Bart wist dat ik me helemaal gaf. Ik ben niet van het soort dat de zaak zomaar laat vallen. Wat me soms overviel, was een gevoel van frustratie, als ik zag dat ik een wedstrijd niet kon winnen.

Hoe houdt een topspeelster zich mentaal sterk? Met tai-ji zoals Sabine Appelmans?

Van Roost: De laatste twee seizoenen ben ik een paar keer bij een sportpsycholoog geweest. Maar het was niet wat ik nodig had. Bart zei: misschien is het interessant. Maar ik ben iemand die ervan overtuigd is dat je zelf je moeilijkheden moet oplossen. Ik ben koppig van aard. Ik aanvaard ook niet vlug dat iemand wat over mij zegt. Dus waarom? Yoga of relaxatie, ook niet. Ik deed wel veel massagesessies, daar knapte ik echt van op. En zoals ik al zei: ik praatte veel met Bart. Daar geloof ik wel in: kunnen uitdrukken wat je voelt. Met Bart heb ik ontzettend veel gepraat. We losten de problemen op nog voor ze zich voordeden. In het begin van mijn loopbaan heb ik wel eens gesprekken met anderen gevoerd, maar die hebben dat misbruikt. Dat heeft mijn vertrouwen in mensen binnen het circuit geen goed gedaan. Het tegendeel is ook waar: als ik iemand vertrouw, uit ik me heel makkelijk.

Sportlui hebben het vaak over afzien en de genoegdoening die dat geeft.

Van Roost: Maar ik ben nooit een trainingsbeest geweest. Gewichten duwen, zweten: dat haat ik. Conditietraining is altijd mijn probleem geweest. Met de jaren moest ik het nog vaker doen, omdat je prestaties erdoor verbeteren. En het is een middel om blessures te voorkomen.

Een bulldozer zou ik nooit geworden zijn, omdat ik er de lichaamsbouw niet voor heb. Ik hoopte ook altijd fijn te blijven. Droog gespierd. En snel. Uithouding had ik niet veel, na de wedstrijd voelde ik me vaak uitgeput. Als een tornooi voorbij was, deed ik soms dagenlang niets.

Spierpijn heb ik vaker gehad. Mijn enige ernstige blessure was een tendinitis aan de knie. De laatste jaren heb ik wel heupproblemen gehad. Bij het wandelen protesteert mijn bekken. Misschien dat ik er over tien jaar last van krijg. Ik ben net op tijd gestopt, denk ik.

Hebben we vaak onzinnige mediaberichten over Dominique Van Roost te horen en te zien gekregen?

Van Roost: Niet in de Nederlandstalige pers. Nooit moeilijkheden mee gehad. Tenzij twee keer in De Morgen: niet naar aanleiding van een interview, maar in commentaarstukjes. Eén keer insinueerde de journalist dat ik doping gebruikte. In enkele maanden tijd had ik een merkwaardige spiermassa gekweekt. Ik weet niet waar hij die massa gezien kan hebben, ik ben altijd even fijn van bouw geweest. En in een andere kroniek heeft hij mij een kakmadam genoemd.

In de Franstalige pers werd ik wel vaker aangevallen. In het bijzonder twee journalisten maakten er een punt van mij te bekritiseren. Ik zeg wat ik denk, ik probeer eerlijk te zijn. Ze hebben geschreven dat ik egoïstisch ben, schijnheilig, asociaal. Een slecht wezen. Ze lijken al die tijd iets persoonlijks tegen mij gehad te hebben, hoewel ik altijd op hun vragen om interviews ben ingegaan. Zelfs nu, na mijn afscheid, zijn ze er niet mee gestopt. Dat heeft me al die jaren geen goed gedaan. Daarom lees ik dat soort pers ook niet meer. Ik had er geen verweer tegen. Tenzij door mijn uitslagen. Dat moet een grote frustratie voor die twee geweest zijn: dat ik bleef presteren.

Wat is de moraal van het verhaal?

Van Roost: Ik ben geen star. Het is leuk om herkend te worden op straat en je goed behandeld te weten. Maar het is niet echt. Dat heb ik de voorbije jaren al ervaren. Als ze Bart zagen, deden ze onpersoonlijk, soms onvriendelijk; merkten ze mij opeens aan zijn zijde op, veranderden ze van toon. Dat heeft Bart me altijd voorgehouden: hoe ze met mij omgaan is normaal; hoe ze jou behandelen is abnormaal. Op zeker ogenblik zullen de mensen mij vergeten. Mij slecht behandelen misschien. Dat besef ik nu al. Ik ben gewend dat ze aardig tegen me zijn. Dat zal pijn doen.

Alles weg? Behalve die tennisbal dan.

Van Roost: Waar?

Buiten op het terras.

Van Roost: O, maar die is van de hond. Om mee te spelen.

Piet Cosemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content