Over de wenselijkheid van een Amerikaanse inval in Irak zijn de meningen in Israël verdeeld. Hoe zal het Midden-Oosten eruitzien na een oorlog? Om hun positie in de regio te verstevigen, hebben de Israëli’s Turkije in de arm genomen.

Foto’s Maria Fialho

De avond van de verkiezingsdag, dinsdag 28 januari, hadden de Israëlische politieke partijen her en der in Tel Aviv hun overwinningsfeesten georganiseerd. Omdat de uitslag – een massale overwinning van rechts (de Likoed van premier Ariel Sharon en wat rechts daarvan gedijt), een onafwendbare nederlaag van de Arbeiderspartij en de ‘linkervleugel’, en de opkomst van de opportunistische ’tegenpartij’ Shinui – van tevoren bekend was, hadden de organisatoren de kans gehad om de omvang van hun feestlokalen aan te passen aan de vereisten. Zo was de bescheiden tent van de Arbeiderspartij net groot genoeg voor de media en een tiental partijmilitanten, terwijl Likoed de grote middelen had gemobiliseerd en echte kolonisten had laten overkomen uit de Bezette Gebieden. Die konden dan, bij het bekendraken van de cijfers, echt uit de bol gaan, zoals kolonisten dat kunnen die carte blanche hebben gekregen.

De volgende dag lag de belangstelling, behalve bij de problemen van een regeringsvorming (de paradox: hoe kan Sharon na een zo grote overwinning nog een regering samenstellen die echt kan regeren?) alweer bij de problemen van het moment. Dat was de komende oorlog tegen Irak en wat die voor Israël kan betekenen. De gasmaskers zijn al lang uitgedeeld. Zelfs een paar aan Israëlische Arabieren, zeggen voorstanders van de oorlog. De logica is dat Saddam Hoessein, als hij wordt aangevallen door de Amerikaanse troepen, zich zou kunnen wreken door raketten met chemische of bacteriologische koppen naar Israël te schieten. Men rekent dan uit dat bijvoorbeeld Jeruzalem daarvan minder last zou kunnen hebben dan Tel Aviv. Omdat Jeruzalem geen evident doelwit is voor de moslimwereld, en ook omdat het hoger ligt. Maar of dat voor de Palestijnen van de Westoever of de Gazastrook ook zo geldt, is een stuk minder duidelijk. De bestaande oorlog gaat immers voort, hard tegen hard, leger tegen burgerbevolking, soldaten tegen olijfbomen, in afwachting dat de virtuele – de komende Amerikaanse – oorlog tegen Irak het Midden-Oosten zal veranderen.

AMERIKA LATEN PROBEREN

De meningen zijn verdeeld. Een sterk kamp vindt dat een Amerikaanse aanval op Irak een goed ding zou zijn voor Israël. Saddam Hoessein uitschakelen, betekent een vijand minder te midden van die grote bedreiging. Daar kan alleen goeds van komen.

Een ander kamp, waar professor Stuart Cohen van de Bar Ilan-universiteit toe behoort, is daar ver van zeker van. Wat zal er gebeuren als Irak sneuvelt? Zal dat Iran niet versterken? Hoe zullen de Turken reageren op veranderingen in Irak, als de Koerden in beweging komen? Zo wordt alles erg ingewikkeld, en er is geen enkele garantie dat een democratisch Irak, in de versie van Bush, vriendelijker zal zijn ten opzichte van Israël dan een ondemocratisch Irak. Welke terugslag kan er komen in termen van fundamentalisme, en hoe kan dat de Palestijnen in Israël beïnvloeden, en die in de Palestijnse Autoriteit? ‘Misschien moeten we niet zo happig zijn op een Amerikaanse aanval op Irak’, zegt Cohen. ‘We zijn niet bang dat Irak Israël nu serieuze schade gaat berokkenen. Als het daar al de mogelijkheden voor heeft, dan zijn die wel erg klein. Maar hoe zou het Midden-Oosten er uitzien op de lange termijn, na een aanval op Irak?’

Zal de oorlog het Midden-Oosten veranderen? Op dat punt lijken Israëli’s die aan geopolitiek knutselen sceptischer dan de Amerikaanse christelijke kruisvaarders die meteen de Arabische wereld willen democratiseren, eerst Irak en daarna Saudi-Arabië.

Professor Efraim Inbar, die aan Bar Ilan met strategie bezig is, vindt het een prima idee dat de zeer gevaarlijke Saddam Hoessein zou worden opgeruimd, ‘want alles is beter dan Saddam Hoessein, en Irak kan er alleen maar beter van worden’. Een nieuwe dictator zou wellicht eerst even de tijd nemen om zijn heerschappij te vestigen en te versterken, vooraleer zijn buren lastig te vallen, en na de avonturen van zijn voorganger gevoeliger zijn voor Amerikaanse argumenten inzake massavernietigingswapens. ‘Zo kunnen we misschien enkele jaren winnen’, zegt Inbar, ‘en tijd winnen is oké.’

Bovendien, als de Amerikanen denken dat ze het Midden-Oosten kunnen ombouwen, waarom ze niet laten proberen? Inbar: ‘Die Arabische leiders, zoals Saddam, zijn heel sterk in het aan de macht blijven, een revolutie vanuit het volk is ongehoord in het Midden-Oosten. Is het dan zo erg als de Amerikanen proberen daar wat democratie in te brengen? Moslims zijn niet gedoemd om in dat soort regimes opgesloten te blijven. Kijk naar de monarchieën: behalve Saudi-Arabië staan die vaak meer open voor ideeën. Zelfs sjiitisch Iran, dat zeer open is, vergeleken met de Arabische wereld. Dus waarom het niet eens proberen? De Arabische wereld staat er toch al zo slecht voor dat het niet veel erger kan.’

‘De opkomst van de radicale islam is het resultaat van een totale mislukking van de Arabische wereld om de elementaire basisbehoeften van hun burgers te voldoen. Als religieus mens heb ik sympathie voor hun binnenlands programma: corrupte regimes opruimen, een rechtvaardiger verdeling van de rijkdommen in de samenleving… En ze leveren diensten. Hamas is machtig door zijn sociaal dienstbetoon, zijn netwerk van scholen. Ik ben natuurlijk niet voor hun buitenlands programma: de vernietiging van Israël…’

De Israëli’s gaan er eigenlijk van uit dat de verdeling van de Arabische wereld in staten rondom hen intussen robuust genoeg is om ook tegen Amerikaanse inmenging – na een capitulatie van Irak – opgewassen te zijn. De zorg van de omliggende landen, dat de oorlog Irak in drie stukken uit elkaar zal doen vallen, deelt professor Inbar dan ook niet echt. Maar hij zou het een kwalijke zaak vinden als het wél gebeurde, vooral omdat Iran daarbij aan macht en invloed zou winnen en de Golf zou gaan beheersen. Maar dat lijkt de Israëli’s een zeer gering risico. De eersten die wellicht zouden bewegen, zouden de Koerden zijn, maar dáár zou Turkije wel snel een stokje voor steken. ‘Die hebben niet voor niets een jarenlange oorlog tegen de Koerden achter de rug.’

Als alles goed loopt, kan ook Iran misschien nog wat kalmeren. De nostalgie naar de alliantie met Iran klinkt luid en duidelijk door in de gesprekken. Iran wil toch al graag goede relaties met de VS (Inbar: ‘Maar dan moeten ze eerst hun anti-Israëlische politiek bijstellen, en dat is een ideologisch probleem.’) en een voorzichtiger Iran zou minder steun geven aan de Hezbollah of aan de Islamitische Jihad. Dan zou ook Syrië meer op zijn tellen passen, omsingeld als het is door Turkije, Israël, en de Amerikanen in Irak, en zou het misschien zijn greep op Libanon wat lossen. Saudi-Arabië zou in moeilijkheden kunnen raken, maar – zegt Inbar – als het te veel tegenwerkt, zouden de Amerikanen met gemak de olievelden in het noorden kunnen pakken. ‘De plannen daarvoor bestaan.’

NIEUWE STRATEGIE

Stuart Cohen legt uit dat Israël tot midden de jaren tachtig vooral aan de verdediging van de grenzen dacht. Men vreesde een invasie uit Egypte, Syrië of Jordanië, met conventionele legers. Men bouwde strijdkrachten die daaraan beantwoordden: massieve tankeenheden, een luchtmacht. Maar intussen is er een vredesverdrag met Egypte en Jordanië. Syrië heeft sinds het einde van de Koude Oorlog geen sovjetsteun meer. En Israël heeft wel een alliantie met Turkije. Twee andere bedreigingen zijn intussen gegroeid. Eén interne: de intifada, de Palestijnen. En een verder afgelegen: landen op de ‘buitenste ring’, Irak, maar ook Algerije, Libië, Sudan, Pakistan.

‘Wat in de eerste Golfoorlog is aangetoond: met al die legers hier kon Irak Tel Aviv rustig met scuds bekogelen en het leger kon daar niets tegen doen. Dat betekent dat we onze strijdkrachten moesten aanpassen aan een nieuw concept. En ook aan de revolutie in militaire middelen: high technology. Elektronische informatievergaring. Mobiele telefoons. Daar hebben we zeker een voorsprong, vanwege de technologische basis die Israël heeft. Momenteel zitten we in een recessie, maar de kwaliteit is daar. Zonder dát was de situatie wellicht nog slechter geweest. Bovendien is de Israëlische samenleving veranderd. Het leger is niet meer de onaantastbare heilige koe in dit land. Vier moeders hebben ons uit Libanon teruggetrokken, in essentie. Dat is ook een revolutie. Wat voor leger moeten we dan hebben?’

Houdt Israël de nieuwe Amerikaanse strategie aan voor de regio, met name het niet dulden dat er een evenwaardige macht zou opkomen die zijn overwicht zou kunnen bedreigen? En zou het er dan ook ‘preventief’ tegenaan gaan?

Cohen: ‘We zullen geen nucleaire macht, geen andere nucleaire macht dulden in de regio. Dat hebben we heel duidelijk gemaakt in Irak in 1981 en we hebben het vaak herhaald. Heeft Israël kernwapens? Ik heb er geen idee van en het speelt ook geen rol. We zullen geen kernmacht in de buurt dulden, en we zullen alles doen om te beletten dat er een komt. Pas op, dit is heel gevaarlijk, en we zijn heel bezorgd. Iran is een groot probleem. Zullen de Pakistanen echt hun kernwapens voor zichzelf houden? We zoeken dus toenadering tot India, dat met een soortgelijk probleem zit en dat Pakistan in het oog kan houden. Daar werken we naar een akkoord, zoals dat met Turkije.’

Het akkoord met Turkije biedt veel voordelen. Enerzijds wordt het uitgespeeld om Syrië te neutraliseren. Anderzijds geeft het de Israëlische luchtmacht toegang tot het Turkse luchtruim voor oefeningen boven land, wat handig is en minder gevaarlijk en minder duur dan boven zee. Daarbij kunnen ze met hun elektronica, hoog boven Anatolië, tot diep in Iran kijken, in Syrië…

In ruil krijgen de Turken toegang tot technologie die ze anders lang niet zouden hebben. Upgrading in Israël. En toegang tot de VS.

Cohen: ‘Aangezien de Europeanen de Turken lijken weg te sturen, zijn die er erg op uit om betere relaties met de VS aan te knopen. De Turken denken dat hier een culturele basis voor is: christelijk Europa tegen islamitisch Turkije. Momenteel is dit een zeer goed akkoord, zolang Turkije niet de islamitische toer op gaat. Want dan zitten we met een probleem. Daarom moeten we altijd nauw blijven volgen wat er in Turkije omgaat. We hebben ons destijds heel erg gebrand aan Iran. Daar hadden we heel veel in geïnvesteerd. Ik zeg niet dat de situatie dezelfde is, maar we willen het niet nog een keer meemaken in Turkije. We moeten uitkijken.’

Het is, voor Israël, een strategische constructie. Zoals met Iran, onder de sjah. Het principe is eenvoudig: Israël is omringd door min of meer vijandige Arabische landen, dus vormt het allianties met niet-Arabische landen buiten die cirkel. Dat geeft een bondgenootschap tussen de twee machtigste staten van de regio, die proberen samen ‘de schade aan hun belangen te beperken’ (dixit Efraim Inbar).

Turkije, niet geliefd bij de Arabieren, had zich tot het einde van de Koude Oorlog eigenlijk niet met het Midden-Oosten beziggehouden, omdat al zijn aandacht, ook in NAVO-verband, naar de Sovjet-Unie ging. Het einde van de Sovjet-Unie – en de onwil van de Europeanen om Turkije in de EU te laten – bracht de Turken terug naar het Midden-Oosten. Inbar: ‘De Turken regeerden Gaza met een paar politiemannen, wij hebben daar een divisie voor nodig.’

Het bondgenootschap geeft het piepkleine Israël de strategische diepte die het ontbeerde. Nu het over Anatolië kan vliegen en Turks grondgebied gebruiken voor het vergaren van informatie – synergie met de Turken, in mogelijkheden en middelen – heeft het in menig aspect de handen vrij tegenover Arabische landen, die het ergste vermoeden.

Inbar: ‘Wat zeer belangrijk is voor ons, is dat het de islamitische dimensie in het Israëlisch-Arabische conflict verdunt. Turkije is een groot en belangrijk moslimland, dat goede relaties met Israël onderhoudt. De Turken hebben onze technologie nodig, en onze invloed in Washington. Ze hebben daar geen lobby, en proberen er een te organiseren. Wij helpen ze daarbij, we doen een hoop werk voor hen, we leren de Amerikaanse joden hoe belangrijk Turkije is. Missies naar Israël van de Amerikaanse joodse gemeenschap laten we een tussenstop maken in Istanbul of Ankara.’

‘Dit is een sterke band, zelfs de huidige islamitisch getinte regering in Ankara geeft geen blijk van bijgedachten. Het zijn ook geen echte islamisten, maar nationalisten, en ze houden niet van Arabieren. Wij hebben contact met Erdogan (Recep Tayyin Erdogan, leider van de Turkse islamitische AKP-partij, nvdr). Onze chef-staf gaat daar op bezoek, onze directeur generaal van Buitenlandse Zaken ook. Sharon praat met premier Abdullah Gul.’

‘We werken samen aan verbetering – ‘upgrading’ – van hun wapentuig. Ze zijn daar heel goed in, wisten hun Phantoms te moderniseren nadat wij ze ’t hadden voorgedaan en ze de boeken hadden gegeven. Met de Spanjaarden hebben we dat ook geprobeerd, maar die konden het niet. Wapenproductie doen we niet samen, meen ik. Upgrading wel. Van tanks bijvoorbeeld. Een eerste serie hier, daarna hebben we bij hen een productielijn gebouwd. Maar ik weet niet of we onze échte knowhow wel met hen willen delen. We moeten niet té intiem worden. Bovendien hebben ze er het geld niet voor. Maar ik denk dat ze met ons heel goede zaken doen. De Indiërs ook trouwens. Ook een groot strategisch verhaal, India-Israël. Een miljard mensen, tweehonderd miljoen moslims, de grootste moslimgemeenschap in de wereld, na Indonesië. We hebben een hoop belangen gemeen.’

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content