Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Wat had Rosa Luxemburg met Goethe? Wat is de link tussen Jeanne d’Arc en Ulrike Meinhof? In haar installatie ‘Elective Affinities’ ondervraagt kunstenares Ana Torfs handelende personages uit de geschiedenis.

Op de tweede ondergrondse verdieping van de Koninklijke Bibliotheek in Brussel geeft een brede glazen deur toegang tot een consultatiezaal ‘kostbare werken’, een gang met de geëtaleerde werkkabinetjes van Ernest Solvay, Henry van de Velde, Michel de Ghelderode, Max Elskamp en Emile Verhaeren, en een open Schenkingenzaal met lichtbakken in de wanden, voor het tentoonstellen van waardevolle boeken. Tot 11 november zijn deze twee rijen lichtbakken bedekt met vellen zelfklevende, doorzichtige kalkfolie waarop digitale zwart-witfoto’s geprint zijn. Ze behoren tot het nieuwe werk van de Brusselse kunstenares Ana Torfs (39), Elective Affinities/ The Truth of Masks & Tables of Affinities (2000-2002). (Geselecteerd door Chris Dercon in het kader van de ForwArt– biënnale).

De eerste reeks luminante foto’s bestaat uit kluwens van zwarte lijnen die de idee van verwarring doen lijken op een complexe verknoping van gevoelige gedachtenassociaties. Zes foto’s van uitvergrote handen, opstaande en neerhangende, mannelijke en vrouwelijke, vormen de tweede reeks. Ze verwijzen rechtstreeks naar ‘het boek in wording’ dat Ana Torfs onder de vorm van eenzijdig bedrukte, ongevouwen bladen (planovellen) op 14 leestafels in de zaal ter lectuur aanbiedt. Opgevat als een dagboek van haar eigen lectuur in de periode 2000-2002, laat het af en toe interferenties doorschemeren tussen persoonlijke aangelegenheden en brokstukken uit de gelezen boeken. Al een tijd van plan om ‘portretten van handen’ te maken, kwam ze die – toeval bestaat niet – tijdens haar lectuur overal tegen. Zo bijvoorbeeld in het boek Histoire de la vie privée van Jacques Revel, waar de auteur een passage uit de Essais van Montaigne aanhaalt: ‘Wat zullen we zeggen over de handen? We vragen, beloven, roepen, schepen af, bedreigen, weigeren, ondervragen, tellen, biechten, lijden…’

Aan de voet van de pijlers in het midden van de zaal staan 40 plaatjes gegroepeerd. Elk plaatje toont een persoon die zijn of haar gezicht maskeert met een opengeslagen boek. Het plaatje portretteert nadrukkelijk de handen die het boek ter lezing vasthouden, en brengt duidelijk de titel in beeld. Het gaat om belangrijke werken, die ook aan bod komen in Torfs’ eigen ‘boek in wording’. De meeste werpen direct of indirect een indringend licht op de geschiedenis van het kwaad – oorlog, nazisme, jodenvervolging, migratiequota, genocide, terrorisme – vanaf de dag in 1870 dat de gebroeders Goncourt hun dagboek begonnen, tot vandaag.

Ana Torfs blijkt lezend op zoek te zijn gegaan naar schrijvers, filosofen, kunstenaars, cineasten en gewone burgers, mannen en vrouwen, die stelling hebben gekozen tegenover dat kwaad, alleen beschikkend over het woord of het beeld, eventueel over beide tegelijk. Meestal via een associatie naar thema of motief, soms door een gewone cesuur, worden de fragmenten tekst aan elkaar geregen. Ana Torfs maakt geen chronologische opsomming, maar een trans-historische collage waarbij de pertinentie van de morele vragen uit de actualiteit en het recente verleden meer dan eens blijkt voort te komen uit een stuk onverwerkt verleden.

GEDEELDE VOORLIEFDES

In de marge van dit hoofdverhaal laste Torfs kranten- en tijdschriftenartikels aan elkaar die dezelfde thematiek benaderen vanuit actuele journalistieke gezichtspunten. Als grondstructuur voor het hele werk koos Torfs voor een netwerk van Elective Affinities (selectieve affiniteiten), beter bekend als ‘ Wahlverwandtschaften‘ naar het gelijknamige boek van Goe-the (1805). De prins der Duitse Letteren ontleende de term aan de scheikunde, waar hij op een proces van aantrekkingskracht tussen stoffen slaat. De Zweedse scheikundige Torbern Bergmann die de term bedacht, stelde ook Tafels van Affiniteiten op, die Torfs poëtisch genoeg vond om ze te incorporeren in de titel van haar werk.

Goethe spreekt van ‘Wahlverwandtschaften’ om het complexe proces van aantrekking en afstoting tussen geliefden, in weerwil van wettelijke huwelijksbanden, te beschrijven. Van selectieve affiniteiten spreken we sindsdien in algemene zin, wanneer we het over onze gedeelde voorliefdes hebben. Een willekeurig voorbeeld uit het boek van Ana Torfs: ‘This was how I discovered that, along with a fondness for Stendhal, I also shared my fondness for Canetti with W.G. Sebald.’ Militante revolutionairen delen dan weer vaak hun voorliefde voor Faust II van Goethe. Het was een van de lievelingsboeken van Rosa Luxemburg. Toen ze op 15 januari 1919 voor het laatst gearresteerd werd, had ze net tijd genoeg om het in haar tas te stoppen. Dezelfde avond werd ze vermoord.

Blijft de vraag waar Ana Torfs The Truth of Masks vandaan haalde, en hoe de maskers bij haar werkzaam zijn. Het is de titel van een essay van Oscar Wilde (1885) waarin hij aan het eind het waarheidsgehalte van zijn eigen betoog in twijfel trekt. De reden daarvoor is, aldus Wilde, dat er in de kunst geen absolute waarheid bestaat, alleen een ‘artistieke waarheid’. En daarvan heet het dat ‘zijn contradictie ook waar is’. Met de verwijzing naar The Truth of Masks pleit Torfs echter niet zozeer voor een verregaand cultuurrelativisme. Veeleer legt ze er een vitale link mee naar een spectaculair onderdeel van haar installatie.

Het betreft een projectie van tweemaal eenentachtig zwart-witdia’s op twee schuin tegenover elkaar geplaatste schermen. Synchroon met acteur George Van Dam op het tweede scherm, laat actrice Catherine Lemeunier zich frontaal in een serie uitdossingen zien, waarbij beiden telkens een passend smoel trekken. Kostuums en expressies zijn zeer gevarieerd en subtiel afgesteld op die van de tegenspeler. Een kwestie van selectieve affiniteit, zeker, maar toch in de eerste plaats een beeldende evocatie van de ‘Truth of Masks’, in de theaterlijke betekenis van het woord: de acteurs incarneren telkens een persona, het masker van een type. De uitgebeelde types passen als handschoenen in het tijdskader van het corresponderende ‘boek in wording’.

Dit geruisloze defilé van tooien werkt op een analoge manier als de ‘portretten van handen’, zodat hun typering door Montaigne er evengoed op van toepassing is. ‘(Ze) winden op, irriteren, bemoedigen, vloeken, getuigen, bedreigen, oordelen, vergeven, beledigen, vleien, celebreren, kwetsen, beledigen, verzoenen, verwelkomen, zijn blij, klagen…’

Maar wat ze ook uitdrukken, de identiteit van de persoon die de outfits draagt, kan er net zozeer door verborgen worden dan dat ze erin gereveleerd wordt. De waarheid van maskers?

Op de vijfde verdieping, in de cafetaria van de bibliotheek, met zijn brede uitzicht op de daken van Brussel, laat Ana Torfs zich niet pramen om de dicht geweven stof van haar ‘Elective Affinities’ verbaal te ontrafelen. Dat doende maakt ze het weefwerk der uitgelezen verwantschappen veeleer groter dan kleiner. Voor haar vormen de tweelingfoto’s waarop beide acteurs, gekleed in een witte pull, een leeg vel papier voor hun kop houden, het centrale beeld van het werk. ‘Het blad als projectiescherm’ zegt ze, de essentie van haar kunstenaarschap situerend op het veld tussen lezen en verbeelden, een ‘wisselwerking die in Elective Affinities op de spits gedreven is’.

‘Elective Affinities’ ziet ze als de synthese van alles wat ze tot nu toe heeft gemaakt. ‘Het werk is opener, minder gedefinieerd dan voorheen’, in Il Combattimento (video, 1993) over de kleine gebaren achter de grote passies, in de film Zyklus von Kleinigkeiten (1998) en het boek De neef van Beethoven (1999), – beide gebaseerd op de schriftjes met de kribbels van bezoekers aan de dove componist – en ten slotte in de dia-installatie met bijbehorend boek Du mentir-faux (2000) over het proces van Jeanne d’Arc.

Ze ziet een rechtstreekse link tussen Jeanne d’Arc en Ulrike Meinhof, lid van de Duitse Rote Armee Fraktion die terreuracties opzette in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Meinhof (door Torfs opgevoerd in de ‘Elective Affinities’) en Jeanne d’Arc waren allebei vrouwen die intellectueel hoog in aanzien stonden, hun leven op het spel zetten voor hun idealen, en alles zwaar uit de hand lieten lopen. Door een geschakeerde reconstructie van de historische context waarin deze vrouwen handelden, slaagt Torfs er misschien niet in om de waarheid te ontrafelen, maar wel om het gewicht te laten voelen van machtsconstellaties en -manipulaties waartegen geen kruid gewassen bleek.

Wirklich, ich lebe in finsteren Zeiten’, dichtte Bertolt Brecht, en Hannah Arendt wijdde een boek aan Men in Dark Times. Het navlooien van Ana Torfs’ netwerk doet scherper beseffen dat een aantal voorwaarden, die tot de donkerste gruwelen van de twintigste eeuw hebben geleid, wellicht nooit met wortel en tak uitgeroeid zijn.

Jan Braet

Tot 11.11.02, Koninklijke Bibliotheek, Kunstberg, Brussel. Elke dag open van 10 tot 18 u. Het boek (7 katernen) kan worden aangevraagd bij ‘Etablissement d’en face/ projects’ (wo/za 12-19 uur), Dansaertstraat 161, 1000 Brussel (02-219 44 51)

Wat zullen we zeggen over de handen?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content