Nigel Kennedy opnieuw klassiek.

Hij slaagde erin om bij de stijfdeftige Weners in de kamermuziekzaal van hun Musikverein alle duivels te ontbinden. Waarschijnlijk was dit sinds de bouw van de zaal nooit eerder voorgekomen. Aan de ingang boden sommige fans goed geld om alsnog een plaatsbewijs te kunnen bemachtigen. Het was dan ook niet zomaar een concert. Voor het eerst sinds jaren speelde Nigel Kennedy opnieuw klassieke muziek in het openbaar. Hij had dat sinds zijn succes met de “Vier Jaargetijden” van Vivaldi niet meer nodig, zo leek het. In de tussentijd had hij zich onledig gehouden met het componeren van muziek (de cd “Kafka”) in het popidioom en het bewerken van Jimi Hendrix voor akoestische instrumenten.

Voor zijn rentree had hij muziek van Fritz Kreisler uitgezocht, een Weense vioolvirtuoos en een van de grootsten van de eeuw. Hij was ook de auteur van vele salonstukjes, “Liebesleid”, “Tambourin Chinois”, “Lotus Land”. Lekker in het gehoor liggende stukjes waarin virtuositeit, sentiment en burgerlijke genoeglijkheid gelijk verdeeld lijken. Al is het “Preludium and allegro” in een pseudo-historische stijl, krachtige en indrukwekkende muziek. Al bij al toch een vreemde keuze voor een man die duidelijk overhoop ligt met de vestimentaire conventies van het officiële muziekleven. Maar Kennedy – zijn voornaam heeft hij laten vallen – hoort in Kreisler volgens eigen zeggen vooral eerlijkheid en soul, een muziek die met veel warmte geschreven is. Er is nog een andere band. Zijn grootvader Lauri Kennedy, een Australische immigrant, nam in 1935 als cellist aan de zijde van Kreisler diens strijkkwartet voor de plaat op. Al beweert Kennedy dat hij dat pas te weten kwam nadat hij al ver gevorderde plannen had om zelf dit strijkkwartet op te nemen.

Kennedy is een degelijk virtuoos en in de eerste plaats een groot communicator. Zijn grappen gaan van flauw tot triviaal, maar dat scheen de anders zo op keurigheid gestelde Weners niet te storen. Op de eerste rij zat een oud dametje dat meer dan honderd kilometer met de auto had gereden om hem te zien en te horen. Voor anderen is hij het lichtend voorbeeld voor de jeugd. Daar gaat hij niet op in: “Ik ben niet de Florence Nightingale van de muziek.”

Kennedy speelt zeker niet zo verfijnd en met zoveel kleuren als Kreisler zelf. Dat hoeft ook niet. Een avond met Kennedy is een ervaring van intense musiceervreugde, voor zo lang als het duurt.

Kennedy, “Kreisler”, EMI 5 56626 2, ook: “Edward Elgar”, Vioolconcerto, 5 56596 2.

Lukas Huybrechts

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content