Leven in de woestijn valt niet mee, en zeker niet als er plotseling water wordt gevonden. Arita Baaijens schreef er een boek over.

Al zeven jaar trekt Arita Baaijens door de Egyptische woestijn. Vijf winters was ze per kameel onderweg, gefascineerd door de ruige rotsformaties en de hopen zand. Twee winters bracht ze door in Farafra, een oase in centraal Egypte die vroeger als uitvalsbasis diende voor haar omzwervingen.

Farafra was gedurende eeuwen een onooglijk dorp. Tien jaar geleden woonden er amper 1500 mensen. Maar sinds in de oase op grote diepte een enorme hoeveelheid water werd ontdekt, is het uit met de rust. Een moderne infrastructuur wordt uit de grond gestampt. Asfaltwegen worden aangelegd in de woestijn. Hotels en flats verrijzen. Van overal komen mensen aangestroomd die een graantje van de verhoopte rijkdom willen inpikken.

De omwenteling gaat gepaard met een grote ontreddering bij vooral de volwassen autochtonen van Farafra die met lede ogen aanzien hoe een sociaal web, waaraan eeuwen is gesponnen, door de nieuwkomers aan flarden wordt gerukt. In haar pas verschenen boek “Oase Farafra” beschrijft Arita Baaijens haar ervaringen in en rond Farafra.

Hoe is het om als vrouw alleen door de Egyptische woestijn te zwerven?

ARITA BAAIJENS: In het begin is het een beetje vreemd. De mensen kijken je in het begin wel aan. Maar in Egypte heb ik daar geen last meer van, omdat ik daar een levende legende geworden ben: de vrouw die met de kamelen rondtrekt. Als de Egyptenaren het niet zelf gezien hebben, hebben ze er wel over gehoord. Wat dat betreft, ben ik nu veilig. Want ik kom elk jaar terug en logeer telkens weer bij dezelfde families. Ik denk dat ik aangeschreven sta als een goede maar gekke dame.

Ik begrijp het wel een beetje dat de mensen zich afvragen wat je als vrouw maandenlang in de woestijn gaat zoeken. Maar ik kan er ook niet aan doen dat ik mij daar zo thuis voel en er de vreemde kant haast niet meer aan zie.

U was recent ook in Sudan. Is het daar wegens de oorlogsperikelen niet gevaarlijker om alleen te reizen?

BAAIJENS: In Egypte kom je in de woestijn niemand tegen, in Sudan is de woestijn bevolkt. Ik voel me daarom veiliger in Egypte dan in Sudan, waar inderdaad meer gewapende mensen rondlopen.

Maar ik ben heel enthousiast over de gastvrijheid van de Sudanese mensen. Ze zijn heel anders dan de Egyptenaren, die eigenlijk toch wel aan de Nijl vastgeklampte boeren zijn. De Egyptenaren hebben een beetje een gebogen rug en kijken naar de grond. Maar de Sudanezen in het noorden, met wie ik het meest te maken had, lopen rechtop en kijken ver weg naar de horizon.

Het grappige is ook dat in Sudan niemand mij gevraagd heeft waarom ik de woestijn inging. Dat komt omdat ook de Sudanezen, in tegenstelling tot de Egyptenaren, de woestijn een prachtige plek vinden. Er zijn geen asfaltwegen in de Sudanese woestijn. De mensen leven er als honderd jaar geleden en daar is niets van folklore aan.

Hoe moeten we ons een bevolkte woestijn voorstellen?

BAAIJENS: In een bevolkte woestijn groeien struiken en bosjes. Daar is dus eten voor geiten en kamelen. Er zijn ook nomaden. Zelfs als ik er maar een paar per dag ontmoet, vind ik dat zelf al heel bevolkt. Dat maakt me onrustig, want als ik mijn kamelen moet zoeken, moet ik soms mijn bagage achterlaten. Dat durf ik bijna niet als ik helemaal alleen rondtrek.

Hoe ziet de oase Farafra eruit?

BAAIJENS: De oase is heel oud. Ze wordt zeker al tienduizend jaar bewoond. Gedurende eeuwen hebben er zich geen noemenswaardige veranderingen voorgedaan. In strategisch opzicht was de oase belangrijk tot in de negentiende eeuw, want het was de laatste waterplaats op weg naar Libië. Een dorpsbron voorzag Farafra al die tijd van water. De Farfaroni’s waren zeer behendig in het aanleggen en beheren van hun tuinen. Ze maakten optimaal gebruik van hoogteverschillen in het landschap om het kostbare water uit de ondiepe bronnen naar de verste uithoeken te leiden. Tot het begin van de eeuw waren de inwoners helemaal afhankelijk van de dadel- en olijvenoogst. Van elke boom en elke struik was precies bekend wie de eigenaar was. Soms was er hongersnood als de dadeloogst niet rijp was. Dan liepen de mensen op onrijpe olijven te kauwen. Want vroeger bestond het dieet uit alleen maar olijven en dadels.

Welke veranderingen zijn nu op til in Farafra?

BAAIJENS: Tot voor kort was het een klein dorp van amper vijftienhonderd mensen. Nu zijn er drieduizend Farfaroni’s. Nog eens twaalfduizend boeren zijn uit de Nijlvallei gekomen in het kader van een nieuw landwinningsproject dat er gekomen is sedert er in de grond van Farafra een enorme waterreserve is gevonden.

Via satellietbeelden ontdekten wetenschappers dat onder de grond miljarden kubieke meters water voorradig zijn. Dat water in de bodem is meer dan dertigduizend jaar oud en is afkomstig van tropisch regenwater uit Tsjaad en de hooglanden van Ethiopië. Het water kroop ondergronds richting Egypte, waar het in diepe zandsteenlagen ligt opgeslagen. Egypte, dat zestig miljoen inwoners telt, heeft slechts een klein strookje vruchtbaar land.

Het is normaal dat de autoriteiten land willen winnen waar dat kan. Maar sommigen hebben berekend dat die nieuw ontdekte watervoorraad in Farafra slechts zestig jaar zal meegaan, want het gaat om fossiel water. Koolstofmetingen wijzen uit dat er geen nieuw regenwater meer bij komt. Op is op. Bovendien is het de vraag of de woestijn al die mensen kan verdragen.

Ook de woestijn is een fragiel ecosysteem dat even gemakkelijk kan verdwijnen als het oerwoud. Zal de woestijn tegen die goldrush naar water bestand zijn? Er wordt ontzettend veel kapotgemaakt. Waar moet al dat afvalwater heen? De bevloeiingssystemen zijn niet berekend op al dat nieuw aangeboorde water en zo geraakt hier en daar de grond verzadigd. In de lager gelegen gebieden vormen zich al meren. Er wordt een enorme infrastructuur aangelegd, omdat de projectontwikkelaars daar grof aan verdienen. Maar al na een korte tijd zie je opengebroken wegen en ingestorte huizen, want het vocht dringt door alles heen. Abu Nuss, de eerste nederzetting die de regering tien jaar geleden in Farafra liet bouwen, zakt stukje bij beetje in elkaar.

Uw onbegrip betreft vooral de Egyptische autoriteiten?

BAAIJENS: Ja, ik vind het toch wel zonde dat er door de autoriteiten zoveel gelijkgeschakeld wordt zonder dat er overleg is met de mensen. De Farfaroni’s zijn immers ontzettend trots op hun oase en hun sociale systeem. Ze kijken niet neer op zichzelf en willen graag een aantal dingen bewaren.

Maar de autoriteiten maken van Egypte een puinhoop. Ze zijn nu bezig met een nieuw megaproject. Ze overwegen een kanaal dwars door de woestijn te graven waarvan niemand weet waar het uiteindelijk naartoe loopt. Het enige wat duidelijk is, is dat er veel geld mee gemoeid is. Om het plan uit te voeren, zouden ze een half miljoen mensen in de woestijn willen neerpoten. Met dit soort projecten is niemand echt geholpen. Ik wil de Egyptenaren niet uitschelden, maar over zoveel geknoei kan ik me toch wel druk blijven maken.

“Oase Farfaroni” door Arita Baaijens. Uitgeverij Contact, 208 p., 590 fr.

Piet de Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content