Volgens een zorgvuldig uitgetekend scenario dondert Sven Nys door het veldritseizoen. Vanaf de zijkant regisseert trainer Paul Van Den Bosch het hele gebeuren.

Zonder ongelukken zet Sven Nys zondag in het Nederlandse Zeddam de kroon op een verguld seizoen: dan wordt hij voor de tweede opeenvolgende keer wereldkampioen bij de profs. Al een hele winter lang etaleert de Brabander een verpletterend overwicht. Hij won acht van de negen veldritten voor de Wereldbeker, staat in alle regelmatigheidscriteria vooraan en werd na een tactisch meesterstuk Belgisch kampioen.

Sinds twee en een half jaar begeleidt Paul Van Den Bosch de wereldkampioen veldrijden. Van Den Bosch, een licentiaat lichamelijke opvoeding die eerder vooral met triatleten werkte, gelooft heilig in een planmatige aanpak. Nadat hij bij Nys had gezocht naar het evenwicht tussen belasting en het belastbare, timmerde hij een trainingsschema in elkaar. Zo groeide Nys onder zijn vleugels uit tot de absolute heerser van het cyclocrossen. Zijn meesterschap ruikt naar kannibalisme: ook zondag in Zeddam wil hij de tegenstanders tot meelopers degraderen.

PAUL VAN DEN BOSCH: Sven is dit seizoen mentaal veel sterker geworden. Dat heeft natuurlijk te maken met zijn prestaties. Als je wint, kun je het opbrengen om hard te trainen, en als je hard traint en wint, groeit je zelfvertrouwen. Ik heb vooral verstomd gestaan van de manier waarop Sven in Tervuren Belgisch kampioen werd. Hij had me vooraf precies voorspeld hoe hij het zou aanpakken: hij zou halfweg even de forcing voeren om zijn tegenstanders te testen, een kleine voorsprong uitbouwen, zich weer laten inlopen, en dan in de laatste ronde definitief toeslaan. Hij vertelde ook waar dat zou gebeuren: net vóór de balken die op het parcours lagen, en waar hij met de fiets over springt terwijl de anderen erover moeten lopen. Daar kon hij een kloof slaan en op het technische gedeelte dat nadien volgde die voorsprong verder uitbouwen. Precies zo gebeurde het ook. Ik vond dat het meest indrukwekkende wat ik dit seizoen van Sven heb gezien. Alleen waren er volgers en analytici die achteraf vonden dat hij op niet zo’n indrukwekkende manier had gewonnen. Dan vraag ik me toch soms af: hoe kijken die eigenlijk naar een wedstrijd?

U bent in augustus 2003 met Sven Nys beginnen werken. De resultaten waren niet meteen denderend.

VAN DEN BOSCH: Hij reed niet slecht, maar werd overvleugeld door Bart Wellens, die toen een uitzonderlijke winter kende. Op dat moment had hij al een deel van de voorbereiding achter de rug. Hoe gaat dat als je met een sportman begint te werken? Je kijkt naar dat wat zijn lichaam aankan, je gaat na welke compensatie en recuperatie hij nodig heeft, en op grond daarvan steek je een schema in elkaar. Eigenlijk is het heel simpel: hoe meer een lichaam belastbaar is, hoe beter de prestaties. Iemand begeleiden is aanvoelen hoe ver je een lichaam kunt krijgen. Maar toch is het ook de mentale kracht die bepaalt wat je bereikt, de wil om echt alles uit je lichaam te halen. Dat doet Sven als geen ander. Hij heeft een grote longinhoud en een grote zuurstofopname. Dat betekent: hij kan op training bergen werk verzetten. Het komt er alleen op aan hem juist te sturen, om zijn motor op de juiste manier te laten draaien. De prestaties volgden niet meteen, en er kwam veel kritiek. Van Eric De Vlaeminck bijvoorbeeld, die zich afvroeg wat iemand uit het triatlon een veldrijder kon bijbrengen. De Vlaeminck had voortdurend opmerkingen, ook op de looptrainingen. Hij riep dat Sven een Brabants trekpaard geworden was, en dat hij liever een hinde zag. Ook Liboton spuide de nodige kritiek. Maar die had later wel het fatsoen om toe te geven dat hij zich vergist had. De Vlaeminck niet. Het punt is: ook supporters rapen dat soort kreten op. Ook zij begonnen te grommen toen Sven niet opgewassen bleek tegen Wellens.

Er werd vroeger vaak beweerd dat Sven mentaal zwak is. Maar ik vond het juist van een grote mentale kracht getuigen, dat hij in die periode dat het niet goed liep toch met mij doorging. Tegen alles en iedereen in. Het probleem van Sven was dat hij dacht bepaalde wedstrijden absoluut niet aan te kunnen. In een loodzware cross gaf hij zich bij voorbaat gewonnen. Daaraan hebben we gewerkt. Een van de mindere punten in de aanloop naar het seizoen was dat hij te weinig gevarieerd trainde. Hij reed kilometers en kilometers, tot hij moe werd. Terwijl hij nu soms twee, drie verschillende trainingen op een dag afwerkt. In het bos, op de weg, lopen. Die variatie geeft een nieuwe motivatie.

Waaraan ontbrak het hem aanvankelijk?

VAN DEN BOSCH: Vooral aan explosiviteit. En aan weerstand. Het klinkt raar, maar eigenlijk was Sven meer wegrenner dan veldrijder. We zijn beginnen trainen op rollen met heel zware omwentelingen. Om zo kracht bij te winnen, de kracht komt uit de dijen. We trokken ook vaak naar de Ardennen om het klimmen te verbeteren. En we hebben looptrainingen in het programma opgenomen, dat had hij nog nooit gedaan. Dat zag je ook: hij werd er in de crossen gewoon afgelopen. In het begin had hij na twintig minuten lopen pijn aan de spieren, nu loopt hij zonder problemen een uur. Ook andere trainingen hebben we wat bijgestuurd. We trokken bijvoorbeeld al in april het veld in, want hoe meer specifiek je traint, hoe beter. Ik zag zijn zelfvertrouwen groeien. Hij moest alleen op de een of andere manier een bevestiging krijgen dat hij goed bezig was. Daarom was die zomercross, die vóór het seizoen 2004-2005 in Zolder werd gereden, voor hem zo belangrijk. Die wedstrijd stelde weinig voor, maar Sven versnelde waar hij wilde. Je zag hem helemaal openbloeien. Toen wist ik: het zit goed.

Met twee schitterende seizoenen als gevolg.

VAN DEN BOSCH: Eigenlijk is het gemakkelijk om met Sven te werken: weinig wielrenners zijn zo getalenteerd als hij. Omdat hij over zo’n grote motor beschikt. Sven zou ook op de weg tot een toprenner zijn uitgegroeid. Misschien niet tot iemand die veel wedstrijden wint omdat hij niet zo snel is, maar gegarandeerd zou hij in de meeste klassiekers vooraan zitten. Hij is heel compleet, ik kan bij hem geen enkel zwak punt opnoemen. Sven heeft pas nog tests gedaan in het Topsport ABC in Leuven. Een inspanningstest, waarbij melkzuurvorming, zuurstofopnamevermogen en trapefficiëntie gemeten werden. Uit de gegevens bleek dat hij op het hoogste niveau zit.

Maar hij heeft vooral een gigantische voorsprong op de concurrentie omdat hij veel traint. Je hoort sommige veldrijders al eens zuchten en blazen omdat ze een duurtraining van twee uur hebben gedaan. Sven doet geregeld duurtrainingen van drie tot vier uur, soms zelfs meer. Hij traint verschrikkelijk graag, hij doet altijd meer dan je vraagt. Ik had even gevreesd dat het wat minder zou worden toen hij tijdens de eindejaarsperiode in tien dagen tijd acht wedstrijden reed. Maar hij kwam daar ongeschonden door, ik zag maar één keer een minder moment: in die cross in Baal, op 1 januari, toen hij halverwege de koers vijftien seconden vooropreed en de mentale kracht niet had om voluit te gaan. Hij liet zich toen weer inlopen.

Er is vaak gezegd dat Nys faalangst heeft en dat hij daardoor zo lang moest wachten op de wereldtitel. Toen hij die vorig jaar dan toch won in Sankt-Wendel, was dat een enorme ontlading.

VAN DEN BOSCH: Van faalangst heb ik nooit iets gemerkt. Ik heb hem meegemaakt tijdens het WK van Pontchâteau in 2004, hij gaf toen na drie ronden op, met krampen. Dat had niets te maken met faalangst, hij won trouwens de twee daaropvolgende wedstrijden. En vorig jaar was hij heel zeker van zijn stuk: op een parcours dat zich niet leende om grote verschillen te maken, heeft hij de concurrentie eerst afgetast en vervolgens kapotgereden. Zelfs toen hij even achteropgeraakte, was hij geen moment in paniek. Achteraf viel er een ongelooflijke last van hem af, maar er trad niet de minste verslapping op.

Sven is na het seizoen twee weken op vakantie geweest naar Cuba, eind maart zat hij alweer op de fiets. Zijn conditie was toen nog niet helemaal weg. Dan kun je sneller weer opbouwen. Veel trainen op de weg, soms in het veld, krachttrainingen, op de voeding letten. Zo krijg je snel weer een goede basis. En dat is en blijft het belangrijkste. Alleen dan kun je een mindere dag goed doorkomen. Omdat je op die basisconditie kunt terugvallen. Daarom is goed trainen zo belangrijk: je moet op de juiste momenten gewoon de juiste dingen doen. Wat is bijvoorbeeld typisch voor een veldrit? Je rijdt een uur met verzuurde benen. Die verzuring moet er nadien zo snel mogelijk weer uit. Daarom rijdt Sven nog een halfuur los, in een rustig tempo. Een ongelooflijke troef is dat hij tijdens de wedstrijd verzuring verwerkt, en die eigenlijk gebruikt als brandstof. Terwijl bij vele andere renners het melkzuur zich opstapelt en blijft opstapelen. Tot ze blokkeren.

Sven herstelt razend snel van inspanningen, hij noemt dat zijn grootste wapen.

VAN DEN BOSCH: Dat heeft met zijn manier van trainen en leven te maken. Hij kan in een weekend twee dagen rijden, en dinsdag toch weer een duurtraining van vier uur doen. Dat is niet iedereen gegeven. Toen hij tijdens de eindejaarsperiode zo vaak moest crossen, hebben we de trainingen moeten beperken tot wat los rijden. Nadien vroeg hij: ‘Wanneer gaan we weer serieus trainen?’ Dat is dan meteen na de jaarwisseling gebeurd. Niet in functie van het Belgisch Kampioenschap. Sven traint nooit voor een wedstrijd, hij traint voor periodes.

Hij heeft thuis ook een lagedrukkamer die hij soms gebruikt.

VAN DEN BOSCH: Dat is voor hem belangrijk. Mentaal, omdat hij weet dat hij met iets bezig is dat hem kan helpen. Maar die lagedrukkamer is vooral waardevol om de daling van het hematocrietgehalte tegen te gaan. Sven heeft een stabiele hematocrietwaarde, die ligt tussen de 41 en 44. Als die waarde zakt, slaapt hij in de lagedrukkamer. Je maakt daardoor rode bloedcellen aan. Dat helpt je om je niveau aan te houden. Alleen de eerste dagen heb je een loom gevoel. Na tien dagen in die kamer heeft hij eens heel slecht gereden in Essen. Dat hadden we verwacht, maar in de omgeving van Bart Wellens werd schamper gezegd dat Sven een mentale mokerslag had gekregen. Tja, er wordt soms heel snel geoordeeld, zonder al te veel kennis van zaken.

Moet u Nys in de loop van het seizoen corrigeren?

VAN DEN BOSCH: Nooit, ik zie hem buiten de wedstrijden vaak maar één keer per week. Sven registreert al zijn trainingen, hij zet zijn hartslaggegevens op computer en stuurt ze door. Dat is een belangrijke indicator. Ik kan dus precies volgen waarmee hij bezig is: als na een training van een paar uur de hartslag mooi hoog blijft, weet je dat het goed zit. Anders moet je uitzoeken waarom hij is gezakt. Daarom is het contact tussen ons zo belangrijk, er moet openheid zijn. Dat was ook de absolute voorwaarde om met elkaar te werken.

Sven valt ook op door zijn evenwicht. Nooit enorme uitbarstingen na een zege, nooit diepe teleurstellingen na een nederlaag.

VAN DEN BOSCH: Ook dat is een van zijn sterke punten: Sven is perfect in harmonie met zichzelf. Dat bezorgt hem een bepaalde rust in de wedstrijden, ook al is hij veel nijdiger dan vroeger. Een gevolg nog altijd van die nederlaag twee jaar geleden in de wereldbekercross in Pijnakker, toen de Belgen achter hem reden, wat hem de eindzege kostte.

Veel heeft ook te maken met zijn omgeving. Vooral de rol van zijn gezin en zijn vrouw Isabelle is belangrijk. Buiten de koers regelt zij zijn agenda. Sven kan terugvallen op uitstekende medewerkers, zoals zijn mecaniciens. Op oudejaarsdag reed hij een wedstrijd in Hooglede, ’s avonds om halfnegen lag hij bij zijn fysiotherapeut op de massagetafel. Die man deed dat zonder morren. Terwijl het toch oudejaarsavond was. Sven zet alles opzij voor zijn sport: hij eet, slaapt en traint. En speelt tussendoor bij wijze van ontspanning wat met zijn zoontje.

Hij heeft al bij herhaling gezegd dat hij naar het mountainbiken wil overstappen.

VAN DEN BOSCH: Dat is een discipline die ook perfect bij zijn mogelijkheden past. In het Europees Kampioenschap in Kluisbergen reed hij tot in de laatste ronde mee vooraan, zonder specifieke voorbereiding. Sven zou zich in 2008 graag kwalificeren voor de Olympische Spelen in Peking. Alleen: dan moet hij langzamerhand wel met de voorbereiding beginnen. Dat betekent minder veldritten rijden, en dus minder geld verdienen. Het lijkt me logisch dat er dan een financiële compensatie komt van het BOIC. We hebben dat even aangekaart maar de topsportmanager heeft ons nog niet uitgenodigd voor een gesprek. Vreemd, want Sven is wel een potentiële medaillekandidaat, en zoveel hebben we er niet in België. Het lijkt alsof het BOIC alleen een structurele ondersteuning biedt, en je voor de rest op jezelf bent aangewezen. Zo kan het natuurlijk niet. Ik hoop dat er binnenkort een gesprek komt.

En in afwachting daarvan verlengt hij zondag zijn wereldtitel.

VAN DEN BOSCH: Je weet natuurlijk nooit wat er gebeurt. Anderhalve week geleden zei hij me dat zijn frisheid en explosiviteit een beetje weg waren, en werd hij in Roubaix pas vijfde. Maar de dag nadien won hij wel voor de wereldbeker in Lievin. De laatste twee weken voor het WK stond maar één cross geprogrammeerd, we hebben op training goed kunnen opbouwen. Sven zal er staan, je moet alleen afwachten hoe renners die in Zeddam pas hun derde of vierde cross rijden uit de hoek zullen komen. En dan denk ik vooral aan de Fransman Francis Mourey, een renner met klasse en veel explosiviteit, dat wordt zijn grootste tegenstander, veel meer dan Bart Wellens, Erwin Vervecken of Gerben de Knegt. In Sankt-Wendel was Mourey trouwens vierde. Tegelijkertijd is Sven meer dan ooit in staat een ronde lang in een verschrikkelijk hoog tempo te rijden. Dan kan echt niemand hem bijbenen. En het sterke is: hij bepaalt zelf waar en wanneer hij die kloof slaat. Ook in het lezen van de wedstrijd heeft hij een grote stap vooruitgezet.

Is er nog iets waarin hij vooruitgang kan boeken?

VAN DEN BOSCH: In het sprinten. Sven durft op dit moment geen spurt afwachten. Dat is het enige waaraan hij twijfelt.

JACQUES SYS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content