Over vijf jaar is er geen industriële landbouw meer. Vlaanderen moet investeren in een kwalitatieve reconversie. Een gesprek met Jean-Pierre De Leener.

Eerst waren er de kippen en Karel Pinxten (CVP) en Marcel Colla (SP). De ministers waren sneller verwijderd dan de kippen. Maar het voedselschandaal bleef uitdijen. De sector hield het bij een nieuw en weliswaar pijnlijk accident de parcours. Aan de efficiënte productiemethoden van de industriële landbouw en aan de productie van kippen, kalveren en varkens mocht vooral niet worden getwijfeld.

Het Vlaams Agrarisch Centrum (VAC) is een jonge boerenorganisatie die zich wel kritisch opstelt tegenover onder meer de grote veevoederfabrikanten die de vleesproductie in handen hebben. Het VAC groepeert drieduizend boeren die grondgebonden werken en stimuleert ook de biologische landbouw. Een gesprek met Jean-Pierre De Leener, halftijds biologisch tuinder en halftijds VAC-medewerker.

Jean-Pierre De Leener: Vroeger maakten wij het onderscheid tussen familiale landbouw en integratie. Het begrip familiale landbouw is te veel misbruikt. Daarom hebben we het nu over boerenlandbouw en industriële productie. Boerenlandbouw is de grondgebonden landbouw: akker- en tuinbouw, fruitteelt, melkveehouderij, dat deel rundvee- en varkenshouderij dat niet in handen is van de handelaars.

Er is een onderscheid tussen boerenlandbouw en biolandbouw.

De Leener: Boerenlandbouw is familiaal en grondgebonden. Biolandbouw is een productiemethode en vandaag de milieuvriendelijkste vorm van boerenlandbouw.

De industriële landbouw is de integratie.

De Leener: 95 procent van de legkippen en de mestkuikens, bijna 100 procent van de kalveren en dik 90 procent van de mestvarkens zijn in handen van de grote veevoederfabrikanten. De boer is alleen nog eigenaar van de stallen. De veevoederproducenten leveren het voeder en de dieren en betalen de boer per kop voor het geleverde werk.

Het mestactieplan voerde het begrip gezinsbedrijf in.

De Leener: Dat was een goede zaak. Maar de Boerenbond zorgde er meteen voor dat mensen die in feite met handen en voeten aan de grote veevoederfabrikanten waren gebonden, als zelfstandigen werden beschouwd. Wie met de grote veevoederfabrikanten prijsgarantiecontracten afsluit, beheert officieel ook een familiaal bedrijf. De verkoop van voeders en dieren wordt op factuur gezet, maar die facturen worden nooit betaald. De bedoeling was om de boer als juridische eigenaar van de dieren ook eigenaar te maken van de mest. Maar niet alle grote veevoederfabrikanten sloten zo snel prijsgarantiecontracten. Die groep dreigde vanaf 1 januari 1999 voor elke niet verwerkte ton te betalen. Voor hen werd het tweede mestactieplan geschreven, op verzoek van de Boerenbond en de CVP. Volgens dat plan betaalt niet langer de eigenaar, maar de boer voor de verwerking van de mest. Dat bewijst hoe tegengesteld de belangen zijn van de grote veevoederfabrikanten en de boeren. De boeren hoeven zich weinig illusies te maken. Als er in de kalversector onvoldoende te verdienen valt, laten de veevoederfabrikanten hen vallen. Ze vullen de stallen niet meer op. Na een tijd mogen sommige boeren tegen een lagere prijs hetzelfde werk doen. Of ze mogen stoppen.

De schijneigendom van de prijsgarantiecontracten zal ook gevolgen hebben tijdens deze crisis?

De Leener: Ik verwacht dat de veevoederfabrikant de schijneigendom zal gebruiken om de boeren niet te betalen. Zo blijft de industrie buiten schot. De boer die in de integratie is getuimeld, zal andermaal de dupe zijn.

De grote boerenorganisaties verdedigen de hele sector. U niet.

De Leener: De boerenlandbouw kan zich niet vereenzelvigen met de sector die zo dikwijls bewees tegen haar te ageren. Vanwaar komt de hormonenproblematiek? Van de grote vetmesters die bij de boeren dieren kopen om ze in drie, vier weken met hormonen honderd kilogram zwaarder te maken. Vanwaar komt de varkenspest? Uit de integratie en de invoer van biggen. Vanwaar komt de antibiotica? Mensen die varkens houden op contract, hoeven zich van het veevoeder niets aan te trekken. Daar zorgt de veearts wel voor. Wie is er de dupe? De boer die geen antibiotica gebruikt. Wie een beter product voortbrengt, komt zo altijd in een zwakkere positie.

Leidt de industriële productie onvermijdelijk tot dit soort van crises?

De Leener: Een van de problemen van integratie is dat er aan het product zelf niets hoeft te worden verdiend. De veevoederfabrikant verdient aan het voeder. Als ze daar nog afval zoals destructievet (dat van de slachterijen wordt afgevoerd naar het vilbeluik) kunnen tussendraaien, is de winst nog groter. De veevoederfabrikant vergeet dat hij met voeding werkt. De afstand met de consument is te groot.

Zou een gewoon boerenbedrijf anders reageren?

De Leener: Een boer die in januari voelt dat de productie van eieren fors zakt, zal anders reageren dan een industrieel complex dat leeft van de afname van voeder en minder van de verkoop van eieren of kippen. Daarbij komt dat weinig boeren die zelf hun voeder mengen, daar destructievet of andere minderwaardige producten bij zouden doen. Een veevoederfabrikant die met mengvet zijn voer een frank per kilo goedkoper maakt, voelt dat onmiddellijk aan zijn omzet.

Straks gaat het debat over de controle op de vetsmelterijen. Maar is het logisch dat dat vet in de productieketen terechtkomt?

De Leener: Natuurlijk niet. Het is geen toeval dat een biolabel het gebruik van deze vetten verbiedt.

Iedereen pleit nu voor een eengemaakte controledienst.

De Leener: Daar gaat het niet over. Wat we nodig hebben, zijn goede controleurs die hun werk mogen doen. Eigenlijk zou ons landbouwbeleid de volksgezondheid en een kwalitatief product op het oog moeten hebben. Bij ons krijgt de industriële productie de voorrang. Maar die industriële productie rekent de externe kosten nooit aan. De watervervuiling, de transportkosten van de overzeese grondstoffen, de opslag van de overproductie worden door de gemeenschap betaald. Als we in de grondgebonden landbouw vraag en aanbod zouden laten spelen, zouden de boeren meer produceren als de prijzen goed zitten, en minder als de prijzen zakken. Die golfbeweging is uit de landbouw verdwenen. Zolang er maar aan het voeder wordt verdiend, doet de industrie voort.

De echte boeren verliezen alleen maar terrein.

De Leener: Ja, tenzij ze onder een label gaan produceren: een label van vlees zonder hormonen of antibiotica, of van biologische teelt. Of als ze de handel zelf in handen nemen. De rechtstreekse verkoop kan huisverkoop zijn, maar ook het openen van een winkel of een slagerij op een boerderij. De winstmarge van de rechtstreekse verkoop houdt uw kwalitatief beter product betaalbaar. Gezonde producten hoeven dus niet duurder te zijn.

De boeren zijn financieel afhankelijk van de Boerenbond.

De Leener: Dat wordt overdreven. Het is niet omdat iemand een lening heeft bij een bepaalde bank, dat hij niet anders kan boeren. Een boer die zijn lening aflost, heeft daar geen last van. Maar hij moet zich wel anders organiseren. In de varkenshouderij worden nu prijzen van 25 à 30 frank per kilo betaald. Een boer die maandelijks 200.000 frank moet bijleggen, houdt dat misschien één maar zeker geen twee jaar vol. Daarom zegt een aantal mensen: we stappen uit dat systeem, we willen een beter product leveren. Maar bij gebrek aan afzetkanalen, moeten ze de verkoop zelf organiseren.

De industriële productie is snel overplaatsbaar naar, bijvoorbeeld, Polen. Daar liggen de lonen en de milieunormen lager.

De Leener: Dat geldt ook voor biologische landbouw. Als iemand in Polen 10.000 ha koopt, is die vertrokken voor een biologische massaproductie. Alleen valt te vrezen dat zodra zulke grote machten met de biologische landbouw beginnen, binnen de kortste keren de lastenboeken onder druk komen. De Europese Unie velt over de contractvoorwaarden voor de biologische dierlijke productie een oordeel op 14-15 juni. Noordelijke landen dringen erop aan om de varkens in de bestaande stallen te laten zitten, maar ze wat biologisch te voederen. Dan zouden dat wel biologische varkens worden.

Misschien is Vlaanderen zo klein dat er alleen plaats is voor kwalitatief hoogstaande landbouw.

De Leener: Alleen al wegens de milieuproblemen is er in Vlaanderen geen plaats voor industriële landbouw. Het tweede mestactieplan zorgt er slechts voor dat wie nu vlees produceert, het nog vijf jaar uitzingt. Tegen die tijd is het milieuprobleem niet opgelost, want de grote veevoederfabrikanten doen gewoon voort. Maar over vijf jaar hebben ze hun investeringen afgeschreven en hebben ze andere markten verkend. Kippen en varkens blijven drie tot zes maanden in de stal en zijn dus snel gedelokaliseerd. Onze industriële productie is gedoemd om te verdwijnen. Het probleem is dat de integratie intussen de landbouw met toekomst ook kapot heeft gemaakt.

Europa werkt aan een nieuw landbouwbeleid. Is daar plaats voor verandering?

De Leener:Agenda 2000 (de hervorming van het Europees landbouwbeleid) steunt op twee pijlers. Europa moet meespelen op de wereldmarkt. Dat kan Vlaanderen niet met zijn dure arbeid, dure grond en dure voeders. Maar Agenda 2000 mikt ook op een plattelandsbeleid, naar aanleiding van de leegloop van het Franse platteland. Wallonië zal zich daar voor een deel op inschrijven. Als Vlaanderen dat ook doet, kan het omschakelen naar kwalitatieve landbouw, met Europees geld.

Kan de wereldmarkt die kwaliteit dan niet bieden?

De Leener: Kijk naar de discussie tussen Europa en de Verenigde Staten over de genetische manipulatie. Als wij geen eigen productie hebben, kunnen wij niets eisen. Willen we nog wel landbouw in Vlaanderen, dan moeten we kiezen voor grondgebonden landbouw. Dat is de enige manier om onze landbouw maar ook natuur, landschap en milieu op een betaalbare wijze te beheren. We hebben nog wat open ruimte. Ofwel laten we die door loonwerkers bewerken voor een zeer klein deel van de wereldmarkt en geven we in de natuur- of natuurverwevingsgebieden onderhoudspremies aan boeren. Dat is een verkeerde keuze voor een vervuilende landbouw in agrarisch gebied en een oneconomische landbouw in de natuurgebieden. In de plaats krijgen we massaproductie en een landschap dat wat holle wegen en hagen bewaart, maar geen ziel meer heeft. Wij verkiezen een andere weg. We willen de boerenlandbouw steunen en milieuvriendelijk uitbouwen en de rechtstreekse verkoop bevorderen.

Is dat rendabel?

De Leener: Aardappelen kunnen we op twee manieren telen. Een boer kan eenkilocontract maken met de fabriek. Hij krijgt dan twee frank per kilo en probeert daar zestig, zeventig ton aardappelen voor te produceren. Een boer kan zijn aardappelen ook rechtstreeks aan de consument verkopen. Dan is hij tevreden met de helft van de productie. Hij hoeft minder kunstmest te gebruiken en minder te sproeien, maar zal betere consumptieaardappelen hebben. Een ander voorbeeld: in plaats van zoveel baktarwe te importeren, kunnen onze boeren zelf leveren aan bakkerij X of Y, zoals we nu in Zeeland zien.

En uw veevoeders dan?

De Leener: Er zijn in Vlaanderen veel mensen en veel varkens. De Boerenbond wil geen varken minder. Wij willen kwaliteit en minder productie.

Als u zo’n verhaal vertelt in een afgelegen parochiezaal, wordt er dan onbedaarlijk gelachen?

De Leener: Er wordt niet mee gelachen. Er wordt hard op gereageerd. Begrijpelijk, omdat veel boeren ons betoog als een aanslag op henzelf, hun werk en hun investeringen beschouwen. Maar die boeren zijn dikwijls door het beleid in die richting geduwd. Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds zit met ongebruikt geld – de boeren investeren niet. Eric van Rompuy (CVP, Vlaams minister van Landbouw en Economie) wou dat geld gebruiken voor de agro-industrie. We zouden dat kunnen gebruiken voor de omschakeling naar kwaliteitsvolle landbouw.

Is er nog toekomst voor de landbouw?

De Leener: De echte boeren willen boer blijven en beseffen dat er wat moet veranderen. Sommige kinderen uit boerengezinnen willen terug naar de stiel, als die toekomst biedt. Zij zouden aan de slag kunnen op de gronden van boeren die er stilaan mee ophouden. Nu al starten boeren met zo’n kwaliteitsvolle productie. Maar de overheid steunt hen niet. De Vlaamse regering houdt vast aan intensieve veehouderij en tuinbouw. De eerste is virtueel failliet wegens milieuredenen, de tweede wegens economische redenen.

Peter Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content