Cliënten bij de vleet, complexe dossiers, lange procedures: advocaten hebben een vette kluif aan de jihadterreur. Maar steeds meer strafpleiters weigeren om nog meer terreurdossiers aan te nemen. ‘De aanslagen in Brussel hebben alles in een ander licht geplaatst.’

Volgens de meest recente cijfers van justitie zitten er in de Belgische gevangenissen 139 terreurgedetineerden, teruggekeerde Syriëstrijders incluis. De behoefte aan juridische bijstand is groot. Driekwart van hen zit in voorhechtenis en ook de meesten van de 33 veroordeelden hebben nog procedures lopen. Brussel is de broedkamer voor terroristen van eigen bodem. Geen wonder dus dat de Franstalige balie van Brussel hofleverancier van terreuradvocaten is. Het gros van de sterk gemediatiseerde dossiers wordt ingepikt door een select kransje van strafpleiters, even bekend in Brussel en Wallonië als hun Vlaamse tegenhangers in het noorden des lands.

‘Ik ben net terug van de raadkamer’, zegt advocaat Xavier Carette terwijl we een van de séparés in het Brusselse justitiepaleis inpalmen. ‘Voor Ibrahim Farisi, een verdachte in het onderzoek naar de aanslagen in Brussel. Een kleine garnaal, hij heeft gewoon de pech dat zijn oudere broer de huurder was van een van de schuilplaatsen van de aanslagplegers.’

Zo zijn er de voorbije maanden wel meer verstrikt geraakt in de netten van het parket-generaal, de instantie die alle terrorismeonderzoeken coördineert. Kleine garnalen, maar ook grote vissen zoals Mohamed Abrini en Osama Krayem, de twee zelfmoordterroristen die 22 maart hebben overleefd. ‘Voor de aanslagen in Brussel zit al een tiental verdachten vast’, zegt Carette. ‘Het contingent van Parijs is daarentegen aan het krimpen, want de meesten zijn aan Frankrijk uitgeleverd. Zo is ook mijn cliënt Mohamed Amri onlangs vertrokken, de chauffeur die Salah Abdeslam ’s nachts in Parijs is gaan ophalen.’

Carette heeft hemel en aarde bewogen om die uitlevering tegen te houden. Dat het om een vriendendienst ging, argumenteerde hij, Amri en Abdeslam kenden elkaar van kindsbeen af in Molenbeek. Dat ze tijdens die lange autorit over alles en nog wat hebben gepraat. Over voetbal, meisjes en muziek, maar niet over de meervoudige schietpartijen en de massa-executie in Parijs die de hele wereld die nacht in de ban hielden. En dat je in de schoenen van zo’n gast moet gaan staan om zo veel argeloosheid te begrijpen. Tevergeefs, het Hof van Cassatie heeft eind juni de laatste obstakels tegen de uitlevering weggenomen.

En zo werd het voor Xavier Carette een frustrerende werkweek. Twee dagen eerder hoorde hij in ditzelfde justitiepaleis de correctionele rechtbank ook al ongemeen zware celstraffen uitspreken tegen drie verdachten van de zogenaamde cel Verviers. Zijn cliënt Souhaïb El Abdi, leverancier van valse papieren, om die reden beschouwd als logistiek brein van de cel Verviers, kreeg 16 jaar. ‘Onbegrijpelijk’, fulmineert Carette. ‘Het lijkt alsof mijn cliënt de straf heeft gekregen die was bedoeld voor de twee hoofdverdachten die tijdens de politieraid werden doodgeschoten. Op 15 januari 2015 was dat, vlak na Charlie Hebdo maar lang voor de aanslagen in Parijs en Brussel. Toch kan ik me niet van de indruk ontdoen dat de rechters Verviers door die bril hebben bekeken. De aanslagen waren de maatstaf, terwijl in het geval van Verviers enkel sprake was van vage intenties zonder concreet doelwit. Dit is bovenal een staaltje van voorbeeldjustitie, bedoeld om anderen af te schrikken zodat ze zich niet met terrorisme inlaten. Maar dat werkt zo niet. Integendeel, met zulke buitensporige straffen dreigen ze van de beklaagden martelaren te maken.’

Meelopers

Xavier Carette noemt zichzelf geen terreurspecialist. Drugszaken, inbraken, bankovervallen: dat is wat bij hem brood op de plank brengt. Toch heeft hij al meer dan tien terreurdossiers op de teller. ‘Mijn eerste dateert van 1994’, zegt hij. ‘Een Algerijn in een GIA-dossier. Daarna kwam het GICM-dossier, het Marokkaanse Al-Qaedafiliaal dat achter de aanslagen van 11 maart 2004 in Madrid zat. De cel Maaseik, daar ben ik toen in tussengekomen. De meeste terreurcliënten waren teruggekeerde vrijwilligers. Afghaanse, Iraakse, Somalische en Syrische filières, ik heb het allemaal gezien. Ik zat ook in de affaire-Zerkani, de jihadronselaar die als ‘de Kerstman’ bekendstond. Daarna kwamen Verviers en de aanslagen van Parijs en Brussel. Een hele lijst, maar de waarheid is dat ik altijd meelopers heb verdedigd, gasten die zich lieten meesleuren in een zaak waarvan ze de draagwijdte niet beseften. Ik doe geen Abdeslams of Abrini’s, mijn cliënten zaten niet in het complot en pleegden geen aanslagen. Ze raakten er pas zijdelings of achteraf bij betrokken.’

De reacties op het forum van La Dernière Heure liegen er anders niet om. 16 jaar overdreven voor de documentenvervalser van Verviers? Ophangen moesten ze hem, of met gebonden handen en voeten in zee droppen. Carette haalt de schouders op. ‘Ik krijg weleens een boze brief, maar nooit argumenten die me aan het wankelen brengen. Jihadisten de nieuwe volksvijand? Niks nieuws onder de zon, dat zeiden ze ook van de ETA, de IRA en de Rode Brigades. Aan die druk mogen advocaten niet toegeven, anders is het over en uit met de rechtsstaat.’

Toch werd enkele weken geleden in de Franstalige media aan de alarmbel getrokken: steeds meer advocaten weigeren principieel terreurdossiers aan te nemen. ‘Dat heeft veel met de aanslagen in Brussel te maken’, beaamt Carette. ‘Rechtstreeks of onrechtstreeks, we kennen allemaal wel een van de slachtoffers. Maar is dat een reden om ons werk niet meer te doen? Uiteraard roepen terreurdossiers ethische vragen op. Maar die rijzen ook als je een beklaagde bijstaat die met voorbedachten rade iemand heeft vermoord. Voor mij is de lijn duidelijk: ik verdedig geen verdachten die ideeën propageren die indruisen tegen mijn eigen waarden, zoals het vernietigen van onze democratische rechtsstaat.’

Is dat dan niet precies wat jihaditerreurcellen beogen, met medeplichtigheid van zijn cliënten-meelopers? Carette valt niet uit zijn rol van advocaat. ‘Iemand die voor het geld documenten vervalst of wapens levert, is wel een crimineel maar daarom geen terrorist’, pareert hij.

Niet alleen principiële redenen verklaren de terughoudendheid van sommige advocaten. Terreurdossiers vreten tijd en energie en worden slecht betaald. Christophe Marchand, een van de bekendste terreuradvocaten, de man die de Belgische Staat door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg liet veroordelen in de zaak van de vermeende GICM-aanhanger El Haski, heeft om die reden een stop ingelast. ‘Begrijpelijk’, vindt Carette. ‘Je kunt niet al je tijd in twee of drie terreurdossiers steken en de rest van je cliënteel verwaarlozen, zeker niet als je een kabinet met medewerkers overeind moet houden. Terreurdossiers zijn vaak complexer dan assisenzaken, maar ze worden vergoed als een banale drugszaak: 500 euro per dossier, geld waar je anderhalf jaar op moet wachten. Bij mijn terreurcliënten is het meestal de familie die betaalt. De facto aan verminderd tarief, want het is onmogelijk om alle uren aan te rekenen die je erin steekt. Ik zie het ook als een plicht. Wat is ten slotte de missie van een strafpleiter? Ervoor zorgen dat er geen onschuldigen worden gestraft en dat de rechten van verdachten worden gerespecteerd, los van de feiten waarvoor ze worden vervolgd.’

Publieksvijanden

Dimitri de Béco wordt vaak de rijzende ster van de Brusselse balie genoemd. Een achterhaald cliché, want de 34-jarige, perfect tweetalige strafpleiter heeft zijn plaats aan het firmament al lang veroverd. Onder zijn cliënten bevinden zich publieksvijanden zoals kindermoordenares Geneviève Lhermitte, zuurgooier Roland Remes en Muhammed Aytekin, de doodrijder van de 12-jarige Merel De Prins. ‘Ik ben haast vanzelf in de terrorismedossiers gerold’, vertelt De Béco in zijn nieuwe kantoor in de Wynantsstraat. ‘Mijn eerste terreurcliënt was Mohamed El Youssoufi, een teruggekeerde Syriëstrijder die ik op het Sharia4Belgium-proces heb verdedigd. Ik kende hem al langer voor feiten van gemeen recht. Zo gaat het vaak in terreurdossiers. Cliënten komen aankloppen omdat ze je kennen van gewone strafzaken, of omdat je ooit een van hun vrienden hebt geholpen. Het is bijvoorbeeld geen toeval dat er onder mijn terreurcliënten een aantal Tsjetsjenen zitten.’

De meesten van die terreurcliënten zijn Syriëstrijders, een fenomeen waarover De Béco uitgesproken meningen heeft. ‘Vaak gaat het om jongeren die in de periode 2013-2014 vertrokken zijn, sommigen nog als minderjarigen. Van de IS of het kalifaat was nog geen sprake, ze vertrokken toen echt met het ideaal om te gaan strijden tegen de vreselijke dictator Assad. Dan moet je die jongens bij hun terugkeer niet als volwassen IS-aanhangers vervolgen, zoals dat helaas in België gebeurt. Ik word geregeld door wanhopige moeders van Syriëstrijders gecontacteerd. Ze willen hun zoon overtuigen naar huis terug te keren, maar dat lukt nooit als hem hier een zware gevangenisstraf boven het hoofd hangt. Ik ben daarover al met het parket-generaal gaan praten. Of ze zich tenminste soepel zouden willen opstellen voor diegenen die als minderjarigen zijn vertrokken? ‘Geen sprake van,’ luidt het antwoord, ‘we onderhandelen niet met terroristen.’

Angstklimaat

Over de zittende magistratuur klinkt hij, in tegenstelling tot Xavier Carette, veeleer positief. Druk van de publieke opinie? Invloed van het tastbare angstklimaat? ‘Valt wel mee’, vindt De Béco. ‘Natuurlijk zijn ook magistraten mensen die de krant lezen en televisie kijken. Toch vind ik niet dat ze hun onafhankelijkheid verloochenen. Neem nu de recente terreurprocessen in Antwerpen en Brussel. De rechters hebben de moed getoond om sommige Syriëstrijders een tweede kans te bieden, zonder toe te geven aan de publieke druk om collectieve voorbeeldstraffen uit te spreken. Ik zeg dat niet om hen de mouw te vegen of uit dankbaarheid voor een gunstig resultaat. In Brussel kreeg mijn cliënt een zware effectieve straf aangesmeerd, terwijl andere beklaagden voor vergelijkbare feiten lichtere straffen met uitstel kregen. Motief van de rechtbank: we zijn niet gerustgesteld dat uw cliënt tot inkeer is gekomen. Sneu voor mij en vooral voor mijn cliënt, maar het illustreert wel dat de rechters hun beslissingen ook in terreurzaken individueel afwegen.’

Na de aanslagen in Brussel werd hij door drie verschillende verdachten gepolst. Hij heeft ze allemaal afgewimpeld. Net als Christophe Marchand neemt Dimitri de Béco geen nieuwe terreurdossiers meer aan. Niet vanwege de werklast, maar om persoonlijke redenen. ‘De aanslagen in Brussel hebben alles in een ander licht geplaatst’, zegt hij. ‘Een van de slachtoffers in Maalbeek was een student rechten van Saint-Louis, de universiteit waar ik zelf lesgeef. Op die manier komt het wel heel dichtbij. Maar dat is niet de enige reden. De terreurdossiers beginnen te wegen op mijn reputatie. Ik heb me de voorbije jaren meer en meer toegelegd op financieel strafrecht. Dat is een ander cliënteel met andere gevoeligheden. Het wordt daar moeilijk aanvaard dat een advocaat ook als raadsman van vermeende terroristen in de schijnwerpers staat. Overigens, mijn voorbehoud geldt alleen voor de verdachten van de aanslagen in Brussel en Parijs. Ik heb intussen wel toegezegd om enkele slachtoffers te verdedigen.’

Media-aandacht

Het is bekend dat toppleiters wel eens pro Deo optreden in geruchtmakende assisenzaken. Fikse uurtarieven laten ze voor die ene keer graag achterwege, de media-aandacht compenseert ruimschoots de gederfde inkomsten. Sommigen zien daar het essentiële verschil met terreurdossiers: met het verdedigen van jihadisten valt geen eer te rapen, enkel publieke afkeuring en haatmails. Dimitri de Béco relativeert de dictatuur van de publieke opinie. ‘De scherpste reacties heb ik niet gekregen door mijn optreden in terreurzaken. De zaak-Aytekin, de jongeman die Merel heeft doodgereden en daarna vluchtmisdrijf pleegde, ligt veel gevoeliger. Maar de ergste verwijten heb ik geïncasseerd toen ik een minderjarige vrij had gekregen die werd verdacht in een zaak van zware agressie in de Brusselse metro. Een Bulgaarse student werd door een bende in elkaar geslagen en van zes meter hoog op de metrosporen gegooid. Ik stond recht in mijn schoenen, het bewijsmateriaal tegen mijn cliënt rammelde langs alle kanten. Ach ja, dat is het lot van strafpleiters. Mensen zien ons letterlijk als advocaat van de duivel, ze denken dat we daar alleen voor de eigen glorie en de poen staan. We kunnen alleen maar blijven uitleggen wat onze rol precies is. En de bal terugkaatsen: willen ze dan liever een justitie zonder processen en zonder procedures? Dan moeten ze maar naar het kalifaat van de IS verhuizen, daar wordt justitie op die manier bedreven.’

Voor een tekort aan terreuradvocaten hoeven we volgens De Béco niet te vrezen. ‘Voor jonge advocaten liggen er zelfs geweldige kansen voor het grijpen’, zegt hij. ‘Terreurdossiers zullen altijd media-aandacht trekken, ideaal om een reputatie als strafpleiter mee te vestigen’.

Hoofdrolspelers

Daarvoor hoeft zijn confrater Sébastien Courtoy het niet meer te doen. Als iemand het statuut van terreuradvocaat kan claimen, dan is het deze 41-jarige strafpleiter. Zijn klandizie bestaat voor bijna honderd procent uit vermeende moslimterroristen, Syriëstrijders en andere vertegenwoordigers van de radicale islam. Anders dan Xavier Carette verdedigt hij ook de hoofdrolspelers. Zoals Marouane El Bali, de ’toevallige’ bezoeker in Verviers die de politieraid heeft overleefd. En Mohamed Bakkali, huurder van een schuiloord in de buurt van Namen waar de aanslagen in Parijs werden beraamd. Zijn meest illustere cliënt is ontegensprekelijk Mehdi Nemmouche, de Franse ex-Syriëstrijder die verdacht wordt van de aanslag op het Joods Museum in Brussel waarbij in mei 2014 vier doden vielen. Courtoy, scherp gebekt, nooit verlegen om een provocatie, wordt in de Franstalige media met Jacques Vergès vergeleken, de legendarische Franse toppleiter die notoire slechteriken zoals SS-beul Klaus Barbie en superterrorist Carlos verdedigde.

‘Voor mij is het in 2005 begonnen met een zaak van antisemitisme’, vertelt hij. ‘Mijn cliënt was de zoon van sjeik Bassam Ayashin, de stichter van het salafistische Centre Islamique Belge. Ik heb dat voor mijn cliënt glansrijk gewonnen, en daarmee was mijn naam in kringen van radicale moslims gemaakt. Afghanistan, Irak, Somalië, Syrië, al wie verdacht werd van betrokkenheid bij netwerken wist mij te vinden. Voor Syriëstrijders haal ik een succesrate van vijftig procent. Al acht van mijn beklaagden werden onschuldig verklaard. Daar vallen twee conclusies uit te trekken. Onze magistraten blijven objectief, dat is een geruststelling in deze tijden van terreurhysterie. Anderzijds betekent het ook dat het parket veel te repressief optreedt. Het spel wordt vuil gespeeld. Het dossier-Bakkali is intussen al 140.000 pagina’s dik. Dat is een bewuste strategie van het parket. Het probeert de verdediging letterlijk in het papier te verzuipen.’

Nemmouche

Courtoy heeft weinig begrip voor collega’s die sinds de aanslagen in Brussel bedanken voor terreurdossiers. ‘Is er dan een dubbele standaard als het over terreur gaat’, vraagt hij retorisch. ‘Keren onze jongens terug uit Syrië of Irak waar ze gruweldaden hebben gepleegd, dan zijn ze verdedigbaar. Maar o wee als ze diezelfde gruweldaden op eigen bodem plegen met Belgische slachtoffers, dan ineens vallen ze niet meer te verdedigen.’ Courtoy weigert zelf ook wel eens terreurdossiers. ‘Ik heb één criterium om cliënten al dan niet aan te nemen’, zegt hij. ‘Kan ik hen geloven of niet? Als bij een eerste gesprek blijkt dat ze de waarheid niet vertellen, haak ik af. Kies maar een andere advocaat, zeg ik dan, er zijn er in Brussel een stuk of vijfhonderd.’

Geldt dat ook voor Nemmouche, een verdachte die geen enkele medewerking verleent aan het onderzoek naar de aanslag op het Joods Museum? ‘Absoluut’, zegt hij. ‘Ik ben ervan overtuigd dat hij me de waarheid heeft verteld. En wees gerust, hij zal die waarheid te gepasten tijde bekendmaken, op zijn proces.’

Het zal wel in de strategie passen, maar Courtoy aarzelt niet om alvast een tip van de sluier te lichten. ‘Voor het parket was het lange tijd een uitgemaakte zaak: de aanslag was het werk van een zogenaamde eenzame wolf. Intussen zijn er echter nieuwe elementen die in een totaal andere richting wijzen. We weten nu dat Nemmouche contacten onderhield met verschillende kopstukken van de aanslagen in Parijs en Brussel, onder anderen Abaaoud, Achraoui en Bakkali. Wie is overigens de onbekende man naast Nemmouche op de videobeelden die na aanslag in de buurt van het Zuidstation werden germaakt? Twee jaar na de feiten is die nog altijd niet geïdentificeerd, maar de beelden zijn wel duidelijk: we zien dat hij Nemmouche een draagtas overhandigt die sterk lijkt op de tas waarin na zijn arrestatie in Frankrijk de wapens van de aanslag werden aangetroffen. Kijk, mijn cliënt geeft toe dat hij betrokken was bij het complot. Maar hij ontkent formeel dat hij de schutter was. Dat begint de onderzoeksrechter ook in te zien. Er is trouwens geen enkel materieel bewijs zoals DNA-sporen dat mijn cliënt aan de plaats van de aanslag linkt.’

Grootspraak van een strafpleiter die het stempel beroepsprovocateur als een geuzennaam draagt? ‘Helemaal niet’, zegt Courtoy. ‘Waarom denk je dat het proces-Nemmouche met minstens een jaar werd uitgesteld, tot eind 2017? Het onderzoek moet helemaal worden overgedaan. Geloof me, ik kijk dat proces met veel vertrouwen tegemoet.’

DOOR ERIK RASPOET, FOTO’S DEBBY TERMONIA

‘Terreurdossiers zijn vaak complexer dan assisenzaken, maar ze worden vergoed als een banale drugszaak: 500 euro per dossier.’ Xavier Carette

‘Wie liever een justitie zonder procedures wil, moet maar naar het kalifaat van de IS verhuizen.’ Dimitri de Béco

‘De terreurdossiers beginnen te wegen op mijn reputatie.’ Dimitri de Béco

‘Onze magistraten blijven objectief, dat is een geruststelling in deze tijden van terreurhysterie. ‘ Sébastien Courtoy

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content