De correspondentie tussen Willem Elsschot en zijn “trouwe apostel” Jan Villerius gebundeld.

Zijn eerste brief begon zo: “Geachte Heer, Reeds op de h.b.s.-banken las ik met geestdrift Uw boeken en gedichten, voor zover ik ze bemachtigen kon. Nu mijn ‘Elsschot-verzameling’ compleet is, nu ik steeds opnieuw Uw werk ter hand neem, en mijn waardering daarvoor in stijgende lijn blijft bewegen, durf ik het aan, U één van de vragen die bij mij rezen rechtstreeks te stellen. (In augustus van dit jaar heb ik op Uw stoep gestaan, met kloppend hart, moet ik zeggen, want op vreemde stoepen staan is mijn fort niet; U was, helaas voor mij, met vakantie.)” Eind 1956 diende de vijfentwintigjarige Rotterdammer Jan Villerius zich op kousenvoeten bij Willem Elsschot aan met een verzoek om uitleg over een passage uit Tsjip. Het was het begin van een jarenlange pennenvriendschap. Villerius was niet alleen een bewonderaar van Elsschot, maar ook een exegeet die het werk van de schrijver van Villa des Roses, Lijmen, Het Been en Het Dwaallicht kende tot in de kleinste details.

Een vijftal dagen later antwoordde Elsschot, die de aanhef “Geachte jonge Vriend” gebruikte, in een schrijven dat meteen de toon van heel de latere correspondentie zet: “Uw brief heeft mij ten zeerste verheugd omdat hij zo sterk contrasteert met de meeste brieven die ik ontvang van sympathiserende lezers (…) Uw schrijven geeft mij de zekerheid dat u mijn stijl volkomen begrijpt en dat u niet door een tekst heendraaft omdat uw tijd zo kostbaar is, doch dat u integendeel leest met een symbolische doch sterke lens, speurend naar zwakheden. Welnu, zulke lezers – die helaas zeldzaam zijn, stel ik op prijs.”

GEWETENSVOL LEZER

Villerius was zich van meet af aan bewust van de gevaren die aan zijn positie verbonden waren. In een brief van april 1957 stelt hij zich kwetsbaar op door te overwegen dat het maar een kleine stap (“of helemaal geen”) is van “gewetensvol lezer” naar “trouwe apostel”, en benadrukt hij hoe labiel zo’n standplaats is: “Want stel, dat ik daartoe geschikt zou zijn (om over het werk van Elsschot te publiceren – nvdr.) en ik zou na nu toch een aantal domme dingen gaan verkondigen, wat zou er overblijven van deze gelukkige aanloop, wat van die ‘aangename momenten’?” Villerius’ filologische pietepeuterigheid is soms grenzeloos irritant, maar bij een schrijver als Elsschot, die gemiddeld vijftien bladzijden per jaar schreef, was hij misschien wel aan het juiste adres. Neem zijn brief aan Elsschot van 5 februari 1957: “Men heeft ontdekt dat in Vondels Lucifer geen enkel verkleinwoord voorkomt. Nu sla ik ook aan het tellen. Ik veronderstel dat Lijmen de minste zal hebben, gevolgd door Het Been en Pensioen; de meeste zullen in Tsjip en De Leeuwentemmer staan. Dit schijnbaar zinloze tellen is de moeite stellig waard als ik er nader door kan komen.” Nader tot wat? Die pedanterieën zijn Villerius later duur te staan gekomen.

Elsschotkenner Vic van de Reijt: “Gedurende jaren probeerde Villerius het grote meesterwerk over Elsschot te schrijven, maar dat is hem nooit gelukt. Ik heb zijn annotatie gelezen van een van Elsschots brieven. Ze is anderhalve keer zo lang als de brief zelf.” Wieneke ’t Hoen, die samen met Van de Reijt de correspondentie tussen Villerius en Elsschot bezorgde, is het daarmee eens: “Villerius wou teveel in het detail gaan. Hij vond het moeilijk om zijn terrein af te bakenen. Hij verstond de kunst niet om te selecteren. Je zou zo’n Elsschot-biografie kunnen ophangen aan het thema van Elsschots drie ‘s’-en: spijt, schaamte en schuldgevoel. Als je dat voor ogen hebt, kun je een belangrijk deel van Elsschots leven en werk beschrijven. Villerius kwam ook wel een heel eind verder met de stilistische analyse van Elsschots oeuvre, maar op die manier haal je het toch niet volledig.”

Sinds 1979 staat er in de zwarte kast van uitgeverij Querido een verbleekte dummy van Willem Elsschot: Brieven aan Jan Greshoff. Op de titelpagina staat de mededeling: “Ingeleid en van commentaar voorzien door Jan C. Villerius.” Het gaat om een spookboek, dat wil zeggen een boek dat wel in de aanbiedingscatalogus werd aangekondigd, maar nooit verscheen, een eerder zeldzaam verschijnsel waar elke uitgever als de dood voor is. Ook die inleiding is er nooit gekomen, want Villerius overleed in 1996, drie jaar nadat Lidewijde Paris en Van de Reijt de verzamelde Brieven van Willem Elsschot het licht hadden laten zien, inclusief de Greshoff-correspondentie. Wat was er gebeurd? Stilaan was Villerius’ leven aan het schuiven gegaan. Van de Reijt schrijft dat niet alleen toe aan Villerius’ harde oordeel over de buitenwereld, maar ook aan de sombere blik die hij wierp op zijn eigen persoon.

In een BRT-documentaire Willem Elsschot alias Fons de Ridder uit 1982 werd Villerius nog in beeld gebracht. Van de Reijt: “Hij zag er bepaald niet gezond uit met zijn rood aangelopen gezicht, zijn onverzorgde baard, hoestend en kettingrokend, hoewel hij zijn woorden toch zorgvuldig woog.” Bij verscheidene gelegenheden omschreef Villerius zichzelf als matig intelligent, een man met een beperkte belangstelling, nooit bij de tijd, aarzelend, neerbuigend denkend over zijn eigen Elsschot-essays die hij in de loop van de jaren schreef voor kranten en literaire tijdschriften. Villerius, die van zeer eenvoudige komaf was, was een bodemloos vat van faalangsten en minderwaardigheidscomplexen, obsessies die zich vanaf 1983, het jaar waarin zijn huwelijk spaak liep, manifesteerden in toenemende depressiviteit en oplopende drankzucht.

GEWELDIGE ONTDEKKING

Toen Van de Reijt eind jaren tachtig Villerius opbelde, trof hij aan de andere kant van de lijn een rancuneus man die zijn gewezen echtgenote Netty, met wie hij zo vaak bij Elsschot in Antwerpen op bezoek was geweest, ervan beschuldigde dat ze de brieven van Elsschot had ingepikt. Maar na de dood van Villerius in 1996 nam zijn ex alsnog contact op met Van de Reijt: “Ze had een geweldige ontdekking gedaan. Bij het ontruimen van Villerius’ woning in de Rotterdamse Albert Verweystraat hadden zij en haar dochter Mirjam in de ondergelopen kelder een koffer aangetroffen. En daarin zat, zorgvuldig gerangschikt en in plastic bewaard, een map met de complete documentatie van de vriendschap tussen Willem Elsschot en Jan C. Villerius. We troffen Villerius’ brieven in kladversie aan, en Elsschots brieven in de bekende blauwe enveloppen. Achttien daarvan, inclusief ansichtkaarten, waren niet eerder gepubliceerd.”

Het belang van de Villerius-Elsschot-correspondentie is niet dat je nog veel nieuws over Elsschot verneemt, eerder is het een bevestiging van de grote ernst die de schrijver in zijn werk aan de dag legde. Van de Reijt: “Elsschot wist wat zijn werk waard was. Hij heeft er altijd naar gestreefd om een zuiver en klassiek Nederlands van hoog niveau te schrijven. Vandaar ook zijn dankbaarheid als jonge Nederlandse critici hem daarin omarmden. Verder kunnen we uit de Elsschot-essays van Villerius opmaken hoe groot de geestelijke bagage van Elsschot wel was. Dit correspondentieboek haalt enkele mythes onderuit. Elsschot mag dan wel beweerd hebben dat hij geen boeken in huis had. In werkelijkheid was hij een uiterst belezen schrijver die goed thuis was in de wereldliteratuur, ook al verklaarde hij ooit aan een Duitse journalist: ‘Ik verzamel helemaal geen boeken. Bij mij thuis vind je alleen maar de bijbel en Reynaert de Vos.'”

Het zwakste punt van Villerius is volgens Van de Reijt zijn loden ernst: “Ik heb het idee dat Villerius de humor van Elsschot nauwelijks onderkend heeft. Villerius was veel te serieus. Als biograaf zou hij waarschijnlijk de mosterdverzen van Elsschot afgedaan hebben als een minder belangrijk facet van zijn oeuvre, misschien wel als een genre waartoe de auteur zijn toevlucht moest nemen om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. De waarheid is dat Elsschot ze met veel plezier geschreven heeft.”

“Elsschot leest voor – De briefwisseling tussen Willem Elsschot en Jan C. Villerius”, met illustraties en cd waarop Elsschot voorleest uit “Kaas”, Querido, Amsterdam, 160 blz., 699 fr.

Het lidmaatschap van het Willem Elsschot-Genootschap kost 3.000 frank. Secretariaat: Cyriel van Tilborgh, Lijsterbeslaan 6, 9270 Kalmthout. Leden die aansluiten bij het genootschap krijgen de briefwisseling tussen Elsschot en Villerius in een speciale editie aangeboden.

Piet de Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content