Het hof van beroep in Gent verkocht niet alleen wielrenner Frank Vandenbroucke een uppercut, maar ook zijn advocaten Luc Deleu en Johnny Maeschalck. ‘De sport wordt steeds vaker als symbooldossier gebruikt.’

Zo assertief als, euh, wielrenner Frank Vandenbroucke (VDB) klonk tijdens het Belgisch kampioenschap in Saint-Hubert – ‘Ik gá in cassatie. Ik zál niet kraken’ – zo aangeslagen klonk zijn advocaat Luc Deleu (58) nadat de raadsheer zijn cliënt donderdag in beroep een boete van 250.000 euro had opgelegd. ‘Een veel efficiëntere boete dan een werkstraf’, had de rechter gesproken. En en passant had hij er nog een scheldtirade aan het adres van Frank Vandenbroucke aan toegevoegd. ‘Een narcist. Iemand met echtelijke en drankproblemen. Een drugsverslaafde.’

Luc Deleu, de rechterhersenhelft van het Brusselse advocatenduo Deleu-Maeschalck, viel net niet van zijn stoel. Zes maanden geleden, toen de rechter in Dendermonde VDB een werkstraf van 200 uur had opgelegd, hadden zijn advocaten in samenspraak met VDB’s management beroep aangetekend. ‘Omdat de wielerbond je al heeft geschorst,’ hadden ze geargumenteerd, ‘ben je eigenlijk al gestraft.’ Een geschorste renner hoort gewoon vrijgesproken te worden voor de correctionele rechtbank, was de impliciete boodschap.

Het hof van beroep van Gent heeft die redenering niet gevolgd. Het heeft het hele dossier opnieuw bekeken en VDB niet als sportbeoefenaar, maar als druggebruiker bestraft. Zelfs al ging het over de dopingproducten waarvoor de wielerbond VDB in 2002 al had geschorst. ‘Het bizarre is,’ briest Luc Deleu, ‘dat er amper over de strafmaat is gediscussieerd: het parket vroeg de bevestiging van de straf in Dendermonde, en het eigenlijke debat ging erover of de tuchtsanctie strafrechtelijke vervolging nu uitsluit of niet. En op die vraag geeft het arrest geen antwoord: het stelt dat een sporter die doping gebruikt, vanaf een bepaalde grens met een drug- gebruiker gelijkgesteld mag worden. Maar wáár die grens ligt, laat het in het midden. De discussie is nog niet gesloten: niet over het principe, noch over de grens tussen drug- en dopinggebruik.’

Het lijkt een staaltje juridische spitstechnologie, maar het hoeft nauwelijks te verwonderen dat het ook de sport treft. Jonge advocaten als Laurent Denis, die Club Brugge van contractbreuk beschuldigt namens (gewezen) trainer Trond Sollied, of Jean-Louis Dupont – de man van het arrest-Bosman, dat de transfervergoedingen verbood bij voetballers aan het einde van hun contract – duiken steeds vaker op als er over sport moet worden gediscussieerd. En ook gentleman-pleiter Deleu, een flamboyante figuur met fijn maatpak en gel in de haren, en zijn vennoot Johnny Maeschalck (53), een rechtlijnige jurist met een gulle glimlach en een zuinig baardje, zijn spilfiguren in de interactie tussen sport en recht.

Sport of recht

Halfweg de jaren zeventig was Maeschalck een van de pioniers van het toen nog prille sportrecht. Toen hij in een van zijn eerste zaken wielrenner Jean-Pierre Berckmans verdedigde, gaapte er een diepe kloof tussen de juridische wereld en de sport. Berckmans was tijdens een wedstrijd door zesdaagsekoning René Pijnen aangereden en eiste voor de correctionele rechtbank schadevergoeding voor de schedelbreuk die hij daarbij had opgelopen. Dat was heel erg not done in die periode. Sportleiders namen voetstoots aan dat ze binnen de muren van het stadion ongestraft hun eigen regels mochten opleggen, sporters durfden niet naar de rechter te stappen uit vrees te worden uitgerangeerd. ‘Het was geen sport én recht,’ zegt Maeschalck met een boutade, ‘maar sport óf recht: in 1976, toen ik mijn eerste dopingzaak moest pleiten, vloog ik gewoon buiten op de wielerbond.’

Het keerpunt? Het Bosman-arrest. In de vroege jaren ’90 was de jonge voetballer Jean-Marc Bosman zijn beklag gaan doen bij een jonge advocaat, die plots opmerkte hoe het Europees recht van toepassing was op de transferreglementering in het voetbal. Op 15 december 1995 gaf het Europees Hof Bosman gelijk. In die periode begon het werkvolume van sportadvocaten hand over hand toe te nemen. ‘Plots stroomden de jonge voetballertjes toe op het kantoor’, zegt Maeschalck. ‘Je zag ze denken: als de grote profvoetballer Jean-Marc Bosman transfervrij wordt, hoe zou een club mij dan kunnen vasthouden omdat ik op mijn zevende een kruisje onder een aansluitingskaart heb gezet?’ Clubs en werkgevers waren in één klap vogelvrij.

Intussen lijkt de storm wat geluwd. Vanuit hun underdogpositie hebben Maeschalck en co de voorbije decennia wetgevingen kunnen omturnen (bijvoorbeeld na de eerste uitspraken in de zaak-Vandenbroucke) en het respect voor de rechten van de sporter vergroot. Clubs en sportmanagers lijken zich morrend te schikken naar de nieuwe realiteit. Hooguit wordt er nog over de omvang van de opzeggingsvergoedingen gediscussieerd. Of over speelkansen: Alexandros Kaklamanos en Davy De Beule daagden hun clubs voor de rechter toen de trainer hen moedwillig naar de B-kern verbande. ‘Maar doorgaans wordt de wet van 1978 niet meer ter discussie gesteld’, zegt Maeschalck. ‘Ik denk dat de clubs aan zelfcensuur doen.’

Desondanks is het aantal conflicten tussen sport en justitie allerminst gedaald. De sportcodex – een boek waarin Maeschalck de wetten en decreten heeft verzameld die op sport van toepassing zijn – was in 1993 400 bladzijden dik. De herwerkte versie die in september 2005 uitkomt, zal 900 bladzijden tellen. Ook het aantal dossiers stijgt gestaag. ‘Het kantoor heeft in de voorbije jaren tachtig dossiers voor voetbalclub Anderlecht behandeld’, zegt Deleu. Plus een onnoemelijk aantal klachten van kleinere clubs en sporten – volleybal, basketbal, triatlon, zelfs kaatsen. Maeschalck: ‘Zo hebben minstens tien pelottespelers hun transfer via de rechtbank afgedwongen.’

Sinds Deleu eind 1996 in het sportrecht rolde – Anderlecht zocht een Nederlandstalige advocaat om Gilles De Bilde vrij te pleiten van een vuistslag tegen AA Gent-speler Krist Porte – heeft hij het karakter ervan drastisch zien veranderen. ‘Vroeger ging het om geschilletjes tussen spelers en hun clubs, of over sporters die schadevergoeding claimden voor een blessure. Nu gaat het over sport op televisie (Telenet versus Belgacom, nvdr) over mededinging (Roland Duchâtelet die belangen heeft in Sint-Truiden én Germinal Beerschot, nvdr), over portretrechten en zelfs over selectie (judoka Christelle Deliège versus Jean-Marie Dedecker, nvdr). We zijn met doelman Filip De Wilde naar Sporting Lissabon en met verdediger Lorenzo Staelens naar het Japanse Oita gereisd om clausules over portretrecht in hun contracten te laten opnemen’, zegt Maeschalck. Hij zucht. ‘Eigenlijk zouden sporters veel meer op zulke problemen moeten anticiperen.’

‘Sport wordt steeds meer entertainment’ stelt Deleu, ‘met een heel eigen, economische logica en met één fundamenteel probleem: dossiers over sportrecht staan in de krant voor ze op het bureau van de advocaten zijn beland. Daardoor is het vermoeden van onschuld volledig weg.’ En daarom ook is het ontbreken van een beroepsmogelijkheid zo’n onoverkomelijk probleem: wie bijvoorbeeld voor de tuchtrechter van de wielerbond is veroordeeld, kan alleen verhaal halen bij het Tribunal Arbitral du Sport (TAS) in Lausanne, met een dure procedure en in het Frans of het Engels. ‘De globalisering heeft keihard toegeslagen in het sportrecht’, bedenkt Deleu. ‘Helaas zijn we er niet in geslaagd om op dat internationale niveau een democratische rechtsprocedure in elkaar te boksen die de nodige garanties biedt. Het Internationaal Olympisch Comité (IOC) en het WADA (het dopingagentschap van het IOC) voelen zich onfeilbaar, en gaan zo in tegen de rechten van de atleet.’

Het is een nauwelijks mis te verstane verwijzing naar de zaak van triatleet Rutger Beke, een cliënt van Deleu en Maeschalck, die enkele maanden geleden eindelijk zijn vraag ingewilligd zag naar extra onderzoek na een positieve epotest van goed een jaar geleden. ‘De sport’, klaagt Deleu, ‘wordt al te vaak als symbooldossier gebruikt.’ Deleu zegt het niet met zoveel woorden, maar wellicht bedoelt hij dat het in de zaak-Vandenbroucke niet anders is geweest. Hormonenmagistraat Johan Sabbe verkondigt al jaren dat hij de netwerken achter de sportdoping wil onderzoeken, omdat die volgens hem dezelfde zijn als de netwerken die hormonen en drugs verdelen. Met het VDB-arrest heeft hij in elk geval een uitspraak gekregen die die poort helemaal opengooit.

Frank Demets

‘Toen ik mijn eerste dopingzaak ging pleiten, vloog ik buiten bij de wielerbond.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content