Op 17 december zal het, bij de evaluatie van de politiehervorming, moeilijk zijn om de gebreken ervan te vergoelijken. Dat leert een rondgang in de coulissen.

De evaluatie van de politiehervorming wordt op 17 december gehouden in het Congressenpaleis, aan de Coudenberg in Brussel. Daar wordt ook een bundeling van ‘Essays over de politie en haar rol in de samenleving’ voorgesteld. Meer inlichtingen bij Politeia tel. 02-289 26 10 of www.geocities.com/politeia-congres, info@politeia.be

Er zijn geen politieagenten meer. Zij zijn nu allemaal minstens inspecteur en op sommige plaatsen zijn er alleen nog hoofdinspecteurs en belachelijk veel commissarissen. Dat zij de nieuwe politie vormen, is er vooralsnog niet aan te zien. De nieuwe zomeruniformen zullen wellicht pas klaar zijn tegen de volgende winter. Dit is vijf jaar na de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politie (zeg nooit ‘eenheidspolitie’), gestructureerd op een federaal en een lokaal niveau. Dit is ook ruim twee jaar na het koninklijk Mammoet-besluit van 30 maart 2001 dat het nieuwe personeelsstatuut van de politie bepaalde: aan de vooravond nog wel van de inwerkingtreding ervan, op 1 april 2001.

In afwachting van de nieuwe uniformen bezorgde de Dienst van de Persoonlijke Uitrusting van de Federale Politie (DPME) de federale politiediensten en de 196 lokale politiezones onlangs wel de nieuwe insignes, strepen, sterren en kronen; zelfs aan speurders die al lang geen uniform meer dragen. De handleiding geeft evenwel aan dat ‘door hun constructie de beentjes van de blauwe logo’s gemakkelijk afbreken. Het is aangeraden om uiterst voorzichtig te zijn bij het assembleren. DPME beschikt over onvoldoende reserve om kapotte logo’s te vervangen. Bijgevolg dient men de logo’s op de schouderstukken te lijmen (vb. met een lijmpistool) indien de beentjes afgebroken zijn.’ Dit is de politiehervorming ten voeten uit.

Intussen worden veel politiemensen te laat of te weinig betaald. De hervorming heeft immers het personeelsbeleid van alle 38.000 politiemensen ondergebracht in één sociaal secretariaat in Brussel en dit heeft, voorspelbaar, de grootste moeite met de verrekening van vergoedingen en toelagen. Want zo zijn er 49. Voor de individuele politieman of vrouw maken zij algauw een verschil van 250 tot 400 euro per maand. Uit schrik voor politiestakingen deden minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne (MR) en zijn gevolg, aan de vooravond van Euro-2000, nu eenmaal zoveel toegevingen aan de vakbonden dat politiemensen nu bijna voor elke extra zucht ook extra worden betaald. Het hek is van de dam. En waarom zouden de civiele bescherming en de brandweer nu minder voordelen moeten genieten?

In afwachting dat het sociaal secretariaat voortaan de politiepaperassen uit heel het land kan verwerken, wordt aan de politiezones gevraagd het geld vooralsnog zelf voor te schieten. Intussen verdienen sommige commissarissen meer dan hun korpschefs, zullen in de komende jaren nog honderden politiemensen van het middenkader onvoorwaardelijk tot commissaris worden benoemd en zijn sommige zonechefs zomaar hoofdcommissaris geworden. Maar wat gebeurt er met de wijkpolitie van wie de hervormers zoveel verwachten? Die verdient nog het minst van allemaal en zeker minder dan de leden van de interventieploegen die onder andere de ‘101’-oproepen beantwoorden. De ‘nabijheidspremie’, waarmee de hervormers aanvankelijk de wijkpolitie wilden stimuleren, geldt nu immers voor álle leden van het basiskader die contact hebben met de bevolking. Door de buurtpolitie te miskennen, wordt een van de pijlers van de politiehervorming ondergraven.

Hoewel de voor de regering vruchtbare onderhandelingen – onder leiding van veiligheidsadviseur Brice De Ruyver – de perverse effecten en de meerkosten van het Mammoet-statuut deels hebben beperkt, wordt vandaag toch bewezen dat het nieuwe personeelsstatuut ‘de confrontatie met het dagelijkse politiewerk niet met succes doorstaat. Dit statuut gaat ervan uit dat de politie functioneert à rato van 7 uur 36 per dag en dat bijgevolg de gemiddelde arbeidsduur van 38 uren per week gespreid is over vijf dagen. Blauw-op-straat dus from nine to five. Avond-, nacht- en weekendprestaties zijn dan uitzonderingen. Meer blauw moet op straat én ter beschikking van de burger zijn op de juiste plaatsen en vooral op de juiste momenten. En dat is meestal niet tijdens de kantooruren. Met de voorgeschreven organisatie van de arbeidstijd vallen geen bedrijfseconomisch verantwoorde dienstroosters uit te werken.’

Dit zei Dirk Van Nuffel, voorzitter van de Vaste Commissie van de Lokale Politie en hoofdcommissaris van de politiezone Damme/Knokke-Heist, bij een eerste evaluatie van het Mammoet-statuut, op 18 november, tijdens een studiedag van het Centrum voor Politiestudies in Leuven. En hij is niet de enige die in het openbaar kritiek heeft geuit.

Peter De Wolf, directeur-coördinator ( dirco) van de gedecentraliseerde coördinatie- en steundienst van de federale politie in het arrondissement Gent, deed – vanuit zijn scharnierfunctie tussen het federale en het lokale of zonale niveau – navraag op beide niveaus. Welnu ‘de problemen zijn dezelfde binnen de lokale en de federale component van de geïntegreerde politie (…) In plaats van de operationaliteit van de politiediensten te bestendigen, doet het statuut (of de interpretatie ervan?) afbreuk aan het potentieel tot soepel personeelsbeheer. Men wordt als politiechef, door de omstandigheden gedwongen om te denken als een boekhouder.’

Kortom, er is nu een beter betaalde maar daarom nog geen betere politie. Integendeel. Het is een Mexicaans leger geworden met meer chefs op kantoor dan soldaten op het terrein. Dit wordt zelfs beaamd door niemand minder dan Marc De Mesmaeker, de directeur van de juridische dienst van de Federale politie en, jawel, de juridische vertaler van het Mammoetstatuut. In het (enige vrij onafhankelijke) politietijdschrift Vigiles (september 2002) schrijft hij dat er ‘binnen de politiediensten in deze onvermijdelijke statutaire overgangsjaren, meer dan een zweem van groeiend individualisme, van mateloos en tergend renderend opportunisme en winstbejag (is). De omstandigheden leiden verder tot het gedogen door de overheid van toenemende en in se afkeurenswaardige gedragingen en uitlatingen van personeelsleden.’

Politiemensen jagen met andere woorden op de jobs en de diensten die de meeste vergoedingen opleveren, terwijl hun aandacht voor de openbare dienstverlening verslapt.

ZES FUNCTIES

Het koninklijk besluit van 17 september 2001 en de daarbij aansluitende ministeriële circulaire van minister Duquesne en zijn collega van Justitie Marc Verwilghen (VLD), aan wie ook de politiehervorming voorbijgaat, stelt zes functies voorop die de lokale politie moet opnemen om ‘een minimale dienstverlening ten gunste van de bevolking’ te verzekeren. Het gaat om wijkwerking, onthaal, interventie, politionele slachtofferbejegening, handhaving van openbare orde en lokale opsporing en onderzoek. Vandaag kunnen heel wat politiezones, grotendeels door het nieuwe personeelsstatuut, die zes functies niet aan.

1. De wijkwerking, voor hoger genoemde excellenties nochtans ‘de hoeksteen van een naar de gemeenschap gerichte politie’, slaat niet aan. Mede door gebrek aan een apart statuut, een beter jobprofiel en concretisering van de community policing, waarover het duur betaalde academisch gedaas maar niet ophoudt. Dit is des te erger omdat community policing (met zijn nu vooropgestelde vijf pijlers) niet uitsluitend de buurtpolitie aanbelangt en die politie opgezadeld blijft met zoveel papierwerk dat er nauwelijks tijd rest voor integrerend buurtwerk en buurtproblemen. Nochtans wordt het maatschappelijk belang hiervan dagelijks bewezen. Het wettelijk voorgeschreven minimum van 1 wijkagent voor 4000 inwoners wordt door kleine politiezones niet gehaald, en is bovendien laag voor de grote steden, indien die door wijkwerking willen bijdragen tot een goed contact met de lokale bevolking en haar veiligheid willen bevorderen.

2. Elke politiezone wordt verondersteld in elk van haar gemeenten minstens gedurende twaalf uur per dag een onthaalpunt te garanderen, ongeacht de vereiste dat elke politiezone het hele jaar door dag en nacht bereikbaar moet zijn. Ook dit kunnen de kleinere zones niet aan. Het KB dat de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie vastlegt, is dus aan herziening toe, hoewel het onthaal zowel zonaal (en straks interzonaal) kan worden georganiseerd. Het gevaar bestaat dan dat het contact tussen de lokale bevolking en de lokale politie ook daardoor afstandelijker en inefficiënt wordt.

3. Dit is tevens het gevaar bij het interzonaliseren van de interventies. Niet alleen ambulancediensten op de taalgrens, maar ook provinciale oproepcentra weten niet altijd hoe en waar zij de politieploegen precies naartoe moeten sturen. Dit wordt overigens een van de uitdagingen voor de provinciale meldkamers (Centra voor Informatie en Communicatie, CIC) van het ASTRID-communicatiesysteem voor hulpdiensten. Dit geraakt echter zeer moeilijk verkocht aan de politiezones, ondanks de inzet van de opeenvolgende regeringen die hun duur rijkswachtproject van weleer willen redden. De radiocommunicatie tussen de politiezones onderling én tussen de politiezones en de federale steundiensten verloopt vandaag zo chaotisch dat het wachten blijft tot een ramp alle tekortkomingen blootlegt.

4. Net als de interventies wordt ook de professionalisering van de politionele slachtofferbejegening wettelijk als een van de zes prioritaire politiefuncties in elke zone vooropgesteld. Bij gebrek aan middelen en mensen moet nu ook de slachtofferbejegening, in afwijking van het koninklijk besluit, interzonaal worden geregeld.

5. De handhaving van de openbare orde was vroeger een zaak van de grote steden en de rijkswacht. Het gevolg daarvan is dat veel politiezones vandaag noch het materieel noch de getrainde mensen hebben om deze nochtans basale politiefunctie te vervullen. Eerst werd gedacht dat de laterale steun tussen aanpalende zones veel zou oplossen. En anders wordt de dirco gevraagd om – via Brussel – ofwel de Dienst Algemene Reserve (DAR) te sturen of verderaf gelegen politiezones om steun (zogeheten gehypothekeerde capaciteit) te vragen. Een toenemend aantal zones staat hier echter weigerachtig tegenover. Dergelijke verplaatsingen vergen immers veel uren, die door het nieuwe personeelsstatuut zeer duur geworden zijn. Als de politiekorpsen van Antwerpen, Ninove en Gent bijvoorbeeld de zone Genk/As/ Zutendaal bijspringen omdat de aangrenzende zone Hasselt/Zonhoven/Diepenbeek geen laterale steun kan geven bij een risicomatch in Genk, dan wordt voetbal wel een dure sport voor verderaf gelegen politiezones.

Voorbeelden van die aard zijn legio en bewijzen dat ook dit onderdeel van de politiehervorming moet worden bijgestuurd. Daar zal, opnieuw door het onvermoeibare technisch en administratief secretariaat dat de politiehervorming schraagt, aan verholpen moeten worden in een zoveelste rectificerende ministeriële circulaire. De steunverlening zal worden beperkt tot binnen de provinciegrenzen en de organisatoren van commerciële evenementen zullen desgevallend voor politietussenkomsten moeten betalen. Sommigen noemen dergelijke correcties het gevolg van kinderziekten. Anderen spreken van conceptuele fouten.

Hoe dan ook wordt het opzetten van interzonale samenwerking een nieuwe poging om, op klacht van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, de politiehervorming betaalbaar en werkbaar te maken. Dit na de heronderhandelingen van het Mammoet-statuut in het restaurant Le Pêcheur in Deurle begin dit jaar, na de bespreking van de bezwaarschriften van 136 van de 196 politiezones en na de tournee van premier Verhofstadt en zijn gevolg in een aantal stedelijke en landelijke zones.

Bij het uitdokteren van de interzonale samenwerking rijst dan weer de vraag naar de plaats van de dirco. Hij wordt verondersteld de bestuurlijke politie – zowel van federaal als zonaal niveau – op arrondissementeel niveau te coördineren. Zodra er echter interzonale samenwerking komt, zien sommigen hem liever op provinciaal niveau werken, met de gouverneur als politieke hefboom.

De figuur van de dirco is overigens van meet af aan het zwakke scharnier van de geïntegreerde politie op twee niveaus genoemd.

6. Het gebrek aan capaciteit en kennis levert ook problemen op bij de gerechtelijke recherche in de zones. De hervorming betrekt de politiezones meer dan vroeger bij gerechtelijke onderzoeksopdrachten en eist daarvoor zelfs 7 à 10 procent van de operationele capaciteit van elk lokaal korps. Theoretisch alweer een goeie zaak, maar daardoor worden vele politiezones nu overbevraagd. Anderzijds klagen zowel de 27 gerechtelijke diensten in de arrondissementen (GDA) – onder leiding van evenveel dirjuds (juridische directeuren) – als de federale steundiensten in Brussel dat ook zij overbevraagd worden. Het ziet er dus naar uit dat de zones de hen opgelegde 7 à 10 procent minimale recherchecapaciteit zullen mogen afbouwen, op voorwaarde dat zij ook de uitvoering van hun gerechtelijke opdrachten interzonaal aanpakken. Dit zou dan de GDA’s vrijmaken voor andere taken. Dan zullen de respectieve procureurs des konings die bijkomende recherchecapaciteit wel oordeelkundig moeten aanwenden.

Intussen zitten ‘niet complexe economisch-financiële onderzoeken’ en ‘onderzoeken waarbij minderjarigen moeten worden verhoord’ sinds maart 2002 in een overgangsperiode, om de politiezones toe te laten in deze materies ten laatste tegen januari 2005 de nodige kennis en ervaring te verwerven. Dan nog zal de bevoegde onderzoeksmagistraat naargelang van ‘de complexiteit van het onderzoek’ beslissen of hij dit toevertrouwt aan de lokale politie of aan de GDA. Dat verhoorkamers voor minderjarigen, met inbegrip van slachtoffers van seksueel geweld, al op enkele plaatsen gesponsord worden door serviceclubs als Lions en Kiwanis bewijst nog eens hoe justitie en politie overheidstaken verkwanselen en de deur openzetten voor privé-initiatieven, met alle aberraties van dien.

STRIJDTONEEL

Zoals voorspeld verplaatst de vroegere oorlog tussen de gemeentepolitie, de rijkswacht en de gerechtelijke politie bij de parketten zich inmiddels naar een strijdtoneel tussen zones en arrondissementen enerzijds en federale diensten anderzijds. Want ook de federale diensten, of zij nu in Brussel of in de gerechtelijke arrondissementen werken, kampen met de perverse effecten van het Mammoet-statuut op de inzetbaarheid van de politie.

‘De gemiddelde beschikbaarheid van de personeelsleden is hierdoor verminderd, terwijl het nochtans de bedoeling was te komen tot een performante politiestructuur. Specifiek voor Antwerpen is het daarenboven bijzonder storend dat geen rekening werd gehouden met de centrumfunctie van een grootstad.’ Dit zei de Antwerpse procureur des konings Bart Van Lijsebeth op hogernoemde studiedag in Leuven. Vorig weekend werd hij in De Financieel-Economische Tijd bijgetreden door de procureurs van Gent, Brussel en Charleroi. Alleen de procureur van Luik vindt ‘de politiehervorming geen slechte zaak’, maar zij is dan ook de echtgenote van minister Duquesne.

Terwijl de hervorming van de lokale politie moeizaam verloopt, bijgestuurd wordt en stilaan betere perspectieven biedt, gebeurt de hervorming van de federale politie vooralsnog zonder veel coherentie. Dit kan onder meer omdat commissaris-generaal Herman Fransen zijn statuut, zoals uiteengezet in de wet op de geïntegreerde politie, minimalistisch interpreteert en het vooral bij ‘coördinatie’ houdt en de politiehervorming op federaal niveau niet echt leidt. Zijn vier directies en vijf algemene directies zijn aparte zuilen, die elk dan nog afzonderlijke kokers tellen. Dat is bijvoorbeeld te merken aan de registratie en de aanwending van de criminaliteitsstatistieken, de aanschaf en het gebruik van nieuw materieel en dergelijke zaken meer. Een aantal verantwoordelijken zit duidelijk niet op zijn plaats en bewijst dagelijks dat duur betaalde selectieproeven, hoge weddes, vergoedingen en verplaatsingen niet vanzelfsprekend kwaliteit garanderen. Het is stilaan geweten wie slecht werkt en profiteert. Soms valt zelfs het woord kleptocratie en lijkt een externe financiële doorlichting de enige mogelijkheid om bij de federale politie orde op zaken te stellen.

INFORMATIECHAOS

Maar dan nog kan de grootste hypotheek op de hervorming niet worden gelicht, zijnde de gebrekkige, ja zelfs ontbrekende informatiehuishouding. Als de politiediensten onderling nog steeds geen vlot radiocontact kunnen onderhouden, dan is het nog erger gesteld met de opmaak, de uitwisseling en de verwerking van computergegevens. Het Integrated System for Local Police (ISLP) geraakt nu pas in alle politiezones geïnstalleerd, maar er zijn problemen met de systeembeheerders en met de vorming van de gebruikers. De procedures die de verbalisant zijn opgelegd, moeten dringend worden vereenvoudigd.

En intussen geraakt de Algemene Nationale Gegevensbank (ANG) niet gevoed. Erger nog: straks kunnen tienduizenden niet-verwerkte processen-verbaal maar beter worden vergeten. Geen wonder dat de criminaliteitsstatistieken onbetrouwbaar zijn. Laat iedereen dus zwijgen over ‘het daadwerkelijk doen dalen van alle vormen van criminaliteit en het wezenlijk verhogen van de te lage ophelderingsgraad’ zoals het regeerakkoord in juli 1999 heeft aangekondigd.

En net als de Algemene Nationale Gegevensbank werken de Arrondissementele Informatiekruispunten (AIK) al evenmin. Die gingen nochtans garanderen dat bijvoorbeeld een Dutroux-affaire niet meer mogelijk was; althans niet door de gebrekkige doorstroming van politiële en strafrechtelijke informatie. Welnu, vandaag kampen ook de AIK’s met manke computeraansluitingen, met personeelstekort en met de terughoudendheid van de politiezones om het nodige personeel te leveren, omdat die zelf krap in de manschappen zitten.

Misschien kan de regering ook dit probleem nog afkopen, al heeft zij op vrijdag 6 december al beslist om nog eens 39,8 miljoen euro (1,6 miljard frank) extra aan de politiehervorming te besteden. Dit brengt de meerkosten van de hervorming, die aanvankelijk op 5 miljard frank was geraamd, vandaag op bijna 13 miljard frank. In verhouding tot de personeelsuitgaven, rest er echter weinig geld voor werking en investeringen. En dan moet nog het gerechtelijk apparaat gelijke tred houden met de politie. En dit is niet het geval.

Frank De Moor

Het is een Mexicaans leger geworden, met meer chefs op kantoor dan soldaten op het terrein.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content