De Congolese president Kabila is in België op bezoek. Hij zoekt hulp waar hij die kan krijgen.

Het Pinochet-scenario zal zich met de Congolese president Laurent-Désiré Kabila niet herhalen. Tegen hem is klacht ingediend wegens schending van de mensenrechten, en theoretisch had hij problemen kunnen krijgen toen hij vorige dinsdagavond 24 november in Brussel arriveerde. Maar er bestaat geen enkele discussie over dat Kabila, als legitiem staatshoofd van een soeverein land, diplomatiek onschendbaar is. Los van wat de klacht zelf mag voorstellen, is het wel nog de vraag hoelang Kabila staatshoofd kan blijven. Want het vergaat hem absoluut niet goed.

De rebellie die drie maanden geleden in het oosten van Congo uitbrak, heeft hem al de controle over bijna de helft van het land doen verliezen. Van zijn voorganger Mobutu Sese Seko, die hij militair het land heeft uitgejaagd, erfde hij een tot puin en chaos vervallen Zaïre, maar het schuchtere economische en sociale herstel van het nieuwe Congo is door de oorlog weer helemaal tenietgedaan. Hoop op beterschap is niet meteen in zicht. In het slechtste geval, zo wordt in diplomatieke kringen gegrapt, vraagt Kabila in Brussel politiek asiel aan.

Het werkbezoek aan België past in een Europese tournee van de Congolese president. Het volgt op een visite in Italië – en het Vaticaan – en na zijn Brussels verblijf gaat Kabila in Parijs de Frans-Afrikaanse top bijwonen. En dat laatste is al opmerkelijk, want voor Kabila was Frankrijk de laatste grootmacht die Mobutu de hand boven het hoofd hield. Nog altijd staan de Fransen in Congo in een kwaaie reuk en een tijd geleden had Congo zelfs aangekondigd dat het helemaal niets meer te maken wilde hebben met de francophonie, het verlengstuk van Frankrijks buitenlandse politiek.

Buiten Afrika heeft Kabila niet veel vrienden meer. Hij joeg de internationale gemeenschap tegen zich in het harnas door zijn manifeste obstructie van de VN-commissie die tot taak had de al dan niet vermeende massamoorden op Rwandese Hutu-vluchtelingen in Congo te onderzoeken. De Fransen hielden aan het Mobutu-avontuur een kater over, de Amerikanen hebben niet het minste vertrouwen meer in hem. “Ze deden de deur dicht en het licht uit”, aldus een diplomatieke bron. België houdt het bij een afwachtende scepsis. Brussel verwachtte veel goeds van Kabila – slechter dan onder Mobutu kon ook moeilijk -, maar allerlei kleine affaires, zoals de willekeurige aanhouding van Belgische zakenlui, vertroebelden de sfeer en leidden tot ontgoocheling.

NIETS DAN GOED NIEUWS

Toen Kabila in mei vorig jaar aan de macht kwam, was hij in belangrijke mate de zetbaas van Rwanda en Uganda. Zij hoopten dat een nieuw bewind in Kinshasa een eind zou stellen aan de infiltraties van rebellen vanuit oostelijk Congo, die de regimes in Kampala en Kigali voortdurend destabiliseerden. Maar al snel begon het Kabila-beleid erratische trekken te vertonen. Wel gingen de economie en de openbare veiligheid, toch in de steden, erop vooruit, maar de politieke structuur bleef een ondoorzichtig kluwen.

Het nieuwe regime bleek een wespennest van elkaar bestrijdende fracties te zijn. Ministers en adviseurs zijn eropuit om bij de baas in het gevlei te komen en willen hem vooral niet mishagen door hem ook het minder goede nieuws te melden. Met reden. Vorige week nog werd de integere en populaire minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken Jean-Baptiste Sondji gearresteerd nadat hij zich kritisch had uitgelaten over Kabila’s plannen voor een grondwetshervorming.

In Kinshasa de juiste gesprekspartners vinden is zo goed als onmogelijk, wat internationale contacten bijzonder moeilijk maakt. Nog altijd is niet uit te maken wie het er nu echt voor het zeggen heeft, wie tot de inner circle rond Kabila behoort – en zelfs of Kabila wel degelijk het laatste woord heeft. Ook Justine M’Poyo Kasa-Vubu kwam daar niet achter, zo blijkt uit haar boek “Douze mois chez Kabila”. Zij was nochtans minister, vooraleer ze werd gedegradeerd tot ambassadeur in Brussel en vervolgens ook uit die functie werd ontheven. Zo is het bijvoorbeeld zeer de vraag welke positie de ooit invloedrijke Gaëtan Kakudji nu bekleedt, neef van de president en minister van Binnenlandse Zaken. Hij leek uitgerangeerd na een – naar verluidt letterlijk te nemen – slaande ruzie met Kabila. Al maandenlang verblijft hij in België, maar nu maakt hij toch deel uit van Kabila’s officiële gevolg.

Kabila kon geen greep krijgen op de situatie en slaagde er niet in om zijn sponsors Rwanda en Uganda te gerieven in wat zij van hem verwachtten: het stabiliseren van hun gemeenschappelijke grensgebied. Ook de dubieuze nationaliteit van de Banyamulenge raakte niet uitgeklaard. Deze uit Rwanda afkomstige Tutsi’s die al decennia lang in oostelijk Congo wonen, worden er nog altijd niet als staatsburgers erkend. Nochtans was het nadat zij in het najaar van 1996 in opstand kwamen, dat Kabila’s succesvolle opmars kon beginnen.

Het resultaat was een nieuwe rebellie die deze zomer uitbarstte en die – dat wordt wel eens onderschat – al veel mensenlevens heeft gekost. Pas heel recent gaf Rwanda toe dat het ook troepen in oostelijk Congo had ingezet. Kampala is daar opener in; in de krant staat daar te lezen welke Ugandees benoemd is tot militair commandant in deze of gene door de rebellen in Congo gecontroleerde sector. Ondertussen financiert de oorlog zichzelf: Ugandese bedrijven kregen concessies in “bevrijd” gebied, Rwanda is dezer dagen een exporteur van goud en diamant geworden, hoewel zulks niet te vinden is in de Rwandese ondergrond, wel in de Congolese.

DE KORVEN VAN HELSINKI

Het probleem internationaliseerde nog verder toen Angola, Zimbabwe en Namibië zich met de kwestie moeiden en troepen stuurden die Kabila’s regime voorlopig konden redden. Ze hebben daar redenen voor. Angola wil te allen prijze verhinderen dat Congo weer, net als in Mobutu’s tijd, een uitvalsbasis wordt voor de Unita, het machtige guerrillaleger waarmee warlord Jonas Savimbi het regime in Luanda het leven al jarenlang zuur maakt en dat stand kan houden dankzij een intense diamantsmokkel. Zimbabwe en Namibië beroepen zich op het charter van de Ontwikkelingsraad voor Zuidelijk Afrika (SADC), dat voorschrijft dat leden moeten worden gesteund tegen buitenlandse agressie.

De Zimbabwaanse president Robert Mugabe kan zijn dure oorlog in Congo binnenlands steeds moeilijker verkopen, maar is wel gemotiveerd: de zakenkringen rond zijn regime hebben het oog laten vallen op de bodemrijkdommen van Congo. Ze hebben al een eerste resultaat binnengehaald, toen het Zimbabwaanse concern Ridgepoint de controle kreeg over een belangrijk deel van het Congolese mijnbouwbedrijf Gécamines, de melkkoe van de Congolese staatsfinanciën. Nog andere bizarre allianties kwamen tot stand toen Kabila militaire steun kreeg van Tsjaad en Sudan, met Libië als financier, en hij verder ook met uit Rwanda verdreven Hutu-extremisten uit Rwanda en Mobutu-gezinden in zee ging.

De Europese Unie vertoont weinig animo om zich in dat Centraal-Afrikaanse wespennest te mengen. Zuid-Afrika doet dat des te meer en stuurt aan op een “Afrikaanse” oplossing. Het wil dat Kabila vooreerst zou erkennen dat de Oost-Congolese kwestie niet alléén een kwestie van buitenlandse agressie is, maar dat zich daar inderdaad onopgelost gebleven lokale problemen stellen. Want het lijkt wel degelijk de bedoeling om het conflict uiteindelijk via onderhandelingen en niet militair tot een oplossing te brengen. Maar dat proces vergt tijd.

Mede om zijn positie daarin te verstevigen, zoekt Kabila nu steun in Europa. In een interview met de krant Le Soir vorige week, vroeg hij zich quasi-vertwijfeld af waarom België zo “lethargisch” blijft tegenover Congo. Op nieuwe bilaterale afspraken moet hij echter niet hopen. In Brussel zal hij een gedistantieerde welwillendheid vinden, een houding die België tegenover alle partijen aan de dag probeert te leggen. Tot nu toe met succes.

Opdat België met alle betrokkenen on speaking terms zou blijven, wordt iedereen gelijk behandeld. Gaat er humanitaire hulp naar Kinshasa, dan ook naar het door de rebellen gecontroleerde gebied in Oost-Congo. Werden de Ugandese president Yoweri Museveni en de Rwandese sterke man Paul Kagame bij bezoeken aan Brussel door koning Albert ontvangen, dan Kabila ook. Zo wil de Belgische diplomatie er in Centraal-Afrika de idee van een Grote-Merenconferentie doordrukken. Ze begint stilaan vorm te krijgen. De werkwijze daarvan spiegelt zich aan de conferentie van Helsinki waarmee in 1972 de Koude Oorlog begon te ontdooien, met globale, in thematische “korven” opgedeelde gesprekken.

Een van die korven wordt ongetwijfeld de democratie. Meteen verkiezingen eisen van Kabila is er niet direct bij. Maar een uitbreiding van zijn bewind naar een meer representatieve regering is al een begin. Daarin moet ook de interne oppositie in Congo een plaats krijgen. Kabila liet via Le Soir begrijpen dat hij de idee niet ongenegen is. Het is een zoveelste teken dat hij beseft dat hij het in zijn eentje niet meer redt.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content