Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

In 1919 nam Gabriele d’Annunzio Fiume in. Hij verklaarde de stad Italiaans, hoewel de grootmachten ze toekenden aan Joegoslavië. Van zo’n evenement moest de Belg Kochnitzky deelgenoot zijn.

LEON Kochnitzky werd in 1892 in Sint-Joost-ten-Node geboren als zoon van de Russische zakenman, Michel Kochnitzky. Die arriveerde in 1878 in ons land en gaf de aanzet tot het opbouwen van het bedrijf Eternit. Zijn joodse vrouw, Anna Rosenthal, was van Poolse origine.

Tijdens zijn jeugd reisde Léon Kochnitzky met zijn welgestelde ouders, maar vooral met zijn moeder, heel Europa af. Na zijn middelbaar onderwijs, en terwijl hij tussendoor muziek volgde bij de Vlaamse musicus August De Boeck, ging hij in 1911 aan de Université Libre de Bruxelles (ULB) studeren. Een jaar later overleed zijn vader.

In 1914, bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, staakte Kochnitzky zijn studie filosofie aan de ULB en vertrok hij met zijn moeder en broer Nicolas naar het Nederlandse Utrecht. Hij hoopte daar voort te kunnen studeren, maar tal van praktische en academische bezwaren stonden in de weg. Daarom stoomde hij in maart 1915 aan boord van de Koningin der Nederlanden via Gibraltar naar Genua.

In Italië liet hij zich inschrijven aan de universiteit van Bologna, waar hij in een mum van tijd zijn doctoraat behaalde.

In 1917, na zijn studies en na een tijdlang in Firenze te hebben rondgehangen, trok hij naar Rome om er te werken als secretaris van Georges Lorand. Deze liberale volksvertegenwoordiger voor Neufchâteau-Virton verbleef tijdens de oorlog in Rome als voorzitter van het Comité d’études économiques italo-belges, een organisatie die mee de banden tussen Italië en België moest aansnoeren. Daartoe werden soirées en spreekbeurten georganiseerd met als eregasten Jules Destrée, Emile Vandervelde, Eugène Goblet d’Alviella en Henry Carton de Wiart. Wat de jeugdige secretaris toeliet nuttige contacten te leggen.

IN DE OPERA.

Nog voor hij in Italië belandde, had Kochnitzky twee dichtbundels het licht gegeven. Een eerste, ?Le Laraire – Les Irréverences?, verscheen in 1911 bij de Franse uitgever Grasset en werd gelauwerd door de Académie Française. Een tweede, ?L’Adorable Cortège?, werd in 1914 bij Sijthoff in Leiden gepubliceerd. Beweren dat die geschriften voor een malheur zorgden in de Belgische republiek der letteren zou de waarheid geweld aandoen. Eigenlijk kreeg hij alleen aanmoedigingen van de dichter Fernand Séverin, de professor aan de Gentse universiteit die hij gedurende zijn Hollands exil leerde kennen. Met Séverin zou hij een jarenlange briefwisseling onderhouden. Later zou Kochnitzky in zijn beste bundel, ?Elégies bruxelloises? (1924), nog herinneren aan een brief die hij ooit kreeg van Emile Verhaeren. Die schreef hem, als reactie op toegestuurde probeersels : ?Ik geloof dat u een goed schrijver zal worden, mits hard werken.? Kochnitzky had voortdurend nood aan voorbeelden zoals Séverin en Verhaeren ; helden, om mee te dwepen.

Een andere held van Kochnitzky was Gabriele d’Annunzio. De lezing van diens ?Il Fuoco? Het Vuur had hem letterlijk verteerd. Als adolescent liep hij D’Annunzio bijna tegen het lijf in de Parijse opera. De gebeurtenis stond voor altijd in zijn geheugen geprent : ?Parijs, een avond in juni ; de Opéra ; Le Coq d’Or van Rimsky-Korsakov staat op de affiche. Pauze, gewoel, Le Tout-Paris van de premières (die bestond toen nog). Mijn taak : druk op en neer wandelen in de gangen. Om de waarheid te zeggen : ik kende amper een vijf-, zestal aanwezigen. Een Russische financier, een Italiaanse markiezin, een academicus, twee critici. Maar dit provinciaaltje had La Rochefoucauld gelezen : ?Pour s’établir dans le monde, on fait tout ce qu’on peut pour y paraître établi?.

Een logedeur gaat open, twee vrouwen komen naar buiten en achter hen een kleine kale heer. Hij is het ! Ik kijk al zo lang naar zijn portretten en zijn karikaturen. Ik herken zijn monocle, zijn kledij, de veel te lange manchetten, de al te geestdriftige stropdas. Mijn oor vangt zijn stem op : C’est toute la Russie.

Ik blijf onbeweeglijk ; ik luister en kijk. De rest van de wereld verdwijnt. Hier staat mijn vriend de academicus, vlak naast me ; ik doe alsof ik verstrooid ben en laat de meester voorgaan.

Plots keert de grootste van de twee dames (een rijzige brunette met een immense paradis in heur haar) zich naar mij. Ze neemt me uitdagend op. Ik word rood, ben beschaamd, vlucht weg ; ik probeer aan iets anders te denken.

Bij de volgende onderbreking posteer ik me voor de loge. De deur blijft dicht. Ik zie hem niet meer weer.?

Tot zo’n tien jaar later in Rome, op 8 mei 1919, tijdens een diner bij Donna Maria. Kochnitzky had twee jaar eerder de vrouw van D’Annunzio leren kennen in een van de vele salons die hij samen met zijn moeder in Firenze en Rome bezocht. Hij zou voor Donna Maria altijd een grote verering koesteren. Zij was ook een van de eregasten, enkele jaren later, toen hij zich tot het katholicisme bekeerde en zich liet dopen door de befaamde benedictijn en arts Agostino Gemelli, stichter van de katholieke universiteit van Milaan. Donna Maria zou Kochnitzky in bescherming nemen tegen D’Annunzio toen die woedend werd over zijn versie van het Fiume-epos.

LEGER OP STAP.

Het belangrijkste gespreksonderwerp die avond bij Donna Maria was de Europese politiek. Vooral de terugkeer van de Italiaanse delegatie naar Parijs, amper twee weken nadat ze met enig vertoon de vredesconferentie had verlaten, lokte commentaar uit.

?Een nachtelijke vlucht? ( fuga notturna), zo omschreef D’Annunzio de terugkeer van de delegatie. Hij had net in het Romeinse Augusteo-theater zijn landgenoten opgeroepen, indien nodig, heel het Adriatische gebied gewapenderhand in te nemen. ?Hoort gij daar niet, op de Romeinse heirbanen van Istrië en van Dalmatie, de ritmische stap van een marcherend leger. Met Arenden en Driekleur… opnieuw, vanop het Capitool, zet Italië zich in beweging.?

Dat laatste zou nog even duren, want de meeste Italianen hadden na het wereldconflict hun bekomst. Temeer omdat de geleverde inspanningen, tenzij voor de grootindustrie, weinig hadden opgeleverd. Van het geheime akkoord dat Italië in 1915 in Londen met de geallieerden had gesloten dreigde weinig in huis te komen. De Amerikaanse president Woodrow Wilson dwarsboomde één en ander. In een brief aan Fernand Séverin bestempelde Kochnitzky, al helemaal onder Dannunziaanse invloed, de Amerikaanse president als ?een valse profeet, een levende dwaas, de narrige bastaard van Buffalo Bill, de dollar-Kaiser, een pedante schoolfrik.?

Dat van die schoolfrik was niet gelogen. Woodrow Wilson, de gewezen voorzitter van de universiteit van Princeton die in de wereldbrand de beslissende stoot had gegeven door de oorlog te verklaren aan Duitsland en Oostenrijk, was een ongenietbare alweter en gelijkhebber. De deelnemers aan de Parijse vredesconferentie zouden dat gauw ondervinden.

Wilson had, nadat Duitse onderzeëers herhaaldelijk Amerikaanse schepen hadden gekelderd, de Verenigde Staten de zijde van de geallieerden laten kiezen, maar met als beloften en voorwaarden : ?No conquest, no dominion, no indemnities.? Geen verovering, geen overheersing, geen schadeloosstellingen. De Verenigde Staten, zo sprak Wilson, wilden alleen de democratie in de wereld veiligstellen en de Duitse forces of evil omverwerpen. Finaal zou de Amerikaanse president zich vastrijden in de byzantijnse Europese politiek.

Na de uitroeiing van de Duitse Krachten van het Kwaad, nam Wilson zich voor eens en voorgoed orde op zaken te stellen in het Europese huishouden. Hij zou de komende generaties vrede verzekeren.

De Amerikanen bereidden de aankomst van hun president in Europa vakkundig voor. Onder meer via de verspreiding van honderdduizenden brochures met de speeches van de vredelievende Wilson. Net op dat moment gooide de communistische leider Leon Trotzky in Moskou de archieven van het tsaristische regime open en publiceerde de krant Izvestia de geheime akkoorden die Fransen, Britten en Russen hadden gesloten om na de oorlog forse hompen van het Oostenrijkse en Duitse rijk onderling te verdelen. Trotzky’s stunt was vernietigend voor de Europese geallieerden. Voor Wilson, die graag sprak over ?het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren?, was die welgekomen. Want dat van die zelfbeschikking stond ook in de veertien strijdpunten die de president had opgesteld.

George Creel, hoofd van het Committee on Public Information de propagandadienst had affiches met de veertien punten laten drukken. Bedoeling was recalcitrante Europese leiders à la Georges Clemenceau, de Franse premier die niet hoog wegliep met het zelfbeschikkingsrecht der volkeren, op betere gedachten te brengen. Wilson had er zelfs mee gedreigd op grond van dit programma een aparte wapenstilstand met de Duitsers te sluiten. Om maar te zeggen dat hij het meende.

Bij zijn aankomst in december 1918 in Parijs werd de 61-jarige president als een held gefêteerd. De Amerikanen hadden inderdaad de oorlog gewonnen en het volk liet zijn dankbaarheid blijken. Toen hij samen met de Franse president Raymond Poincaré in een open koets door de hoofdstad paradeerde, droeg het publiek spandoeken met Wilson le Juste Wilson de Rechtvaardige. Wat al snel op de zenuwen van Parijs en Londen werkte.

Volgens Clemenceau was Wilson van een ?noble candeur? in dit geval vrij te vertalen als ?van een onvoorstelbare onnozelheid? wat de Franse pers elegant vervormde tot ?noble grandeur?. Van die candeur viel wat te zeggen. Zo vertelde de Britse premier Lloyd George hoe Wilson tijdens een bijeenkomst met de andere staatshoofden plots zei : ?Met de Volkenbond kunnen we de grote broederschap van de mensheid opbouwen, iets waarin zelfs Jezus Christus niet slaagde. Waarom is Hij daarin niet gelukt ? Omdat Hij niet in de praktische middelen had voorzien !? Volgens Lloyd George zakte vrijdenker Clemenceau haast uit zijn stoel toen hij Wilson bezig hoorde.

Tijdens de vredesconferentie werd de Amerikaanse delegatie belegerd door vertegenwoordigers van Europese volkeren die hun onafhankelijkheid nastreefden. Amerikaanse specialisten, academici hadden op bevel van Wilson alle bibliotheken uitgeplozen om, op grondslag van historische, geografische en taalkundige gegevens, te achterhalen in hoeverre alle aspiraties legitiem waren. Het leek de Amerikanen van ondergeschikt belang hoe de toestand eruitzag op het terrein zoals in Fiume waar de bevolking voor het merendeel uit Italianen bestond.

GEKOCHTE STEUN.

Een van de geheime akkoorden die Trotzky liet lekken, was het Verdrag van Londen. Daarin kreeg Italië, bij wijze van aanmoediging om in de Eerste Wereldoorlog te stappen, ferme delen van het Oostenrijkse grondgebied aangeboden. Maar Wilson aanvaardde nooit de geheime overeenkomst van Londen.

Naderhand wensten ook Fransen en Britten niet te worden herinnerd aan het verdrag met de Italianen. Ze dachten niet graag terug aan de wijze waarop ze in 1915 de Italiaanse steun afkochten. De Italianen hadden, zo bleek nadien, heen en weer gependeld tussen de centrale mogendheden en de geallieerden en de meest voordelige voorwaarden bedongen. Na de ondertekening van het verdrag zei de Italiaanse ambassadeur tot de Britten en Fransen : ?U praat alsof u onze steun heeft gekocht !? Waarop een van de Britten luid genoeg, zodat iedereen het hoorde, mompelde : ?Zo is het toch ??

Er was niet alleen de mercantiele houding van de Italianen. De geallieerden vonden bovendien dat ze te veel hadden betaald voor de Italiaanse steun, die ze als ondermaats afdeden. Toch eisten de Italianen niet alleen Zuid-Tirol, de Adriatische eilanden, Dalmatië en de havenstad Trieste op. Eens in Parijs voor de vredesconferentie, wilden ze ook gebied van het nieuw opgerichte Koninkrijk van Serviërs, Kroaten en Slovenen waarvan de Servische leider Alexander Karadjordjevic, de latere Alexander I, een bondgenoot was geweest. Toen de Joegoslaven het bestaan van het verdrag van Londen vernamen, wilden ze zo snel mogelijk hun koninkrijk overeind krijgen. Ze herinnerden daarbij aan de beloften van de geallieerden. En dat vonden de Fransen en Britten hoogst vervelend.

Lloyd George en Georges Clemenceau poogden de Italianen te lijmen met een commissie die de grens tussen Italië en Joegoslavië zou trekken. De Italianen weigerden dat. Maar, zo liet minister van Buitenlandse Zaken Sidney Sonnino verstaan, Italië wou wel zijn aanspraken op de Adriatische eilanden en zelfs Dalmatië laten varen, in ruil voor de havenstad Fiume (Rijeka). Iets wat het in het verdag van Londen nadrukkelijk was geweigerd. De andere belangrijke havenstad, Trieste, had het al verworven, samen met Zuid-Tirol.

Fiume was voor de Italianen alleen belangrijk omdat ze met de stad een groot deel van het zeevervoer naar Joegoslavië konden controleren en zonodig lamleggen. Bij de onderhandelingen gaven ze ronduit toe dat dit hun bedoeling was. ?Dat kan vreemd klinken,? zei de Italiaanse premier Vittorio Orlando, ?maar het is sacro egoismo !?

De Italiaanse stelling kwam erop neer : of u geeft ons Fiume of u geeft ons, zoals in Londen beloofd, behalve Zuid-Tirol en Trieste, ook de Adriatische eilanden en Dalmatië.

?Als we die niet krijgen,? zei minister van Buitenlandse Zaken Sonnino, ?zal de bevolking zich afvragen waarom we in godsnaam de zijde van de geallieerden hebben gekozen. Want de centrale mogendheden boden destijds ook interessante voorwaarden.?

NAAR CANOSSA.

De Fransen en Britten kwamen er niet meer uit. Niet alleen de Italianen, ook de Japanners en zelfs de Belgen bleken plots bijkomende eisen te stellen. Toen stak Wilson met zijn noble candeur van wal en richtte zich in een sonore oproep tot het Italiaanse volk. Hij pleitte voor de inlijving van Fiume bij Joegoslavië en beriep zich op ?de edele grootheid, grootmoedigheid, generositeit? van de Italianen en op hun ?zin voor rechtvaardigheid boven die voor plat gewin?. De Italiaanse regering was woest.

Het resultaat van Wilsons oproep was evenwel verbluffend. In een nacht sloeg de stemming onder de Italiaanse bevolking om. Zij die enkele maanden eerder de Amerikaanse president in een waar delirium hadden verwelkomd, voelden zich nu bedrogen. Daarop deed Orlando wat hij anders nooit zou hebben gedurfd : hij verliet met veel vertoon de Parijse conferentie. ?Zodoende kan het volk openlijk kiezen tussen Wilson en mezelf,? sprak hij. Door zijn vertrek dreigde de verdere afwikkeling van de vredesbesprekingen onmogelijk te worden. Want de Japanners en de Belgen dreigden ook de conferentie te verlaten.

Toen Orlando op zaterdag 26 april 1919 in Rome arriveerde, wachtte een ziedende menigte hem in het Stazione Termini op. Die zwaaide met spandoeken met daarop ?Weg met Wilson? enkele maanden voordien stond er nog ?Viva Wilson?. Het volk maakte zich op om de Amerikaanse ambassade te bestormen. In Fiume herhaalden de Italiaanse nationalisten alles in het werk te zullen stellen om de aanhechting bij Italië te bewerken. Stafchef Armando Diaz van het Italiaanse leger verzekerde dat zijn troepen paraat waren. In elk geval parater dan in 1915.

Een tweetal weken later kwam de Italiaanse regering tot bezinning, wellicht aangemoedigd door het nieuws dat Fransen, Britten en Amerikanen bezig waren met het opstellen van een vredesverdrag zonder verwijzing naar Italië en de Italiaanse aanspraken. Op maandag 5 mei verlieten Orlando en Sonnino ijlings Rome, richting Parijs. ?Of Canossa ?? smaalde fascistenleider Benito Mussolini in zijn commentaar in zijn krant Il Po-polo d’Italia. In Parijs werd de Italiaanse delegatie haast openlijk vernederd. Met haar bezwaren en eisen werd nauwelijks gerekend. Naar Fiume werd niet meer getaald.

Op 6 mei in het Augusteo-theater in Rome had D’Annunzio, tijdens een meeting georganiseerd door de nationalistenleider Luigi Federzoni, niet alleen het beeld van marcherende Romeinse legioenen opgeroepen. Tussendoor beledigde hij president Wilson en diens vrouw. Het was in die oorlogszuchtige sfeer dat Léon Kochnitzky Gabriele d’Annunzio leerde kennen.

Toen al liepen in Rome de eerste geruchten over een nakende militaire staatsgreep, gericht tegen een al te toegeeflijke regering. In de loop van de volgende maanden werden de geruchten precieser en vielen namen van samenzweerders. Drie namen keerden altijd weer, die van D’Annunzio, van de hertog van Aosta en van Mussolini. De drie ontkenden samen te zweren, maar sommige weerleggingen leken verdacht veel op bevestigingen.

D’Annunzio ontkende niet in verbinding te staan met Italiaanse afgevaardigden van Fiume en met leiders van oud-strijdersverenigingen, zoals de veteranen van de stoottroepen, de zogenaamde Arditi, die gewapenderhand de Joegoslavische kusten en eilanden wilden inpalmen.

Een andere belangrijke factor, die pas later aan de oppervlakte kwam, waren de drijverijen van zakenlui uit Trieste, zoals Oscar Sinigaglia, en van bankiers als Giuseppe Toeplitz van de Banca Commerciale. Omwille van hun belangen in Trieste, steunden ze de aanspraken op Fiume. De Banca Commerciale zag, door de Joegoslavische eisen, ook haar aandeel in de spoorwegmaatschappij die de lijn Fiume-Boedapest uitbaatte in het gedrang komen.

De zakenlui vreesden dat Fiume, eens in Joegoslavische handen, een uiterst gevaarlijke concurrent zou worden voor Trieste. Had de Britse scheepsmaatschappij Cunard al niet een akkoord gesloten met de Joegoslaven over een vaste verbinding Fiume – New York, een overeenkomst waar die van Trieste volledig buiten werden gelaten ? Om al die zakelijke en financiële belangen te behartigen, hadden Sinigaglia, Toeplitz en andere ondernemers miljoenen lires veil. En D’Annunzio zou daarvan zijn deel krijgen. Achteraf bleek de Italiaanse zakenwereld nog andere plannen te koesteren, zoals het uitsturen van expeditielegers naar Georgië, Azerbeidzjan en Armenië om er de Italiaanse belangen te vrijwaren.

FIUMESE VESPERS.

De knieval van Orlando voor de geallieerden betekende het einde van zijn regering. Stakingen braken uit. De fascistische en communistische agitatie draaide op volle toeren. In de buurt van Firenze werd een sovjetrepubliek uitgeroepen. Een piloot die nog met D’Annunzio boven Wenen had gevlogen, scheerde in die dagen met zijn toestel boven Rome en gooide boven het parlementsgebouw een kamerpot uit. Het was een daad die nog het best de sfeer, de chaos van die dagen in de Italiaanse hoofdstad illustreerde. Het nieuwe kabinet van premier Francesco Nitti, die eind juni 1919 aantrad, kon het tij niet keren. Democratisch Italië was al klinisch dood.

Temidden van de politieke beroering begon D’Annunzio plannen te smeden voor een militaire expeditie naar Fiume. De definitieve beslissing daartoe werd genomen in juli, tijdens of na alweer een soirée bij Donna Maria in Rome. Naderhand verklapte Kochnitzky waarom : ?Er was een Romeinse prinses van Amerikaanse origine, een kaartlegster. Ze wilde de toekomst van de schrijver voorspellen. Na een blik in de toekomst riep ze uit : triomfen, triomfen, niets dan triomfen ; de kaarten liggen buitengewoon.?

De terugkeer van de Italiaanse delegatie naar de Parijse vredesconferentie versnelde het uitwerken van de plannen. Details van het project werden uitgetekend door Giovanni Host-Venturi, de oprichter van het Legioen van Fiume, en door de Venetiaanse advocaat Giovanni Giurati, de voorzitter van het zogeheten Centraal Comité voor de Nationale Eisen en later de secretaris-generaal van de fascistische partij. In het Romeinse Grand Hotel liepen de samenzweerders af en aan. Ook generaals zoals Francesco Grazioli, gewezen bevelhebber in Fiume, waren op de hoogte en steunden het initiatief.

Op 24 augustus moesten de Italiaanse troepen Fiume verlaten. Britse politiemannen, overgebracht uit Malta, stonden klaar om de orde te handhaven, in afwachting dat de Joegoslaven de macht overnamen. Eén en ander was het gevolg van een gewelddadige confrontatie in juni 1919 tussen Italiaanse en Franse soldaten. Er vielen toen slachtoffers en de media doopten, met enige overdrijving, de ongeregeldheden om tot de Fiumese Vespers. Prompt richtten de geallieerden een commissie op die de schuld voor het oproer op de Italiaanse rekening schoof.

Op 10 september was het dan zo ver. In Venetië had D’Annunzio een laatste bijeenkomst met de samenzweerders. Daarna schreef hij een brief om Mussolini over zijn plan in te lichten, want die was buiten de zaak gehouden. Hij nam ook afscheid van zijn nieuwste vlam, de pianiste Luisa Baccara, en toog daarop naar Ronchi, het stadje op de tweesprong Trieste -Fiume waar de expeditie vertrok.

Aan het hoofd van achthonderd legionairs stoof D’Annunzio, rechtop in de Fiat 4, die nu in het Vittoriale staat, richtingFiume. Bij een tweetal pogingen om het legertje te stuiten, daagde de dichter telkens de bevelhebbers aan de overkant uit eerst op hem te schieten en daarbij op de gouden oorlogsmedaille op zijn borst te mikken. Sommigen onder de geregelde Italiaanse troepen die hem moesten tegenhouden, voegden zich bij D’Annunzio. Toen hij in de ochtend van 12 september 1919 Fiume binnenreed, was zijn gevolg al uitgegroeid tot om en bij 2.500 man. Er was geen schot gelost.

De dichter nam prompt zijn intrek in het comfortabele Europa-hotel. Enkele uren later was hij gouverneur en kondigde hij vanop het balkon van het gouverneurspaleis de aanhechting van Fiume bij het Italiaanse koninkrijk af. Waarmee D’Annunzio de Italiaanse regering van premier Nitti door hem ?de slak? genoemd en de vredesconferentie in Parijs voor een voldongen feit plaatste.

In die dagen schreef een enthousiaste Kochnitzky in een brief aan Fernand Séverin : ?Ik ben gelukkig en trots op de aarde te mogen leven tegelijk met deze buitengewone man. Dezelfde lucht te mogen inademen als hij is mij een eer. Het is een heerlijke gedachte dat de auteur van de Laudi (als enige) heeft gedurfd de hypocriete troep in Versailles enkele welverdiende oorvijgen toe te dienen, net op het moment dat de sinistere grijsaard Clémenceau dacht het wereldgeweten onder zijn loden vuist te kunnen smoren, net op het moment dat de valse profeet Thomas Woodrow Wilson werd ontmaskerd. Het hart van Europa klopt in Fiume ; daar zindert nog wat niet kan worden verkocht noch gekocht, niet gebalkaniseerd noch geamerikaniseerd. Daar wil ik zijn. E viva l’Italia !?

In ?Le Bal des Ardents? herhaalde hij : ?Op 12 september 1919 werd de monsterachtige constructie onderuit gehaald die de grappenmakers van Versailles op vijftien miljoen lijken hadden opgetrokken.?

Een maand na de raid, op 16 oktober, trok Kochnitzky via Trieste naar Fiume. In zijn bagage stak een aanbevelingsbrief van Donna Maria voor D’Annunzio. Officieel reisde de Belg naar Fiume als correspondent van de liberale krant L’Indépendance belge. Maar ?die botteriken? weigerden zijn ingezonden artikelen. Want ?die lagen niet in de lijn van het blad?. Dankzij de aanbeveling van Donna Maria werd Kochnitzky ingezet op het secretariaat van D’Annunzio. Bij hun eerste ontmoeting in Fiume zei D’Annunzio : ?Zie je wel dat de kaarten de waarheid spraken !?

Rik Van Cauwelaert

Politieke kermis in Fiume

De Amerikaanse president Woodrow Wilson (links) met de Franse president Raymond Poincaré ten tijde van de vredesconferentie van 1918 in Parijs.

Fiume : sacro egoismo. De Italianen wilden de havenstad om het zeevervoer naar Joegoslavië te controleren en desnoods te blokkeren.

Gabriele d’Annunzio (rechts) hield Benito Mussolini buiten het plannen van de expeditie naar Fiume.

Léon Kochnitzky : Op 12 september 1919 haalde D’Annunzio de constructie onderuit die de grappenmakers in Versailles op 15 miljoen lijken hadden opgetrokken.

September 1919. D’Annunzio en zijn legionairs marcheren op Fiume.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content