In het ?Woord Vooraf? (Knack nr. 36) suggereert Frans Verleyen dat ik als minister van Tewerkstelling en Arbeid ten onrechte het statuut van ?bedrijf in moeilijkheden? zou hebben toegekend aan enkele vakbonden. Er wordt met andere woorden gesuggereerd dat de wetgeving inzake het brugpensioen voor de vakbonden niet zou zijn nageleefd.

De beweringen van Frans Verleyen stroken echter helemaal niet met de waarheid. Ik betreur dan ook dat hij, zonder zich te vergewissen van de wijze waarop die dossiers door mijn administratie werden behandeld, dergelijke beweringen naar voren brengt.

De bevoegde dienst van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid heeft de aanvragen voor het bekomen van het statuut van onderneming in moeilijkheden die werden ingediend door de vakbonden, grondig onderzocht en geanalyseerd. Dit gebeurde op een identieke manier als voor de honderden gelijkaardige aanvragen ingediend door vennootschappen of verenigingen zonder winstoogmerk, waaronder ook het merendeel van de Vlaamse kranten die een brugpensioen op 52 jaar gekregen hebben.

Slechts indien een aanvraag voldoet aan alle gestelde vereisten en als de situatie waarin de organisatie verkeert, voldoet aan de wettelijk vastgestelde criteria, ga ik over tot het verlenen van een erkenning als onderneming in moeilijkheden. Hierbij wens ik te benadrukken dat ik er als minister steeds nauwlettend op toegekeken heb dat de criteria volledig werden gerespecteerd. Bovendien heb ik in de behandeling van de vele brugpensioendossiers steeds het advies gevolgd dat door de administratie van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid werd uitgebracht.

Wat de aanvragen van de vakbonden betreft, stel ik uitdrukkelijk dat deze erkenningen pas werden afgeleverd nadat door de administratie werd onderzocht of alle voorwaarden voorzien in de brugpensioenwetgeving vervuld waren.

Verder suggereert Verleyen dat door deze erkenning te verlenen, de vakbonden rechtstreeks en zwaar over de schreef van de wettelijkheid worden gesteund.

Wat levert een dergelijke erkenning als onderneming in moeilijkheden op aan de werkgever (in dit geval de vakbond) ? De werkgever krijgt hierdoor de toelating om het brugpensioen toe te kennen vanaf 52 jaar waar dit in normale omstandigheden 58 jaar is. Hierdoor heeft de werkgever de mogelijkheid om op een sociaal aanvaardbare manier zijn personeelsbestand te verminderen. In de plaats van werknemers te ontslaan, waardoor ze in de werkloosheid terechtkomen, kan de werkgever hier opteren voor het brugpensioen.

Dat is voor de met ontslag bedreigde werknemer een goede zaak. Zijn werkgever is immers verplicht hem in het kader van het brugpensioen een maandelijkse aanvullende vergoeding te betalen bovenop zijn werkloosheidsuitkeringen. Hierdoor blijft de betrokken ontslagen werknemer toch een behoorlijk inkomen hebben.

Dit brugpensioen is ook voor de sociale zekerheid een goede zaak. De werkgever moet per bruggepensioneerde een maandelijkse bijkomende bijdrage van 2.000 à 4.500 frank storten aan de RVA (werkloosheid) en van 1.000 frank aan de RVP (pensioenen). Bovendien zijn de uitgaven voor de werkloosheid niet hoger voor een bruggepensioneerde dan voor een oudere werkloze aangezien beide (voor de samenwonenden vanaf 55 jaar) een werkloosheidsuitkering genieten van minimaal 60 procent van hun laatste (geplafonneerde) brutoloon. Ook inzake opbouw van pensioenrechten worden de bruggepensioneerden en de oudere werklozen op dezelfde wijze behandeld.

M. Smet, minister van Tewerkstelling en Arbeid, Brussel.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content