“Slaat uw kind u?” Een goed bewaard geheim van meer gezinnen dan we denken, is oudermishandeling. In welke gezinnen valt het voor? En hoe kan het bestreden en liefst nog vermeden worden?

Jorinde, vier jaar, probeert door het boodschappenkarretje heen haar moeder te stompen. “Vandaag niet”, heeft moeder kordaat geantwoord op Jorindes gejengel om een zakje snoep. Moeder ziet het gezicht van haar spruit rood aanlopen: het begin van een luide huilbui, weet ze. Hoogst vervelend, zo in de supermarkt. Misschien kan ze haar dochter wel afleiden met een surprise chocolade eitje?

De zesjarige Michaël staat met gekruiste armen en een verbeten trek op zijn gezicht in de woonkamer. “Als ik Star Trek niet mag zien, ga ik niet naar bed!” kondigt hij gedecideerd aan. Als zoonlief die toon aanslaat, weten zijn ouders dat het hem menens is. Moeder zucht, kijkt naar haar man om steun. “Ik moet dringend aan mijn rapport beginnen”, zegt die en beent de kamer uit, naar zijn computer.

Het zint Jesse, dertien jaar, helemaal niet dat hij dat nieuwe model skeelers niet krijgt. “Daar zal je spijt van krijgen!” roept hij venijnig naar zijn moeder. In de hal grist hij moeders lievelingsvaas van het kastje. Door het raam van zijn slaapkamer laat hij de vaas stukvallen op het dak van vaders auto. Twee vliegen in één klap.

De ouders van de zeventienjarige Marc kennen deze scènes. Nadat Marc zijn moeder enkele malen een blauw oog geslagen heeft en vader al eens met gebroken ribben in het ziekenhuis heeft doen belanden, zijn beide ouders doodsbang van hun zoon. Ze slapen met een revolver onder hun hoofdkussen.

Jorinde die haar moeder een slag in het gezicht geeft: is dat oudermishandeling? Weegt dat woord niet te zwaar voor een dwingeland van, ocharme, vier jaar? Ingrid Ponjaert, ontwikkelingspsychologe aan de VUB en een van de weinigen in ons land die het fenomeen bestudeerd heeft, komt tot de volgende omschrijving van oudermishandeling. “Het moet om herhaaldelijk geweld gaan door een kind dat inwoont bij zijn ouders, en om gedrag met de bedoeling pijn te doen. Hetzij rechtstreeks, bijvoorbeeld door fysiek geweld; hetzij onrechtstreeks, bijvoorbeeld door symbolische voorwerpen te vernietigen.”

Ponjaert heeft het dus niet over de puber die zijn moeder één keer een duw geeft, waardoor deze onvoorzien haar evenwicht verliest en van de trap valt. Ze heeft het wel over, bijvoorbeeld, het kind van wie de ouders alvast een voorraad tv-afstandsbedieningen aangeschaft hebben voor als hun telg er weer eentje in een woedeaanval tegen de muur keilt.

BEDEKT MET DE MANTEL DER LIEFDE

Is oudermishandeling als weerkerend, opzettelijk geweld veeleer uitzonderlijk of moeten we spreken van een verdekte epidemie? Cijfers over het verschijnsel zijn niet gemakkelijk te vinden. Weinig ouders staan te springen om tegen buitenstaanders te vertellen dat hun kind moord en brand schreeuwt telkens als zijn lievelingskost niet wordt opgediend, of hen tegen de schenen schopt omdat het mee op visite moet, terwijl het thuis wil blijven en tv-kijken. “De drempel is hoog”, beamen Ingrid Ponjaert en Mark Neyens, orthopedagoog bij Antenne 3000, Centrum voor Geestelijke Gezondheid te Leuven. Beiden ondervonden dat het onderwerp slechts via de omweg van school- of relatieproblemen aan de oppervlakte komt, en dan doorgaans enkel wanneer de hulpverleners zelf uitdrukkelijk de vraag stellen: “Slaat uw kind u soms?”

Ingrid Ponjaert: “Het is zeer moeilijk mensen te laten zeggen dat ze schoppen, slagen of bedreigingen krijgen van hun eigen kind. Ten eerste suggereert het voor hen dat ze gefaald hebben als ouders. Ze zien zichzelf als mede verantwoordelijk voor de agressie van hun kind. Bovendien ervaren ze daarover praten als een soort verraad ten aanzien van hun kind. Soms wordt de bekentenis er alleen maar uitgeflapt in crisismomenten, wanneer de angst en woede niet meer te verteren zijn. Daarna bedekken ze de zaak weer snel met de mantel der liefde.”

Mark Neyens: “Deze ouders worden vaak scheef bekeken door de buitenwereld. Nogal wat agressieve kinderen of jongeren gaan immers ook buitenshuis over de schreef. De omgeving reageert daar nogal eens op met dat zou hier niet waar zijn. Zo’n veroordelende houding maakt de drempel alleen nog hoger.”

Volgens verschillende Amerikaanse onderzoekers handelt het hier niet om een marginaal probleem. Ze schatten dat het 5 tot 12 procent van alle relaties tussen ouders en minderjarige kinderen treft. Drie Engelse studies bevestigen dit beeld. In een zeer recent onderzoek van Browne en Hamilton geeft 9 procent – in een representatief staal – van tieners aan gewelddadig te zijn tegenover hun moeders en 6 procent tegenover hun vaders. Bij 2 tot 3 procent van de tieners is er sprake van ernstige mishandelingen en geweld ten aanzien van hun ouders. Het geweld ligt hoger bij jongens dan bij meisjes, wat strookt met bevindingen dat meisjes meer geneigd zijn hun agressie op zichzelf te richten, bijvoorbeeld via depressies of eetstoornissen, terwijl jongens hun frustratie veeleer op anderen botvieren. Bij meisjes neemt het geweld ook af met het ouder worden; bij jongens gebeurt het juist andersom.

Moeders krijgen twee keer meer op hun kop dan vaders (zie infografiek). De Amerikaanse vorser Livingstone beweert dat een kwart van de alleenstaande moeders door hun inwonende kinderen geslagen worden. Ingrid Ponjaert nuanceert: “De gevallen van oudermishandeling die ik in mijn praktijk gezien heb, vonden allemaal plaats binnen een partnerrelatie. Of de moeder er al dan niet alleen voor staat bij de opvoeding, is op zich geen indicator voor mishandeling. De vraag is waar die moeder haar affectieve voldoening uit put. Het wordt gevaarlijk wanneer de moeder haar affectieve nood gaat lenigen bij haar kind, omdat er geen partner is of omdat er tussen de partners een vervreemding is opgetreden, of vijandschap in de vorm van verbaal of fysiek geweld. Dan gaat de moeder wellicht bij het kind ’tanken’, in de plaats van andersom. Om een goede moeder te zijn, gaat ze ervoor zorgen dat ze haar kind geen negatieve gevoelens bezorgt en dat het geen frustratie oploopt. Dat doet ze door toe te geven aan de verlangens van haar kind. Gevolg: het kind ontwikkelt almachtsgevoelens, tegelijk met grote angsten over zijn eigen identiteit. Het ik kan zich immers slechts ontwikkelen binnen bepaalde grenzen. Als die er niet zijn, verzuipt het in een vacuüm, en kan het kind geen eigen ruggengraat vormen. Het kan dan evenmin goede sociale vaardigheden uitbouwen, waardoor het buiten de groep van zijn leeftijdgenoten dreigt te vallen en nog eens versterkt met zijn behoeften aan zijn moeder blijft vasthangen. Een verstikkende spiraal.”

Het Amerikaanse onderzoeksduo Bolton en Bolton drukte dit proces als volgt uit: “Het kind wordt de ouder. De echte ouder is immers emotioneel incompetent en overbelast en het kind wordt gevraagd een verantwoordelijkheid op te nemen die zijn leeftijd en capaciteiten te boven gaat. Het mogelijke resultaat is een explosie.”

Bij gebrek aan duidelijke structuur, nemen de kinderen dan maar het heft in handen. Dat schept tenminste orde in de chaos, zeg maar een imitatieveiligheid.

VADER IS EEN WEEKENDVERWENPAPA

Wordt de moeder weer maar eens opgezadeld met alle zonden van de opvoeding, zoals Freud dat al decennia geleden placht te doen? Waar blijft de vader in dit alles? Volgens de psychoanalyse staat de vader voor wet en gezag. Hij moet een te hechte en verstikkende band tussen moeder en kind doorbreken. Maar veel vaders zijn weekendpapa’s geworden, in sommige gevallen weekendverwenpapa’s. Een ander deel wenst niet in de huid van de ouderwetse, autoritaire en afstandelijke vader te kruipen. Ze willen spelen met hun kinderen en die zichzelf laten uiten, maar hoever moet dat precies gaan? Opvoedkundige twijfel is troef. Bang om hun kinderen trauma’s te bezorgen door hen letterlijk of figuurlijk op de vingers te tikken, laten veel ouders agressief gedrag van hun kinderen passeren onder het motto “het is toch nog een kind”. Immers, zijn de momenten van affectieve uitwisseling met hun kinderen niet veel belangrijker? Tegenover buren en familie klinkt het dan vergoelijkend: “Hij is soms wat impulsief en kent zijn eigen kracht niet.”

En het weze gezegd: het ene kind is het andere niet op het vlak van temperament. “Voor ouders met een modelkind is het handig om de pluimen op de eigen hoed te steken en met de vinger te wijzen naar het ‘falen’ van ouders met een hyperkenetisch, impulsief kind”, merkt de moeder van een agressieve jongen op. Overigens, temperamentvolle kinderen kunnen ook ouders met gezonde opvoedingspraktijken behoorlijk in de gordijnen jagen.

Maar goed, de rol van de vader dus. “In veel gevallen kan de vader een te sterke band tussen moeder en kind niet doorbreken omdat hij nog te sterk vastzit aan zijn eigen moeder”, meent professor Ponjaert. “Gevolg: manlief ontwijkt de heibel thuis liever en gaat, bijvoorbeeld, rustig bij zijn moeder op visite, terwijl zijn partner thuis haar affectieve behoefte laaft aan haar kind en er tussen moeder en kind een vechtrelatie ontstaat. Indien er daarenboven in de relatie van de ouders sprake is van fysiek geweld, krijgt het kind rechtstreeks een model aangereikt om conflicten te beslechten.” Ouders die hun kind fysiek, emotioneel of seksueel mishandelen, openen eveneens de poort naar mogelijk later geweld op henzelf, bleek uit andere studies.

Hoe dan ook gaat achter de stoere taal en klappen van een minderjarige een angstig kind schuil. De controle en de rollen binnen het gezin zijn uit hun hengsels gerukt, en deze voor het kind beangstigende situatie kan aanleiding geven tot explosieve scènes. Zo werd de moeder van een zestienjarige jongen na middernacht uit haar bed getrommeld omdat zoonlief zin had in frieten. Moeder maakte zich kwaad omdat hij haar daarvoor wekte. Haar protest leverde haar een dreun van haar zoon op. “Hou op met zeuren en ga frieten bakken”, dreigde de jongen. Moeder trok zich terug in de keuken, begon frieten te bakken en stelde zich de vraag: heb ik een monster gebaard?

EEN TIK OP DE VINGERS KAN HELPEN

Onder leiding van Lut Tricot, docente aan de Sociale Hogeschool in Heverlee, vlooide een aantal studenten de literatuur na over dit thema en verrichtte veldonderzoek bij een aantal hulpverleningsinstanties. Zo verzamelden ze een reeks kenmerken van mishandelde ouders: een gemiddeld leeftijdsverschil van tien jaar tussen moeder en vader; een sterke afhankelijkheidsgraad van de eigen ouders – zeg maar een lage volwassenheidsgraad -; een moeder die geneigd is zichzelf als slachtoffer te zien, in een aantal gevallen het mikpunt van agressie is van de partner en doorgaans een zwak zelfbeeld heeft. De verhoudingen in zo’n gezin uiten zich in het onvermogen van de ouders om waarden en normen door te geven en op een consistente manier op te treden. Ofwel hanteert de ene ouder een opvoedingsstijl en de andere één die daar haaks opstaat. Ofwel verschilt de opvoedingsstijl van dag tot dag.

De schuld en schaamte die de kop opsteken wanneer de situatie thuis uit de hand loopt, leiden tot nog grotere twijfel aan de eigen capaciteiten en aan het recht om het ouderlijk gezag te doen gelden – “want ik heb het immers zelf verbrod”. Ondertussen raakt het gezin soms in een isolement, ook al omdat het moeilijk wordt mensen uit te nodigen met de angst dat je kind zich zal misdragen, en omdat een aantal bezoekers spontaan afhaakt, zoals in het geval van de kleine Annerieke (zie kader).

Indien vader bovendien het huis ontvlucht, of coalitie vormt met het kind tegen de moeder door niet op te treden of samen met het kind eisen te stellen aan de moeder, wordt de situatie nog benarder. Moeder gaat het kind mogelijk pramen om haar bij te staan, en de omgekeerde machtsverhoudingen zijn een feit geworden.

Een overdosis ijzeren discipline, gepaard met vernedering, kan in een kind natuurlijk evengoed als verwenning agressie naar ouders creëren. Door overmacht blijft die dan gewoonlijk onderdrukt in de kindertijd, maar kan bij jeugdigen voor felle contestatie en moordfantasieën zorgen. De tijdsgeest stimuleert echter veeleer tolerantie dan overdreven discipline.

Als er gevaar uitgaat van te veel toegeven, vanaf wanneer mogen ouders dan een zekere discipline van hun kinderen eisen? “Zodra een kind zich zelfstandig en onafhankelijk kan voortbewegen”, antwoordt Ingrid Ponjaert. “Af en toe een tik op de vingers kan veel minder kwaad dan een kind emotioneel te manipuleren, bijvoorbeeld door het schuldgevoelens aan te praten.”

“In een gezonde combinatie van affectie, toezicht en duidelijke regels ligt de sleutel”, poneert de psycholoog Patterson van het Oregon Social Learning Center in de Verenigde Staten. Patterson houdt zich sinds jaren bezig met oudermishandeling en ontwikkelde een programma voor ouders van jongeren die zich misdragen. Zijn uitgangspunt: het versterken van de ouderlijke vaardigheden zal leiden tot een verbetering van het gedrag van hun kinderen. Het bleek een schot in de roos. De deelname aan het ouderprogramma en de toepassing van de daar geleerde strategieën schroefden het deviante gedrag bij ruim driekwart van de gevolgde jongeren met liefst 60 procent terug. Een follow-up toonde aan dat dit positief effect een half jaar en een jaar na het programma nog doorwerkte. De Engelse pedagogen Scott en Stradling ontwierpen een soortgelijk programma voor steuntrekkende, alleenstaande moeders en stelden ook belangrijke verbeteringen vast. Individuele therapeutische ondersteuning van de ouders of groepsbijeenkomsten over conflicthantering bij kinderen blijken niet alleen meer effectief dan (uitsluitend) het kind te behandelen of familietherapie te beginnen, het is ook de beste preventiepiste.

In België komen hier en daar kleine groepjes ouders bijeen om over de opvoedingsaanpak te praten, doorgaans van kinderen met een gedrags- of leerstoornis – zoals het geval is bij Antenne 2000 of de organisatie “Zit stil”. Maar ouders en opvoedingsdeskundigen maken er geen gewoonte van om de koppen bij elkaar te steken. Onze maatschappij lijkt ervan uit te gaan dat opvoeden een natuurlijk proces is dat zichzelf uitwijst. Nochtans, net zomin als een mens geboren wordt met de vaardigheid om te fietsen, wordt hij geboren met de vaardigheid om op te voeden.

DE RECHTSPRAAK EN DE VERZEKERINGEN

Waar het te laat blijkt voor een preventieve aanpak, en remedies weinig effect lijken te sorteren, worden de ouders, behalve met de terreur van hun kind, ook geconfronteerd met een aantal prangende vragen. Kunnen we een beroep doen op de jeugdrechter wanneer de situatie uit de hand loopt? En, wanneer ons kind buitenshuis brokken maakt, blijven wij dan juridisch en financieel aansprakelijk.

Een beroep op de jeugdrechter bij huiselijk geweld is minder evident dan tien of vijftien jaar geleden. Sinds het schrappen, in 1990, van “weerspannigheid en wangedrag jegens ouders” uit het jeugdstrafrecht, wordt alles wat onder de noemer “problematische opvoedingssituatie” valt, steevast doorverwezen naar Comités voor Bijzondere Jeugdzorg. Die trachten te bemiddelen. Deze procedures vragen tijd en worden vaak meermaals herhaald. Een onmiddellijke oplossing brengen ze dus niet.

Zolang er geen ernstige klappen vallen, zal het parket niet snel ingrijpen. “Toen mijn zoon met gebalde vuisten tegenover mij stond, hoopte ik dat hij zou slaan, want dan was er een tastbare reden tot verwijdering”, vertelt een moegetergde moeder.

“Ik wou dat er meer internaten bestonden voor zulke agressieve jongens”, zucht een andere moeder. Er bestaan instellingen voor jongeren met gedragsproblemen. Alleen gedragen de jongeren in kwestie zich soms zo onhandelbaar, dat ze overal buitengegooid worden – als ze al niet zelf weglopen.

Lieve Balcaen, verantwoordelijk voor jeugdzaken bij de Leuvense bemiddelingsdienst, legt uit dat ook de aansprakelijkheidssituatie allesbehalve eenduidig is. De wet stelt dat “vader en moeder aansprakelijk zijn voor de schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen, tenzij zij kunnen bewijzen dat zij de daad welke tot die aansprakelijkheid aanleiding geeft, niet hebben kunnen beletten”.

Maar wat geldt als bewijs? Volgens de wet kan ouders geen verantwoordelijkheid aangewreven worden indien zij hun kinderen een goede opvoeding gaven én voldoende toezicht uitoefenden op hun kinderen. Dat zijn alweer zeer rekbare begrippen, die effectief heel anders geïnterpreteerd worden door diverse jeugdrechters.

Verzekeringsmaatschappijen schenken evenmin altijd klare wijn. Sinds 1992 geldt dat “opzet nooit kan verzekerd worden”, maar ouders die familiaal verzekerd zijn, kunnen terecht argumenteren dat zij zelf niets opzettelijk doen en precies verzekerd zijn voor het gedrag van hun kinderen. De meeste verzekeringsmaatschappijen maken geen punt van het betalen van schade, aangebracht door kinderen onder de zestien jaar. Als het evenwel over grote bedragen gaat, wijzen ze er soms wel op dat het kind wettelijk gezien zelf aansprakelijk is voor opzettelijk wangedrag. Tenminste, wanneer de ouders het goed opgevoed hebben en voldoende toezicht gegeven hebben. Dan is het aan de ouders om te bewijzen dat ze wel degelijk fouten gemaakt hebben, waardoor de aansprakelijkheid van hun kind vervalt. Vanzelfsprekend belanden ze dan in een pedagogisch ongemakkelijke situatie. De beste garanties voor tussenkomst door verzekeringsmaatschappijen biedt een burgerlijke aansprakelijkheidspolis, die zowel ouders als minderjarige dekt.

Lieve Balcaen signaleert echter dat een volledige vergoeding door het verzekeringsfonds evenmin een responsabiliserend effect op de jongere heeft als een onhaalbaar hoog bedrag. Ze pleit voor maatregelen die jongeren wel degelijk doen voelen dat het gestelde gedrag consequenties heeft, zoals een met de leeftijd stijgende eigen bijdrage in de kosten, en het hanteren van een bonus-malusprincipe voor recidive.

Illustraties: Steve Michiels

“Als ik Star Trek niet mag zien, ga ik niet naar bed!”

“Erover praten beschouwen ouders vaak als het verraden van hun kind.”

“Het wordt gevaarlijk wanneer een moeder haar affectieve nood gaat lenigen bij haar kind.”

Achter een agressief kind gaat vaak een angstig kind schuil.

Ria Goris

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content