Een Vaticaans functionaris die kerkkritiek inzake kindermisbruik vergelijkt met antisemitische aanvallen verkoopt lulkoek. Een parlementslid dat de Vlaamse regering op één lijn stelt met de Duitse bezetter vertelt prietpraat. Een krant die bij een opiniestuk over meewarig Vlaanderen een foto van een massagraf plaatst, treitert. Een universiteit die een islamdebat aankondigt onder de titel ‘Leve God, weg met Allah’ handelt populistisch. Een spreker die dat debat wil inleiden met een grapje over Allah, pakt het wat onverstandig aan. Wat opgetrommelde moslims die het debat onmogelijk maken, gedragen zich stom. Hun gewelddreiging tegenover wie een godheid relativeert, is ongepast. Enkele heethoofden die de sharia in België willen invoeren, verkopen onzin.

Toch kunnen lulkoekerige, prietpraterige, treiterende, populistische, onverstandige, ongepaste of onzinnige opinies beschermd zijn onder de vrijheid van meningsuiting. Choquerende, storen-de of beledigende meningen kunnen immers ook beschermd zijn. Het omgekeerde is echter niet juist: meningen móéten niet choqueren, storen of beledigen om beschermde opinies te kunnen zijn. Opiniëring lijkt echter snel dat effect te zoeken, en vaak komt men dan uit in het grensgebied van de expressievrijheid – ook al zijn oncomfortabele meningen net zo goed beschermd als andere.

Veel debatten over meningsvrijheid worden te radicaal gevoerd. Wie in zijn populistische, nonsensicale, treiterende… aanpak op de een of andere wijze wordt geremd of aan kritiek blootgesteld, roept al snel de schending van het fundamentele recht van vrije meningsuiting in. Vaak ten onrechte. Immers, de fundamentele expressievrijheid is allesbehalve absoluut. Ze is wel érg ruim omschreven, maar ze is geenszins onbeperkt.

Ook de uitoefening van fundamentele rechten brengt immers plichten en verantwoordelijkheden mee. Dat houdt in dat ook expressievrijheid dient te worden beoefend met vooruitzicht en voorzorg.

Men is snel verleid om de vrijheid van de eigen mening te verabsoluteren. Zo beschreef de hoofdredactrice van Le Soir (26 maart) de onaanvaardbare massagrafillustratie als een hoogtepunt van democratisch inzicht, of werd het Antwerpse debat-incidentje Groot Nieuws.

De hoofdredacteur van De Standaard (2 april) pleitte voor de aanvullende werking van ‘goede manieren’ ten aanzien van vrije meningsuiting, en daar is wat voor te zeggen. Juridisch is meningsuiting immers maar beschermd binnen een zeker kader, en dat kader bestaat uit waarden, die de grondslagen zijn van het rechtsbestel. De juridische garantie van meningsuiting, die gelukkig ruim is, is deel van dat rechtsbestel – een belangrijk deel, maar slechts een deel. Dat brengt mee dat bij beoordeling van uitingen rekening wordt gehouden met de grondslagen van het rechtsbestel in het algemeen en van de expressievrijheid in het bijzonder.

Die waarden of grondslagen zijn de waardigheid van élk menselijk individu, de democratische staatsorganisatie, en de rechtsstaat.

De eerste grondslag brengt al mee dat je de spreker laat spreken, ook al ben je het oneens met zijn of haar verwerpelijke mening. De tweede grondslag brengt mee dat je je correct gedraagt in de omgeving waarin je optreedt – een openbaar debat, het verkeer, een relatie, een sport- club, je werk of wat de om-gevingsfactoren ook zijn; de afspraken die daarover in een democratie gelden binden iedereen. De derde grondslag brengt mee dat je je geen eigenrichting verschaft, dit is: je eigen gelijk níét tracht op te leggen of te bekomen door dreiging, geweld of obstructie. In een debat tracht je te overtuigen en kun je vrij andermans mening met je eigen meningen bestrijden. Maar dat doet men verbaal, door tegenspraak, zodat men bijdraagt tot the marketplace of ideas. Overdrijving, provocatie, brullen en roepen zijn in beginsel beschermenswaardig, maar bedreiging en geweld zijn dat niet.

Kortom: meningen zijn vrij en ze kunnen redelijk vrij worden geuit. Ze mogen raar, afwijkend of banaal zijn. Maar meningen die zich buiten het samengevatte kader van waarden plaatsen, plaatsen zich ook buiten het juridische beschermingskader.

Leo Neels doceert mediarecht aan de UAntwerpen en de K.U.Leuven.

door Leo Neels

Overdrijving, provocatie, brullen en roepen zijn in beginsel beschermens-waardig, maar bedreiging en geweld zijn dat niet.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content