Vakbonden en werkgevers spreken almaar hardere taal. De kans lijkt klein dat de sociale partners deze herfst tot een nieuw centraal akkoord komen.

Het is stilaan een traditie geworden: een paar weken voor de officiële start van het tweejaarlijkse loonoverleg staan vakbonden en werkgevers met getrokken messen tegenover elkaar. Dit keer is dat niet anders. De werkgeversorganisatie VBO beet de spits af en provoceerde de vakbonden door het systeem van de loonindexering grondig onderuit te halen. ABVV-voorzitter Rudy De Leeuw gaf het VBO lik op stuk en lanceerde het idee van een vierdaagse werkweek, zónder loonverlies en op basis van de bestaande 38-urige werkweek. ‘Het moeten immers niet altijd de werkgevers zijn die hun voordeel doen met flexibele arbeidsvoorwaarden’, klonk het. Een opmerkelijk voorstel, dat door de werkgevers meteen als ‘populistisch’ en ‘ronduit beschamend’ van de hand gewezen werd. Een bliksemafleider misschien, want De Leeuws eerste strijdpunt blijft een koopkrachtverhoging, die er dient te komen door onder meer de brutolonen op te trekken.

Helaas, als we vicegouverneur Luc Coene van de Nationale Bank moeten geloven, is er ‘geen marge voor een koopkrachtverhoging’. De stijgende inflatie van 2008 zal zijn weerslag hebben op 2009. En dat zal de begrotingsopmaak voor 2009, een verkiezingsjaar, bijzonder moeilijk maken. Het tekort voor volgend jaar zal niet zoals eerder was gezegd 2,8 miljard euro bedragen, aldus Coene, maar wel 3,5 miljard – mede door de tegenvallende belastinginkomsten.

Coene staat niet alleen met zijn analyse. Ook KBC maakte vorige week cijfers bekend die erop wijzen dat ons land op een recessie afstevent. De banenschepping zal daardoor zogoed als stilvallen. Bovendien duiken ook voor de begroting van dit jaar, waarvan men dacht ze in evenwicht was, nieuwe problemen op. De Vlaamse regering gaat de 400 miljoen euro die ze voor de federale regering opzij had gezet voor zichzelf houden. Bovendien zullen de belastinginkomsten voor 2008 volgens een raming van de studiedienst van Financiën ruim 1,1 miljard euro lager liggen dan begroot. En dus is er geen geld voor wat dan ook.

Toch hebben de vakbonden een punt wanneer ze benadrukken dat de koopkracht fors gedaald is. In juli lagen de reële bruto-uurlonen van mannelijke arbeiders in de nijverheid 2,6 procent lager dan in dezelfde maand vorig jaar. De hoge inflatie is daar niet vreemd aan. Die maakt dat de gebruikelijke loonstijgingen niet volstaan om de koopkracht op peil te houden. De loonindexering is immers gebaseerd op de gezondheidsindex en die houdt geen rekening met de prijzen van benzine en diesel, die sterk gestegen zijn. Bovendien volgt de loonindexering de inflatie met enige vertraging, werknemers krijgen pas maanden later een hoger loon. Vandaar dat de vakbonden eisen dat de lonen opgetrokken worden tot een niveau dat de koopkrachtvermindering compenseert.

Maar dat is een gevaarlijk spoor, zo blijkt. In België zijn de lonen sowieso al sterker gestegen dan in de omringende landen, en dat is nefast voor ons concurrentievermogen. Zou het dan toch een oplossing zijn om de loonindexering eens een keertje over te slaan, zoals dat ook gebeurde in de jaren 1980 bij de devaluatie van de frank? Daar zal nog een hartig woordje over gepraat moeten worden.

door Ingrid Van Daele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content