Walter Pauli

De dioxinemiljarden van de Belgische overheid zullen niet zozeer de boeren als wel de industrie helpen, de veevoedersector voorop. Uitgerekend die bedrijven die de dioxinecrisis hebben veroorzaakt, passeren nu langs de kassa.

In de afwikkeling van de dioxinecrisis viel er zowel groot als klein nieuws te rapen. Het grote nieuws was dat regeringscommissaris Freddy Willockx van de Europese Commissie het fiat kreeg voor de opkoop- en vernietigingsregeling van de Belgische regering. Tot het kleine nieuws behoorde de mededeling vorige week maandag dat een 29-jarige boerin uit Diksmuide zelfmoord had gepleegd. Met de dioxinecrisis zag ze niet meer hoe ze de schulden voor haar nieuwe – dure – varkensstallen zou kunnen aflossen. En ook al kwamen er nog geen andere, even dramatische meldingen, voor veel landbouwers dreigt inderdaad een financiële strop. De wanhoop is algemeen.

Niet dat de Belgische regering op haar geld bleef zitten. Eind juni al keurde de regering- Dehaene voor drie miljard frank aan opkoopmaatregelen goed. Nu mag de regering- Verhofstadt van Europa nog eens voor vijf tot zes miljard frank aan voorraden opkopen. Daarnaast komen er overbruggingskredieten voor landbouwbedrijven die niet geblokkeerd werden maar die door de dioxinecrisis wel met onverkoopbare voorraden zitten. Ten slotte zijn er goedkope leningen voor alle landbouwbedrijven waarvan de omzet in juni met minstens dertig procent is gedaald. Al bij al niet weinig voor een coalitie die vertrok met veel nieuwe – en vaak dure – paarse plannen; voor een regering die, zonder dioxinecrisis, landbouw zeker niet bovenaan haar agenda had geplaatst.

Als tegenprestatie eist de overheid dat de pluimvee- en varkensproductie met twintig procent inkrimpt. Om hierbij sociale drama’s te vermijden, werkt de Vlaamse minister van Landbouw Vera Dua (Agalev) aan een “paarse handdruk” voor landbouwers die willen stoppen, en ook dat zal centen kosten. Maar dat mag, want Dua heeft bij die operatie ook oog voor de vermindering van de vermaledijde mestoverschotten.

En toch blijft de landbouwsector grommen en voelen de boeren zich in de steek gelaten. Al had Freddy Willockx van Europa het dubbele verkregen, zouden de boeren dan niet zijn blijven klagen? Of stookt de Boerenbond haar achterban op tegen een regering waarin haar politieke vrienden nu eens niet de lakens uitdelen?

AARDBEIEN EN PAPRIKA’S

Was het maar zo triviaal. Het zit dieper. In de landbouw sluimerde een structurele crisis en de dioxineramp maakte die ineens erg acuut. Veel landbouwers hadden de putten van vorige rampjaren (varkenspest, BSE, crisis in de tuinbouw) nog niet goed gevuld toen de dioxineklap erbij kwam. Er was dus geen financiële marge meer. Dat zorgt overal voor felle onrust, en dus voor boze belangenbehartigers. De Boerenbond en het Vlaams Agrarisch Centrum (VAC), twee organisaties die elkaar meestal in de haren vliegen, maken nu (deels) dezelfde, alarmerende analyse.

Koen Dhoore van het Vlaams Agrarisch Centrum (VAC): “Het inkomensverlies is desastreus. Niet alleen in de landbouw, maar ook in de tuinbouw, terwijl daar helemaal geen dioxineprobleem is. Maar niemand kan uitvoeren, want Belgische producten zijn nergens meer gewenst. We maken een ramp mee in de aardbeienteelt, de tomatenkweek, de bessen, de paprika’s, noem maar op. Dat zijn seizoensgebonden teelten. De opbrengst van een beperkt aantal weken bepaalt het jaarinkomen. En die is vandaag bijna nihil. Belgische tomaten, Belgische aardbeien, het buitenland moet er niet meer van weten.”

Of dat verhaal van die Belgische stier. Drie jaar terug koopt een boer uit de Pyreneeën hier een fokstier. Drie jaar lang verblijft het beest in Frankrijk, eet het Frans voeder. Onlangs bood de boer de stier bij het slachthuis aan, maar daar werd het beest botweg geweigerd. Hij is namelijk “un Belge”. Grote woede bij de eigenaar, maar de man trok zijn woorden snel in: “Je hebt geluk dat we geen beslag leggen op alle afstammelingen van je stier. Die hebben ook Belgisch bloed.”

Maar niet alleen een verkrampte buitenlandse reactie doet de Belgische landbouwers bloeden. In eigen land verdienen sommigen mooi geld aan de dioxinecrisis. Roger Saenen van de Boerenbond somt de winnaars op: “Groep één bestaat uit de handelaars. Hier kopen ze zogenaamd ‘onverkoopbare’ dieren op tegen 18 frank per kilo. In Nederland of Frankrijk verkopen ze die dan tegen 40 frank. Die mannen verdienen dus riant aan het ongeluk van de landbouwers. En in de Belgische winkels merk je weinig of niets van de lage vleesprijzen. Niet de slager steekt dat verschil op zak, maar de tussenhandel.”

“Twee: de zuivelnijverheid. In juni hebben de melkerijen – ook de coöperatieve – op eigen houtje beslist om de boeren twee frank per liter melk minder te betalen. En dat terwijl de Belgische zuivel nauwelijks getroffen was door de crisis. Maar ze vreesden problemen, en berekenden daarom een mogelijk toekomstig verlies alvast door. Aan de boer.”

“Drie: de slachthuizen. Zij ontvangen het gros van de miljardensteun, het geld voor de overtollige stocks. Niet de boeren. Die krijgen wat voorschotten of goedkopere leningen, om hun schuldeisers te kunnen betalen.”

Het hoge woord is eruit, het cruciale begrip genoemd. De schuldeisers. De landlords zonder naam of gezicht. De anonieme oorzaak van de wanhoopsdaad van die jonge vrouw uit Diksmuide. Toch zijn het doorgaans niet de zware investeringen die de landbouwers parten spelen. De relatieve welwillendheid waarmee de KBC (met de voormalige Boerenbond-bank Cera) met Freddy Willockx aan tafel zat, illustreert dat de bankiers het spel niet nodeloos hard willen spelen. Of is het: kunnen spelen? Is het niet zo dat de voormalige Cera aan veel landbouwers eigenlijk een te hoge lening toestond, en dat die gevaarlijke politiek de bank nu in slechte papieren heeft gebracht? Saenen: “Het klopt dat een bank in theorie een groter risico neemt met een lening voor bijvoorbeeld een stal dan voor een gezinswoning. Kun je je rijhuis in Brussel niet afbetalen, dan recupereert de bank dat geld door die woning te verkopen. Maar een stal krijg je bijna niet verkocht, zeker niet voor een goede prijs. Maar juist daarom zijn de meeste leningen in de landbouw ook herverzekerd bij het Vlaams Landbouw Investerings Fonds (VLIF). De premie is hoog, maar het risico is wel geneutraliseerd. De leningen zijn het probleem niet. Wat de boeren fnuikt, is een gebrek aan liquiditeiten.”

ALS MODERNE BARONNEN

Cash geld is nodig om de voornaamste schuldeisers af te betalen. Dat zijn de leveranciers van veevoeders en van jonge dieren. Vaak, heel vaak, zijn dat dezelfde industriële groepen. Men spreekt dan van integratoren, met een harde en een zachte variant. Zogenaamd zachte integratie – de specialiteit van Boerenbond-dochter Aveve – werkt met prijsgarantiecontracten. Juridisch blijft de landbouwer eigenaar van zijn erf en zijn dieren. Hij sluit wel een algemeen contract af met afspraken over veevoeder, dieren, mest, prijzen, noem maar op. Zo’n vrije landbouwer is dus de facto gebonden.

De harde integratie – en als parlementslid heeft Vera Dua zeker dit model bekampt – bestaat vooral in Oost- en West-Vlaanderen en gaat nog een stap verder. Veevoederfabrikanten heersen als moderne baronnen over een hele streek. Zij leveren niet alleen de veevoeders en de dieren. Zij bezitten ook het transport, de slachthuizen, en als het even kan ook de boerderijen en kwekerijen. De klassieke “boer” is slechts een werknemer bij de agro-industrie. Tijdens de dioxinecrisis waren sommige integratoren niet uit het nieuws te branden – De Brabander, Versele-Laga, Dosche -, anderen hielden zich meer op de achtergrond, zoals Vanden Avenne, of de West-Vlaamse reus Danis. Als zij naar buiten komen, is dat vaak achter de banier van hun beroepsvereniging, het intussen overbekende Bemefa, de Beroepsvereniging Mengvoederfabrikanten. Het is via deze bedrijfstak dat de dioxinecrisis haar verwoestende verspreiding kende. Maar het zijn deze bedrijven niet die het gelag betalen. Want hoewel het handelsinformatiebedrijf Graydon Belgium de faillissementen in de zogenaamd “dioxinegevoelige” sectoren zag stijgen, ontsnapte Bemefa aan een ramp. Deze statistiek zweeg nochtans ook over gewone landbouwers.

Dat kan ook niet anders, legt Roger Saenen uit: “Bij gewone zelfstandigen kan je tellen hoeveel BVBA’s of NV’s de boeken neerleggen. In de landbouw – vaak familiale bedrijven zonder rechtspersoon – zijn zulke precieze gegevens er niet. Een faillissement voltrekt zich hier anders. Landbouwers zullen alles verkopen, een private regeling treffen met de schuldeiser, in de hoop de afbetalingen nog tijdens hun leven rond te krijgen. En verder zwijgen ze.”

“Maar een andere telling maakt wel duidelijk dat de sector een cruciaal punt heeft bereikt. De totale som van achterstallige facturen aan veevoeders is vandaag even groot als de totale waarde van de veestapel. Met andere woorden: de opbrengst van het vee volstaat amper voor één groep schuldeisers. De eerste groep, want dieren kunnen geen dag zonder voeding. Zo krijgen zij de landbouwsector in hun greep. Op dit ogenblik vindt een geruisloze ruil plaats. Veel landbouwers gaan in op het aanbod van de veevoederfabrikanten. Ze verkopen hen hun hoeve als aflossing van de schuld, blijven er wonen als werknemers, geven hun zelfstandigheid op. Daar komt soms zelf geen papier aan te pas. Een mondeling akkoord volstaat. En naar buiten zwijgt iedereen als het graf.”

Maar zelfs de berichten op fluistertoon doen het ergste vermoeden. Saenen: “Het hoofdbestuur van de Boerenbond heeft woensdag beslist om per provincie twee consulenten vrij te maken met één taak: die geruchten opvangen en filteren, en dan discreet huisbezoeken afleggen bij landbouwers waarvan we vermoeden dat ze in zware problemen zitten.”

HULP IN MOEILIJKE TIJDEN

Inderdaad merkt iedereen in de sector dat er, in alle stilte, een grote hold-up plaatsvindt op de zelfstandige landbouwers. Goed, geen integrator die het spel echt grof speelt, die klanten het mes op de keel zet met deurwaarders en gerechtelijke trammelant. Maar ook in de landbouw is de zachte, listige methode vaak de efficiëntste. Geen betere illustratie van die strategie dan het jongste nummer van het vakblad Landbouwleven. Op de meest gelezen pagina – die met de prijzen voor vee en gewassen – prijkt een oranje advertentie van Danis. Deze mega-integrator heeft niet de gewoonte veel te adverteren maar doet dat nu wel. De tekst is een nauwelijks gecamoufleerde sirenenzang voor landbouwers in een uitzichtloze situatie: “Wij werken graag met U als het goed gaat. Ook in moeilijke tijden kan U op ons rekenen! Méér dan ooit moet de varkenssector kunnen rekenen op partners die rentabiliteit met kwalititeit en veiligheid verbinden. Danis. 051/74.49.51.”

Minister Dua erkent het probleem: “Ik hoor inderdaad dat integratoren hun ronde doen en proberen mensen onder contract te krijgen. Maar er zijn ook zelfstandigen die de integratoren vrijwillig opzoeken om hun diensten aan te bieden. En wie ben ik om die mensen te veroordelen? Ik kan goed begrijpen dat zij in het grote voordeel van risicospreiding een oplossing zien voor de problemen die zich nu aandienen.”

Maar in deze context van financiële problemen moet men geen kei in logica zijn om te begrijpen dat aan Dua’s paarse uitstapregeling een zwarte rand zit. Is dit geen argument voor noodlijdende zelfstandige landbouwers om ermee te kappen? Maakt de groene minister zo niet de weg vrij voor een nog steviger monopolie van die integratoren? Vera Dua blijft voorzichtig: “Ik kreeg ook al brieven van contractanten die willen stoppen. Het gaat dus niet a priori om zogenaamd ‘kleine boeren’. Intuïtief heb ik het gevoel dat vooral oudere boeren zullen ophouden, of landbouwers die ertegen opzien om nog zwaar te investeren, of dat niet meer kunnen. Dan heb je nog de groep die sowieso zou stoppen maar dat nu even uitstelt omdat er straks een betere financiële regeling is. Maar toegegeven, er bestaat een risico dat deze handdruk vooral zelfstandige landbouwers over de streep zal trekken.”

Dat het niet om een theoretisch dispuut gaat, maakt Luc Mouton duidelijk. Mouton runt een kippenkwekerij in Knesselare. Hij hoort bij de eerste groep die een dioxinedreun incasseerde. Eerst raakten de kippenkwekers hun vlees aan de straatstenen niet kwijt, daarna investeerde Bemefa mee in een gegarandeerde minimumprijs van 19 frank per kilo kippenvlees (terwijl de prijs altijd schommelt, vaak rond de 28 à 29 frank). Die minimumprijs, zo besliste Bemefa, was ineens ook het maximum. Mouton: “Het gaat om veel geld. In mijn stal zitten 20.000 kippen. Een kip is slachtrijp als ze twee kilo weegt. Dat maakt dus 40.000 kilo. Als ik in plaats van 29 frank ineens maar 19 frank krijg, dat verlies ik in een klap 400.000 frank. Dat geld is weg, ik kan dat op geen enkele andere wijze nog recuperen.”

Een aantal veevoederfabrikanten had trouwens niet gewacht op dat prijsakkoord. Mouton: “Tijdens de eerste crisisweken, toen je per kilo hoogstens een frank of 6 kon verdienen, deden die mannen hun ronde: ‘Bij mij krijg je 12 frank, of 17, maar dan moet je hier wel je veevoeder afnemen.’ Misschien waren er voor de dioxinecrisis nog een paar zelfstandige kwekers, maar nu is ook de laatste verdwenen.”

Ook Luc Mouton zelf. Hij schakelde al een paar jaar geleden over op het systeem van prijsgarantie. Zelfstandigen, betoogt Mouton, worden vroeg of laat fijngemalen. Een voorbeeld. “Die integratoren leveren niet alleen het voeder, ze bezitten ook de slachthuizen. Daarmee hebben ze een sleutelrol in handen. De slachthuizen verwerken alleen kippen tussen 2 en 2,5 kilogram. Hun productieproces is niet berekend op zwaardere dieren, de consument wil ook geen dikkere billen. Jonge kippen winnen dagelijks 60 tot 70 gram aan gewicht en moeten dus geslacht worden rond de zes weken, en veel speling is er niet. Wel, als je niet samenwerkt met die integratoren, dan komt er een dag dat je je kippen niet op het juiste ogenblik in hun slachthuis krijgt. Een vrije kweker moet al héél waterdichte afspraken kunnen maken met zo’n slachthuis, of anders valt hij er eens tussenuit en kan hij zijn hele kweek vernietigen. Dan ziet hij geen frank.”

Als er in deze dioxinecrisis dus al winnaars zijn, dan horen zeker de bedrijven achter Bemefa daar bij. Mouton: “Zij lijden alleszins geen verlies. Zij hebben vandaag veel openstaande rekeningen, dat wel. Maar als de staatssteun er komt, kunnen wij onze schulden bij hen aanzuiveren. Dan heeft Bemefa er geen frank bij ingeschoten. Intussen zeggen ze wel: ‘Wij helpen u.’ Ze bedoelen: ‘Wij binden u.’ “

Walter Pauli

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content