In zijn nieuwe essay Tijd – Hoe tijd en mens elkaar beïnvloeden analyseert de bekende Duitse filosoof Rüdiger Safranski tien verschillende aspecten van de tijd. ‘Alles speelt zich nu af in de tegenwoordige tijd.’

Al zijn boeken hebben in Duitsland op de bestsellerlijsten gestaan. Behalve een aantal gerenommeerde biografieën over Schopenhauer, Nietzsche, Heidegger, Schiller en Goethe schreef Rüdiger Safranski (°1945) ook essays over de Duitse romantiek en de globalisering.

In zijn nieuwe essay Tijd – Hoe tijd en mens elkaar beïnvloeden analyseert hij tien verschillende aspecten van de tijd, beginnend met de tijd van verveling en via de kosmische tijd eindigend met de eeuwigheid: ‘Tijd is een gigantisch thema’, aldus Safranski, die zijn boek pas begon te schrijven toen de dramaturgie van het onderwerp hem helder voor ogen stond. ‘Voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid kun je gelijktijdigheid tussen ruimtelijk ver van elkaar gelegen punten echt beleven. Dat is een absolute revolutie, zoiets is er nooit eerder geweest.’ We spraken met Safranski in Berlijn.

U pendelt graag tussen biografische en thematische boeken. Na uw Goethe-biografie pakte u de tijd aan.

RÜDIGER SAFRANSKI: Ja, dat pendelen bevalt me zeer. In mijn biografische boeken rijzen vragen die ik in mijn thematische boeken uitwerk, terwijl mijn thematische werken mijn biografieën bevruchten. De research voor mijn boek Het kwaad (1997) heeft zeer inspirerend gewerkt op mijn Nietzsche- en Heidegger-biografieën. Maar de ene biografie kan ook de andere uitlokken. Nadat ik een boek over Schiller en de vriendschap tussen Schiller en Goethe geschreven had, besefte ik dat er ook nog een Goethe-biografie moest komen. Tijdens het schrijven van mijn Heidegger-biografie maakte ik veel notities over het fenomeen tijd. Toen al wist ik dat het moment zou aanbreken om daarover een boek te schrijven.

Bent u een gedisciplineerd werker, iemand die soeverein met de tijd omgaat?

SAFRANSKI: Ik heb het geluk een vrije schrijver te zijn, ik kan mijn tijd zelf indelen. Dat is een privilege, maar misschien juist daardoor leg ik me een streng ritme op. Als je zo vrij bent als ik, moet je de ontbrekende druk van buiten compenseren door een innerlijke discipline. In de voormiddag schrijf ik drie à vier uur, in de namiddag ga ik nog eens twee of drie uur door. Als ik aan het schrijven ben, neem ik de telefoon niet op en kijk ik niet in mijn mailbox. Pas als je gedragen wordt door de regelmaat, schiet het werk op. Dat is een heel aangenaam gevoel.

Is dat routine?

SAFRANSKI: Ja, dat is een aangename routine. De definitieve tekst tik ik op de computer, behalve de moeilijke passages, die schrijf ik met de hand. Die regels moeten als het ware uit het lichaam komen. Zo ontstaat een vermenging van schrijven met de hand en aan de computer. Al mijn boeken zijn in één ruk geschreven. Ook de tien hoofdstukken van mijn boek over de tijd heb ik afgewerkt in de volgorde waarin de lezer ze leest.

Het grootste probleem in onze samenleving is de gelijktijdigheid van de gebeurtenissen, zegt u in Tijd. Chronos of de tijd vreet niet alleen zijn kinderen, maar ook de ruimte op?

SAFRANSKI: Dankzij de moderne telecommunicatie en de televisie kun je voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid echt gelijktijdigheid tussen ruimtelijk ver van elkaar gelegen punten beleven. Dat is een absolute revolutie, zoiets is er nooit eerder geweest. De afstand wordt opgeheven. Dat gaat gepaard met een enorme overbelasting van onze observatiemogelijkheden. De toevoer van prikkels wordt almaar groter, terwijl de mogelijkheden om als individu in het gebeuren in te grijpen beperkt zijn. Die overbelasting zorgt voor een fundamenteel gevoel van stress, hysterie en zelfs paniek. Dat tekent onze samenleving, die zeer verontrust en onrustig is.

Het fenomeen van de gelijktijdigheid behoort tot de grootste politieke en maatschappelijke uitdagingen van onze tijd. Vroeger waren er ook burgeroorlogen en vluchtbewegingen, maar dat er in de laatste jaren zulke grote volksverhuizingen plaatsvinden, hangt samen met de beelden die globaal worden verspreid. Zelf krijgen we beelden te zien over ellende en conflicten in verre landen, maar de volkeren in die landen krijgen ook te zien hoe goed wij hier leven. Die beelden trekken de mensen aan. We staan aan het begin van een enorme volksverhuizing. In Afrika zouden vijftig miljoen mensen liever vandaag dan morgen naar Europa komen.

Ook het terrorisme behoort tot de globale risico’s. De media worden onvrijwillige handlangers van de terroristen, want ze verspreiden het gevoel dat het gevaar alomtegenwoordig is, in openbare gebouwen, stations en luchthavens. De veiligheidsmaatregelen die aanslagen moeten verhinderen, waarschuwen ons voor de permanente dreiging waaraan we zijn blootgesteld. Die voorzorgsmaatregelen beperken onze vrijheid, maar in de regel zijn we bereid die prijs te betalen.

U benoemt de verbinding tussen de gelijktijdigheid van tijd en ruimte met het neologisme glokaliteit.

SAFRANSKI: Tot in de negentiende eeuw leefde het individu ruimtelijk op een klein eiland dat omgeven was door een gigantische oceaan van verleden tijd. Toen Friedrich Schiller vernam dat men de Franse koning zou terechtstellen, wilde hij naar Parijs afreizen om het Franse volk van dat voornemen af te houden. Maar toen hij op het punt stond dat voornemen in praktijk te brengen, was het al te laat. Nu speelt alles zich af in de tegenwoordige tijd. Vroeger beschermde de ruimte de mens voor de ervaring van de gelijktijdigheid. Dat die dam nu doorbroken is, is een fundamentele ervaring met geweldige maatschappelijke en psychodynamische gevolgen.

Daarbij komt het existentiële probleem dat wordt uitgelokt door de technische reproduceerbaarheid van beeld en klank. We hebben het gevoel dat we op een bepaald niveau het verleden – het onomkeerbare van de tijd – overwonnen hebben. Wat ik nu op je recorder inspreek, kun je later opnieuw beluisteren, hoewel het tot de verleden tijd behoort. De aura van het vergankelijke verdwijnt. We hebben een replay-toets. Langzamerhand sluipt het gevoel binnen dat je het verleden – schijnbaar willekeurig – tot heden kunt maken. Maar een existentieel basiselement van ons leven is dat het zelf vergankelijk is, dat wijzelf vergaan, net als de realiteit die ons omgeeft. Dat we een bepaald deel van ons leven kunnen fixeren en altijd weer kunnen oproepen, heeft tot gevolg dat we de zekerheid van de vergankelijkheid van ons eigen leven een tijdlang kunnen verdringen.

In zijn Confessiones bekende Augustinus dat hij wist wat tijd was, zolang men hem niet vroeg om dat fenomeen uit te leggen. Noodgedwongen grijpen we naar metaforen om over de tijd te kunnen praten. Is het gevaar niet groot dat we door het gebruik van metaforen onnauwkeurig gaan filosoferen?

SAFRANSKI: Je hebt metaforen nodig, maar je moet ze onder controle houden. Je moet jezelf duidelijk maken wat je ermee wilt en bedoelt, je mag je er niet door laten meeslepen. De tijd vliegt, de tijd stokt, je moet hem doden… Maar als je goed over die metaforen nadenkt, krijg je ook toegang tot de tijdbeleving. In de metafoor steekt de manier waarop je tijd ervaart. Als je goed bezig bent, als je initiatieven neemt en iets met overgave doet, vliegt de tijd. Maar ook dat gevoel is een dun weefsel waar we de tijd nog altijd doorheen kunnen zien schemeren. Om het vliegen van de tijd te kunnen beleven moet de werkelijkheid op de achtergrond als contrast aanwezig blijven, anders kun je de magie van de snel verstrijkende tijd niet ervaren. De tekst van Augustinus uit het elfde boek van de Confessiones zit vol metaforen. De metafoor van het lied dat Augustinus aan het thema ’tijd’ wijdt, bekleedt er een centrale plaats in. Wie een lied vanbuiten kent en op het punt staat het te zingen, rolt het als een soort lint uit zijn hoofd en trekt het in de tijd. God of de heer van de tijd houdt de tijd bij elkaar. De zanger verhoudt zich tot zijn lied zoals God tot de tijd. Dat vind ik een zeer mooi en geslaagd beeld.

Over de verveling zegt u dat we ze alleen maar echt kunnen ervaren als ze in contrast staat met een permanente innerlijke rusteloosheid en dat we dat soort verveling kunnen samenvatten in de vraag: ‘Moet ik vandaag alweer doen wat ik zelf wil?’ Hebt u die vorm van verveling al eens ervaren?

SAFRANSKI: Ik kan me die kwelling zeer goed voorstellen, maar ik heb er zelf geen last van. In de verveling voel je de tijd tot op het bot, omdat hij niet verstrijkt. In de slapeloosheid kun je kennismaken met de marteling van de lege tijd. Maar verveling kun je je ook voorstellen als een ervaring die je kunt koppelen aan een gevoel van welbehagen, van ontspanning, van meditatie. Dat is misschien de positieve kant van de verveling, al kunnen wij daar in onze cultuur minder goed mee omgaan dan mensen uit oosterse culturen. Wie yoga beoefent of iets van het boeddhisme begrijpt, kan een vorm van leegheid gaan waarderen. Wij in het westen reageren daar snel met paniek op. We zijn zo dynamisch en activistisch georiënteerd dat het ons niet gemakkelijk valt om daarmee om te gaan.

U kijkt ook wel eens naar de televisie. Vindt u dat geen tijdverlies?

SAFRANSKI: Tien jaar geleden hebben mijn vrouw en ik de televisie afgeschaft. Maar als je een computer hebt, komt de televisie weer langs de achterdeur naar binnen, of je dat nu graag hebt of niet. Maar we kijken zeer weinig tv, gewoon omdat er maar weinig interessants te zien valt. Ik kijk naar het journaal en de Champions League.

DOOR PIET DE MOOR IN BERLIJN

‘In de slapeloosheid kun je kennismaken met de marteling van de lege tijd.’

‘De media worden onvrijwillige handlangers van de terroristen, want ze verspreiden het gevoel dat het gevaar alomtegenwoordig is.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content